Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZLY:2011:BU8985

Rechtbank Zwolle-Lelystad
06-12-2011
21-12-2011
576095 HA 11-242
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Arbeidzaak. Ontbinding. Ziekenhuis verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst met medisch specialist met wie de drie andere specialisten van de vakgroep niet meer willen samenwerken. Hoewel de betrokken specialist niet veel te verwijten valt, moet hij om reden van zoveel behoud van continuiteit en kwaliteit van patientenzorg wijken. Het handelen van de andere specialisten wordt aan het ziekenhuis toegerekend. Aannemelijk wordt geacht dat de betrokken specialist nog wel een enigszins vergelijkbare positie zal kunnen vinden. De onzekerheid daarvan komt (in ieder geval deels) voor rekening van het ziekenhuis in de vorm van veel hogere vergoeding dan de uitkomst van de kantonrechtersformule omdat de kans dat de betrokken specialist meer aan vergoeding zal hebben ontvangen dan hij aan inkomsten heeft verloren in de gegeven omstandigheden groter behoort te zijn dan andersom.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2011-1053
VAAN-AR-Updates.nl 2011-1053

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD

sector kanton – locatie Zwolle

zaaknr. : 576095 HA VERZ 11-242

datum : 6 december 2011

Beschikking op een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst

in de zaak van:

de stichting STICHTING ISALA KLINIEKEN,

gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,

verzoekende partij, verder te noemen: ‘Isala’,

gemachtigde mr. A.J.D. Bekius, advocaat te Zwolle,

tegen

de heer [WERKNEMER],

wonende te [woonplaats],

verwerende partij, verder te noemen: ‘[werknemer]’,

gemachtigde mw. mr. S. de Graaf, advocaat te Amsterdam.

De procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van:

- het verzoekschrift d.d. 30 september 2011 met bijlagen,

- het verweerschrift d.d. 15 november 2011 met bijlagen en

- de bij faxbrief d.d. 18 november 2011 van de zijde van Isala ingezonden nadere productie.

De mondelinge behandeling is gehouden op 22 november 2011. Verschenen zijn:

- namens Isala haar lid van de Raad van Bestuur, de heer [T], arts, bijgestaan door mr. Bekius voormeld, en

- [werknemer], bijgestaan door mr. De Graaf voormeld.

Isala en [werknemer] hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten (Isala aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de kantonrechter zijn overgelegd) respectievelijk toegelicht en geantwoord op vragen van de kantonrechter.

Het geschil

Isala heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [werknemer] wegens gewichtige redenen onder toekenning van een vergoeding naar billijkheid ad € 26.112,00.

[werknemer] heeft zich verzet tegen een ontbinding en de afwijzing van het verzoek bepleit. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat bij een ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet eerder zal worden ontbonden dan per 1 juli 2012 en aan hem een vergoeding naar billijkheid wordt toegekend ter grootte van € 1.207.680,00 bruto.

De vaststaande feiten

Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast.

a. Isala is in 1998 voortgekomen uit de fusie van het Sophia Ziekenhuis en het ziekenhuis De Weezenlanden. Zij exploiteert thans op twee locaties in Zwolle een ziekenhuis. In verband met nieuwbouw op de locatie van het Sophia Ziekenhuis zal eind 2012 / begin 2013 de locatie De Weezenlanden worden gesloten.

b. Vanaf 2002 zijn alle toenmalige vakgroepen en maatschappen van beide locaties gefuseerd, behoudens de vakgroep met psychiaters in dienstverband van de locatie Sophia (de heren [L], [S] en [K]) en de maatschap met vrijgevestigde psychiaters van de locatie De Weezenlanden (de heren [S], [G] en [werknemer]). [werknemer] was vanaf 1 januari 1985 vrijgevestigd zenuwarts/psychiater op de locatie De Weezenlanden. De samenwerking en de integratie kwam niet van de grond om reden van het verschil in juridische positie tussen de psychiaters van de twee locaties.

c. Na het vertrek van [G] per oktober 2009 is intensiever onderhandeld tussen Isala enerzijds en [S] en [werknemer] anderzijds over een overgang van vrije vestiging naar een dienstverband dat op 14 oktober 2010 heeft geleid tot overeenstemming over een indienst-treding van zowel [S] als [werknemer] bij Isala als psychiater in dienstverband per 1 januari 2011. In dat kader heeft Isala een vergoeding voor goodwill betaald aan zowel [S] als [werknemer].

d. Het thans voor [werknemer] geldende salaris bedraagt € 13.056,00 bruto per maand inclusief alle toeslagen en de vakantiebijslag, zulks op basis van een gemiddelde werkweek van 45 uur. [werknemer] is geboren op 15 maart 1953.

e. Artikel 17 van de tussen partijen opgemaakte arbeidsovereenkomst luidt voor zover relevant:

‘Partijen spreken expliciet af dat de periode voorafgaand aan dit dienstverband, waarin de medisch specialist als vrijgevestigde werkzaamheden voor werkgever heeft verricht, bij een beëindiging van het dienstverband niet wordt meegeteld in de berekening van de duur van het dienstverband.

Bij de berekening van een eventuele vergoeding wegens beëindiging van het dienstverband wordt derhalve uitgegaan van een aanvang van het dienstverband per 1 januari 2011. (…)’

f. Artikel 14 van de arbeidsovereenkomst luidt voor zover relevant:

‘Het is de medisch specialist toegestaan de volgende nevenwerkzaamheden te verrichten: het geven van lezingen, trainingen en coaching en het opstellen van rapporten. Dit voor zover het de medisch specialist niet hindert in het goed en volledig uitvoeren van zijn werkzaamheden als psychiater bij werkgever. (…)’

g. Isala heeft in september 2010 de heer [L], extern organisatie-adviseur in de gezondheidszorg, aangesteld om het proces van intensivering van de samenwerking tussen de psychiaters van de twee locaties te begeleiden tot de vorming van één vakgroep.

h. Eind oktober 2011 hebben [K], [L] en [S] aan Isala kenbaar gemaakt dat zij bij nader inzien een samenwerking met [werknemer] niet zien zitten. Samengevat hebben zij daartoe aangevoerd dat [werknemer] huns inziens zijn eigen gang gaat en niet in een groep functioneert, dat hij niet geïnteresseerd is in het opleiden van co-assistenten, dat hij, in tegenstelling tot henzelf, niet werkt volgens de standaarden van hun beroepsgroep maar volgens zijn eigen standpunten en dat hij zich overigens niet houdt aan administratieve afspraken. [K] heeft per brief van 25 januari 2011 een en ander bevestigd, mede namens [L] en [S].

i. Bij brief van 8 december 2010 heeft [T] voormeld namens de Raad van Bestuur aan [werknemer] en [S] onder meer meegedeeld dat de raad onaangenaam is verrast door het standpunt van de psychiaters dat zij niet met [werknemer] willen samenwerken en dat zulks een ernstig probleem creëert. De brief vervolgt met dat de raad thans kan kiezen uit twee opties, te weten het opleggen van een verplichting tot samenwerking dan wel het onderzoeken van de mogelijkheid van een integratie met vier psychiaters met als voorwaarde het vinden in overleg met [werknemer] van een alternatief voor hem, dat de raad alles afwegende thans niet kiest voor de eerste optie, dat op de integratie thans snel resultaten moeten worden geboekt. In de brief is voorts verwoord dat de raad de bezwaren van de vakgroep tegen [werknemer] niet onderschrijft en dat [werknemer] onder geen beding ‘de zwarte piet’ van de thans ontstane situatie mag worden toegespeeld.

j. Nadat de psychiaters van de locatie Sophia ook in en na minnelijk, door [L] begeleid overleg hun bezwaren tegen de samenwerking met [werknemer] hebben gehandhaafd, heeft [T] namens de Raad van Bestuur per brief van 4 februari 2011 aan alle vijf psychiaters een aanwijzing tot samenwerking gegeven die, na een schets van de voorgeschiedenis, luidt:

‘Ik verwacht van u dat u de wederzijdse uitsluiting van personen terzijde stelt en onvoorwaardelijk werk gaat maken van de samenwerking. Voor mij houdt dat in dat u ingaande heden zowel in persoon als collectief constructief uw bijdrage levert aan de volgende zaken:

a. Integratie van uw beider vakgroepen binnen 3 maanden na heden tot één vakgroep waar op een professionele wijze wordt samengewerkt en doelmatige, effectieve en efficiënte zorg wordt verleend, die tegemoet komt aan de behoeften binnen de Isala klinieken en voldoet aan de normen en eisen zoals gesteld door de IGZ en uw wetenschappelijke vereniging. (…)

b. Lateralisatie van de polikliniek en PAAZ van de locatie Weezenlanden naar de locatie Sophia, (…), zodat de lateralisatie uiterlijk eind dit jaar voltooid zal zijn;

c. Behoud van de bevoegdheid tot het opleiden van arts-assistenten tot psychiater;

d. Structureel overleg Vakgroep - leiding van de PAAZ en de verpleegkundige staf en investeren in de relatie psychiaters - verpleegkundigen/therapeuten.

[L] zal dit proces namens de Raad van Bestuur begeleiden en periodiek aan mij rapporteren over de voortgang en ieders aandeel daarin. (…)’

[T] heeft per brief van 14 februari 2011 deze brief in zoverre gerectificeerd dat hij heeft misverstaan dat [S] en [werknemer] de samenwerking hebben uitgesloten, dat hem is gebleken dat zulks niet het geval is en voor het overige het gestelde in die brief gehandhaafd.

k. Het Stafbestuur (het bestuur van Vereniging de Medische Staf (specialisten) binnen Isala tevens adviesorgaan binnen Isala) heeft per brief van 17 februari 2011 aan de vijf psychiaters, voor zover relevant, medegedeeld:

‘Het Stafbestuur heeft naar aanleiding van de recente gesprekken met alle psychiaters van de Isala Klinieken, grote zorgen over de samenwerking tussen de psychiaters, werkzaam in De Weezenlanden, en de psychiaters werkzaam in het Sophia. Daarnaast spreekt het Stafbestuur zijn zorgen uit de over de continuïteit en kwaliteit van zorg en over het voortbestaan van de ziekenhuispsychiatrie in zijn huidige vorm en omvang. (…)

Tot op heden is het Stafbestuur, gezien alle reacties, er niet gerust op dat [de aanwijzing tot samenwerking, ktr] daadwerkelijk tot samenwerking gaat leiden. De indruk bestaat dat wel gezegd wordt dat er wel zal worden samengewerkt, maar dat via een discussie over de inhoud er alsnog een uitsluiting van collega [werknemer] wordt nagestreefd. Zo is dat ook door collega [S] verwoord.

De voorwaarden om tot samenwerking te komen, zijn: gelijkwaardigheid, vertrouwen en acceptatie van verschillen. Deze voorwaarden blijven zowel op korte termijn als langere termijn gehandhaafd. De brief van de Raad van Bestuur, waarin de samenwerking wordt opgedragen, blijft uitgangspunt. Daarnaast stelt het Stafbestuur een aantal aanvullende voorwaarden.

1. ‘Zonder uitsluiting van personen’ zoals verwoord in de brief van de Raad van Bestuur betekent dat het document van collega [K], waarin samenwerking met collega [werknemer] wordt uitgesloten, van tafel gaat.

2. Samenwerking geschiedt op basis van gelijkwaardigheid van alle psychiaters.

3. Alle psychiaters hebben de intentie om zich in te zetten te gaan samenwerken in de huidige samenstelling.

4. De discussie dient in eerste instantie primair te gaan over de structuur van de samenwerking. Een discussie over de inhoud wordt alleen gevoerd in de aanwezigheid van een door Raad van Bestuur en Stafbestuur aan te stellen onafhankelijk psychiater.

5. De blik is uitsluitend op de toekomst gericht. Er wordt niet teruggekomen op handelingen of uitspraken in het verleden. Daar waar die onjuist of grievend zijn geweest wordt door allen hiervan afstand genomen.

Het Stafbestuur verlangt dat alle psychiaters persoonlijk deze 5 punten voor 25 februari a.s. in een schriftelijke reactie aan het Stafbestuur onderschrijven met een kopie aan de Raad van Bestuur en aan de heer [L].

Mocht dat niet mogelijk zijn dan zal het Stafbestuur concluderen dat er sprake is van disfunctioneren van de gehele vakgroep en de daarbij passende stappen ondernemen. (…)’

l. [werknemer] is vanaf 23 februari 2011 gedeeltelijk arbeidsongeschikt vanwege een beperking in de energetische belastbaarheid. Op advies van de bedrijfsarts is daarop zowel het aantal te verrichten taken verminderd als de omvang van de te werken uren. Daarnaast is [werknemer] zijn nevenwerkzaamheden blijven verrichten.

m. Vanaf 28 februari tot en met 11 april 2011 hebben - onder begeleiding van [L] en de heer [K] als onafhankelijk psychiater - tussen de vijf psychiaters vier overlegbijeen-komsten plaatsgevonden. Voorafgaande aan de eerste bijeenkomst op 28 februari 2011 hebben [K], [S] en [werknemer] voormelde brief van het Stafbestuur d.d. 17 februari 2011 ondertekend. Tijdens de eerste bijeenkomst hebben [L] en [S] toegezegd tot ondertekening daarvan te zullen overgaan.

n. In maart 2011 heeft de Inspecteur voor de Gezondheidszorg aangaande de psychiatrische afdeling van Isala zorg uitgesproken over de continuïteit van zorgverlening en het wederzijds vertrouwen tussen de psychiaters. Isala heeft daar per brief van 30 maart 2011 op gereageerd, daarbij onder meer mededelende dat zij per 1 juli 2011 de PAAZ-afdeling op de locatie De Weezenlanden zal sluiten en zal overbrengen naar de locatie Sophia en dat de gesprekken tussen beide vakgroepen zijn geïntensiveerd en dat voor 1 mei 2011 zodanige schriftelijke werkafspraken zijn dat er bij de Raad van Bestuur en bij het Stafbestuur voldoende vertrouwen bestaat op een blijvende professionele samenwerking na 1 juli 2011. De Inspecteur heeft daarop geantwoord dat zij akkoord gaat met de getroffen maatregelen in het kader van patiëntveiligheid en kwaliteit van zorg en dat zij op de hoogte wil worden gehouden.

o. Na de vierde bijeenkomst op 11 april 2011 heeft [L] per e-mailbericht van 12 april 2011 - geparafraseerd - medegedeeld dat hij, nadat hij wederom een afschuwelijke vergadering te moeten hebben bijgewoond, geen mogelijkheid meer ziet om in de tot op het bot verziekte sfeer verantwoordelijk te zijn voor de opleiding, dat hij zijn positie als opleider opgeeft, dat zijns inziens de hoop dat de sfeer zal verbeteren de bodem is ingeslagen en dat hij zich ziek meldt voor de volgende vergaderingen, in het besef dat daarmee zijn inspraak in de procedures e.d. vervalt.

[S] heeft zich daar per e-mailbericht van 12 april 2011 bij aangesloten, onder mededeling:

‘Dat [werknemer] en [S] tussen 8 en 17 uur voor eigen rekening expertises mogen doen ervaar ik als de doodsteek.’

p. In hun rapportage van 28 april 2011 aan de Raad van Bestuur hebben [L] en [K] onder meer weergegeven dat alles overziende het overleg soms moeizaam verliep maar dat er op een redelijke manier naar een resultaat werd toegewerkt, dat er zeker geen sprake was van ‘verschrikkelijk overleg’ waarover [L] spreekt, dat door de kwestie nevenwerkzaamheden zichtbaar werd dat er niet alleen een persoonlijke onmin is maar ook een kloof in werkcultuur bestaat, dat er over en weer ook vakinhoudelijk regelmatig opmerkingen werden gemaakt over de vraag of het werken van de ander ‘state of art’ is, dat zij moeten vaststellen dat nu een situatie is ontstaan dat er drie psychiaters min of meer ziek zijn geworden van het integratieoverleg en dat daardoor de conclusie duidelijk is dat de afstand tussen [werknemer] en de psychiaters van de locatie Sophia te groot is om te overbruggen, zowel in persoonlijke zin als met betrekking tot werkopvatting, en dat elke verdere interventie van hen om te komen tot één vakgroep door hen zinloos wordt geacht. In hun rapportage hebben [L] en [K] vervolgens drie oplossingrichtingen aangedragen, te weten a) het aanstellen van een leidinggevend psychiater, b) het creëren van een ‘status aparte’ voor [werknemer] en c) het doen eindigen van één of meer arbeidsovereenkomsten.

q. Zowel [werknemer] als [L], [K] en [S] hebben bij afzonderlijke brieven van 9 mei 2011 in de richting van de Raad van Bestuur gereageerd op de rapportage van [L] en [K]. Het Stafbestuur heeft per brief van 26 mei 2011 tegenover de vijf psychiaters uitgesproken - samengevat - dat het mislukken om een werkbare samenwerking tot stand te brengen hen allen is aan te rekenen en dat zij het oordeel van [L] en [K] deelt dat er in de huidige samenstelling geen uitzicht meer is op een constructieve samenwerking, dat de in de brieven van 9 mei 2011 aangereikte oplossingen niet erg kansrijk lijken voor het bereiken van een werkzame situatie en dat zij zich samen met de Raad van Bestuur zal beraden over de te volgen weg, waarbij het belang van de ziekenhuispsychiatrie leidend zal zijn.

r. In reactie op de rapportage van [L] en [K], de visies daarop van enerzijds [werknemer] en [L], [K] en [S] anderzijds, is de Raad van Bestuur in mei 2011 tot het voornemen gekomen om het dienstverband met [werknemer] te beëindigen. [L], [S], [K] en [S] zijn daarover door de Raad van Bestuur gehoord, waarbij alleen [S] zich tegen een vertrek van [werknemer] heeft verzet.

s. Per brief van 26 mei 2011 heeft Isala aan [werknemer] het gesprek van die ochtend bevestigd waarin aan hem is medegedeeld dat Isala de arbeidsovereenkomst met hem wil ontbinden ‘nu een professionele samenwerking tussen [[werknemer]] en [zijn] drie collega’s in de locatie Sophia definitief niet mogelijk is gebleken’. [werknemer] heeft geantwoord per brief van 30 mei 2011 onder meer stellend dat de gestelde voorwaarden niet door hem maar door [L] en [S] zijn overtreden en dat het buitengewoon onredelijk is dat daaraan alleen voor hem arbeidsrechtelijke gevolgen worden verbonden.

t. Per brief van 1 juni 2011, gericht aan alle medisch specialisten van Isala, heeft [K] medegedeeld dat de PAAZ locatie Weezenlanden al per 10 juni 2011 wordt overgeplaatst naar de locatie Sophia ‘in verband met het vertrek van collega [werknemer] en de vakantieperiode van [S]’.

u. [werknemer] heeft per afzonderlijke brieven van 14 juni 2011 [L], [S] respectievelijk [K] aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van hun door [werknemer] als onrechtmatig ervaren handelwijze jegens hem.

v. Desgevraagd heeft het Stafbestuur per e-mailbericht van 4 augustus 2011 aan [werknemer] geantwoord:

‘(…) Het Stafbestuur stelt alle psychiaters verantwoordelijk voor de ontstane situatie. Wij zijn tevens van mening dat er geen enkel vooruitzicht is op een vruchtbare samenwerking in de huidige samenstelling. Dat de Raad van Bestuur als onderdeel van een pakket te nemen maatregelen er voor gekozen heeft haar bestuurlijke verantwoordelijkheid te nemen en de arbeidsovereenkomst met jou te ontbinden zien we als een dramatische maar een niet te vermijden beslissing. (…)’

w. [S] heeft op 1 juni 2011 uitgesproken per 1 maart 2012 met pensioen te willen gaan. Vanaf 1 oktober 2011 is hij met zijn instemming door Isala vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden, behoudens het verrichten van waarnemingsdiensten.

x. De afdeling psychiatrie van Isala wordt thans gereorganiseerd, waarbij boven de drie overblijvende psychiaters een leidinggevend psychiater zal worden aangesteld.

Het verzoek en het daartegen gevoerde verweer

Isala heeft samengevat het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd.

De verhouding tussen enerzijds [werknemer] en anderzijds [L], [S] en [K] is ondanks haar inzet en de door haar ingeschakelde externe deskundigen onherstelbaar verstoord gebleken. De aangedragen oplossing van een leidinggevend psychiater doet daar niets aan af terwijl een oplossing als het voor [werknemer] creëren van een ‘status aparte’ voor Isala onacceptabel is omdat het niet voorstelbaar en onwenselijk is dat binnen een instelling die topklinische zorg wil leveren één specialist los van de rest van de organisatie praktijk voert. Daardoor is het onontkoombaar geworden dat de arbeidsovereenkomst op korte termijn heeft te eindigen. Aangezien geen van beide partijen een overwegend verwijt van de ontstane situatie kan worden gemaakt, waarbij Isala de wijze waarop [werknemer] is omgegaan met zijn nevenwerkzaamheden als vergoedingverlagend aanmerkt en de wijze waarop [K] - overigens buiten medeweten van Isala om - zich in zijn brief van 1 juni 2011 heeft geuit als vergoedingverhogend aanmerkt, is Isala bereid om aan [werknemer] een vergoeding te betalen ter grootte van twee brutomaandsalarissen inclusief emolumenten, ofwel een bedrag van € 26.112,00. Er is daarbij volgens Isala geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling van één van partijen.

[werknemer] heeft samengevat het volgende ter afwering van het verzoek aangevoerd.

Aan [werknemer] kan niet worden verweten dat een samenwerkingsverband tussen de binnen Isala werkzame psychiaters niet mogelijk is gebleken, nu hij zich welwillend en coöperatief heeft opgesteld. Dat is te wijten aan de opstelling van de psychiaters van de locatie Sophia, met name [L] en [S], terwijl ook Isala het nodige is te verwijten. Isala heeft nagelaten voldoende stevig regie te voeren, terwijl zij hem ten onterechte verwijt onjuist te hebben gehandeld bij het verrichten van de contractueel toegestane nevenwerkzaamheden. Isala had tegen [L] en [S] moeten optreden. Isala heeft zeer onzorgvuldig gehandeld door een externe partij als Dimence op de hoogte te brengen van de situatie, door niet in te grijpen op de onjuiste en voorbarige brief van [K] d.d. 1 juni 2011, door de re-integratieverplichtingen niet na te komen, door hem te laten storen tijdens zijn vakantie voor een reactie op een volstrekt onacceptabel voorstel van Isala tot minnelijke beëindiging en door niet alle betrokkenen bij de vakgroep te horen conform de Arbeidsvoorwaardenregeling Medisch Specialisten over het voornemen van Isala om de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te beëindigen. Er is dan ook geen grond om de arbeidsrelatie met hem te beëindigen zodat het ontbindingsverzoek dient te worden afgewezen. Indien desondanks tot een ontbinding wordt gekomen, zijn de gevolgen daarvan voor [werknemer] aanmerkelijk. Hij is thans deels arbeidsongeschikt en al op leeftijd. Hij heeft als ziekenhuispsychiater een eenzijdig arbeidsverleden, terwijl op dat werkveld slechts sporadisch vacatures zijn. Daarnaast is hij ‘besmet’ door het optreden van Isala. [werknemer] heeft er juist op mogen vertrouwen dat hij door het opgeven van zijn vrije vestiging tot aan zijn pensionering bij Isala werkzaam zou blijven. Een beëindiging zal er voorts toe leiden dat hij zijn nevenwerkzaamheden niet meer kan verrichten wat tot een verlies van meer dan € 30.000,00 per jaar zal opleveren. Hij zal waarschijnlijk niet voor een WW-uitkering in aanmerking komen. Uitgaande van een pensionering op 67-jarige leeftijd en van een ontbinding per 1 juli 2012 is het dan ook redelijk om aan [werknemer] een vergoeding toe te kennen van € 1.207.680,00 bruto. Een ontbinding dient niet eerder dan per 1 juli 2012 te geschieden omdat [werknemer] de gelegenheid moet hebben om zijn - doorgaans kwetsbare - patiënten op een zorgvuldige manier over te dragen, waarbij [werknemer] overigens meer tijd nodig heeft vanwege zijn gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Bij dit alles past volgens [werknemer] een veroordeling van Isala in de proceskosten.

De beoordeling

1.

De per 23 februari 2011 gebleken en thans gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van [werknemer] staat niet aan een toewijzing van het verzoek van Isala in de weg nu dat verzoek niet is gegrond op die arbeidsongeschiktheid en evenmin aannemelijk is geworden dat wat aan het verzoek ten grondslag is gelegd, in feite samenhangt met die ongeschiktheid. Overigens is niet gebleken dat het verzoek verband houdt met het bestaan van enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.

2.

Allereerst is de te beantwoorden vraag of zich een gewichtige reden voordoet bestaande uit veranderingen in de omstandigheden, die van dien aard zijn dat het dienstverband billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen.

3.

Gelet op wat over en weer is aangevoerd en ter onderbouwing aan stukken is overgelegd, is de kantonrechter tot de conclusie gekomen dat de verhoudingen tussen de vier overgebleven psychiaters van Isala, dat wil zeggen tussen [werknemer] enerzijds en [L], [S] en [K] anderzijds, diepgaand verstoord is geraakt. Die verstoring is niet alleen veroorzaakt om - wat daar verder ook van zij - vakinhoudelijke redenen maar ook door persoonlijke aspecten die hen verdeeld houden. De huidige situatie is daarbij voor meerdere betrokkenen, waaronder [werknemer], ziekmakend gebleken; uit de overgelegde probleemanalyse en het werkhervatingsadvies van de bedrijfsarts d.d. 1 november 2011 moet worden afgeleid dat voor [werknemer] pas een verbetering is te verwachten ‘indien een oplossing voor de verstoorde verhoudingen wordt gevonden’.

3.1

Uit de rapportage van de door Isala ingeschakelde externe deskundigen [L] en [K] maar ook uit het standpunt van het Stafbestuur blijkt dat er door hen geen mogelijkheden meer worden gezien om de relatie tussen [werknemer] en de andere drie psychiaters zodanig te verbeteren dat tussen hen een professionele en adequate samenwerking gerealiseerd zal kunnen worden. Uit de door de psychiaters gegeven reacties op de rapportage van [L] en [K] kan evenmin worden opgemaakt dat zij nog in enigerlei vorm perspectief zien. Vermeldenswaardig in dat kader is wat [werknemer] in zijn reactie van 9 mei 2011 heeft verwoord, te weten: ‘Om eerlijk te zijn weet ik niet meer wat het beste is. Mijn hart zegt integratie, maar dat kan eenvoudigweg niet meer als twee personen ronduit weigeren.’ De andere drie psychiaters hebben in hun reactie van 9 mei 2011 de conclusie van [L] en [K] ‘volledig onderschreven’ en bepleit dat [werknemer] zijn praktijk buiten de vakgroep zou voortzetten. Uit de nadien opgemaakte gespreksverslagen en verzonden correspondentie, daaronder begrepen de door [werknemer] aan [L], [K] en [S] verzonden aansprakelijkstelling als bedoeld in de vaststaande feiten sub u., en uit de in deze procedure ingenomen stellingen, kan evenmin worden afgeleid dat er desondanks nog aanknopingspunten kunnen worden gevonden voor een samenwerking tussen de psychiaters op het voor hun praktijk vereiste niveau. Daarmee is voor de kantonrechter gegeven dat de verstoring tussen de psychiaters onherstelbaar is en dat er geen reële en vruchtbare samenwerking meer is te verwachten.

3.2

Met Isala is de kantonrechter van oordeel dat de door [L] en [K] aangedragen mogelijke oplossing van het aanstellen van een leidinggevend psychiater boven [werknemer], [L], [S] en [K] geen uitweg zal vormen voor de thans ontstane situatie. Ook in dat geval zal immers tussen hen sprake moeten (kunnen) zijn van een reële samenwerking. Zoals overwogen, kan daar niet meer vanuit worden gegaan.

3.3

Met Isala is de kantonrechter voorts van oordeel dat niet van haar kan worden gevergd om voor één van de psychiaters - in dit geval voor [werknemer] - een ‘status aparte’ te creëren. Dit zou in feite het creëren van een tweede afdeling psychiatrie binnen Isala inhouden, waarbij alleen al terecht de vraag kan worden gesteld hoe de continuïteit van de psychiatrische zorg voor de patiënten kan worden geborgd indien een samenwerking met andere psychiaters binnen hetzelfde ziekenhuis afwezig is en waarneming en/of overdracht daardoor als zorgwerkend moet worden betiteld. Dat Isala, mede tegen de achtergrond van de door de Inspecteur voor de Gezondheids-zorg geuite zorg over de continuïteit van zorgverlening bij de huidige samenstelling van de psychiaters, een dergelijke situatie onacceptabel acht, is dan ook te billijken.

3.4

Met het onherstelbaar verstoord zijn van de verhoudingen tussen [werknemer] enerzijds en [L], [S] en [K] anderzijds, en het ontbreken van andere, minder vergaande oplossing voor de thans ontstane onhoudbare situatie dan de beëindiging van de arbeidsrelatie met één of meer psychiaters, volgt dat de in mei 2011 gemaakte keus voor zo’n beëindiging onvermijdelijk was geworden.

3.5

Uit de door [werknemer], [L], [S] en [K] gegeven reacties en ingenomen standpunten blijkt genoegzaam dat zij allen - ieder op de manier zoals zij dat zagen - de kwaliteit en continuïteit van de door hen te verlenen psychiatrische zorg voorop wilde stellen. Ook het Stafbestuur heeft in zijn reactie van 26 mei 2011 op de rapportage van [L] en [K] zich op het standpunt gesteld dat het belang van de ziekenhuispsychiatrie bij de te volgen weg - aldus bij de te maken keuzes - leidend zal hebben te zijn. Ook de Inspecteur voor de Gezondheidszorg heeft afdoende laten uitkomen dat de patiëntveiligheid en de kwaliteit van zorg voor haar voorop moeten worden gesteld.

3.6

Onomstreden is dat [L], [S] en [K] onderling een adequate samenwerking hebben en voorts heeft als vaststaand te gelden dat een samenwerking van [werknemer] met hen als geheel dan wel met hen afzonderlijk niet meer tot de mogelijkheden behoort. Daardoor stond Isala noodgedwongen voor de keus van een ontslag van [werknemer] dan wel van [L], [S] en [K] samen. Hoewel een keus voor de laatste drie psychiaters, gelet op hun blokkade van [werknemer], hun volharding daarin en het afbreken van het door Isala verplichte integratie-overleg door [L] en [S], niet ondenkbaar zou zijn geweest, is een keus voor [werknemer] om reden van zoveel mogelijk behoud van continuïteit (en kwaliteit) van zorg voor de patiënten van Isala te billijken, zulks in de gegeven omstandigheden en tegen de achtergrond van het maatschappelijk belang.

3.7

Dat [werknemer] geen overwegend verwijt van de thans ontstane situatie valt te maken dan wel zijn persoonlijke omstandigheden als zijn leeftijd, de duur van zijn verbondenheid aan Isala en de gevolgen van een gedwongen beëindiging van die verbondenheid, zijn in het licht van de onhoudbare situatie, voormelde noodzaak om daarin een verandering te brengen en het ontbreken van andere oplossingsmogelijkheden, al met al van onvoldoende gewicht om alsnog van die keus voor een ontslag van [werknemer] af te zien. Dat daardoor grote gevoelens van onvrede zijn ontstaan, niet alleen bij [werknemer] maar ook bij [S] en meerdere psychiatrisch verpleegkundigen en secretariaatsmedewerkers met wie [werknemer] kennelijk probleemloos heeft kunnen samenwerken, is invoelbaar, maar kan daar niets aan afdoen.

3.8

Uit het voorgaande volgt dat een voortzetting van de arbeidsrelatie niet meer van Isala kan worden gevergd. Een en ander wordt aangemerkt als een zodanige wijziging van de omstandigheden dat deze een gewichtige reden vormt voor ontbinding. Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter het voornemen heeft om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.

4.

Anders dan [werknemer] heeft bepleit, zijn er onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk die meebrengen dat ondanks het bestaan van een voormelde gewichtige reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst ‘niet dadelijk of na korte tijd’ zou moeten worden beëindigd, zoals artikel 7:685 BW bepaalt, doch per 1 juli 2012. Niet valt in te zien dat [werknemer] niet in korter tijdbestek tot een overdracht van zijn patiënten kan komen, daar waar de psychiatrische afdeling van locatie De Weezenlanden al per 1 juli 2011 is overgebracht naar de locatie Sophia. Dat de zorgvuldigheid, de kwetsbaarheid van de patiënten en hun vertrouwen in [werknemer] zouden worden geraakt bij een eerdere overdracht dan per 1 juli 2012 spreekt niet voor zich en is verder niet onderbouwd. Een en ander brengt de kantonrechter ertoe om de arbeidsovereenkomst per 1 februari 2012 te ontbinden.

5.

Ter beoordeling van de vraag of er reden is om aan [werknemer] ten laste van Isala een hogere vergoeding toe te kennen dan al door Isala is aangeboden - aan de hand van de kantonrechtersformule dan wel te berekenen op een andere wijze - dient beoordeeld te worden of van het ontstaan van de situatie die tot ontbinding noopt een van de partijen een verwijt moet worden gemaakt of die situatie geacht moet worden voor haar risico te komen. Daarbij wordt acht geslagen op alle feiten en omstandigheden van deze zaak.

5.1

Naar Isala heeft onder- en erkend, kan [werknemer] van de thans ontstane situatie en de noodzaak van de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst geen overwegend verwijt worden gemaakt. Isala heeft om die reden aan [werknemer] een vergoeding aangeboden op basis van de kantonrechtersformule, onder toepassing van de A-factor op 2 en de C-factor op 1. [werknemer] stelt dat een dergelijke vergoeding geenszins passend is en moet worden bepaald op het verlies aan inkomsten tot aan zijn 67ste levensjaar.

5.2

Uit de rapportage van [L] en [K] als ook de veelvuldige correspondentie, zowel voorafgaand, tijdens als daarna, blijkt in voldoende mate dat [werknemer] weliswaar positie innam maar ook dat hij zich open stelde voor overleg, constructief meedacht en keuzes en oplossingen in overweging wilde nemen, ook indien die niet zijn voorkeur hadden. Gesteld noch gebleken is dat [werknemer] daarbij - vakinhoudelijk en/of persoonlijk - zich onhoudbaar opstelde dan wel zich anderszins afkeurenswaardig heeft gedragen jegens de anderen, behoudens zijn omgang met zijn nevenwerkzaamheden.

5.3

Als minder juist moet worden betiteld de keus van [werknemer] om bij zijn gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en de daaruit volgende verminderde beschikbaarheid voor de binnen de afdeling te verrichten taken en werkzaamheden, onverminderd zijn nevenwerkzaamheden als het verrichten van keuringen en het daarover opstellen van rapportages te blijven verrichten. Die verminderde beschikbaarheid was immers het gevolg van een energetische beperking vanwege de door [werknemer] ondervonden spanningsklachten. Dat hij dan zijn pauzes opofferde en overigens reguliere werktijd benutte om die nevenwerkzaamheden te verrichten terwijl de andere psychiaters de door hem ter zijde gelaten taken en werkzaamheden hebben waargenomen, valt dan ook niet goed te begrijpen. Dit heeft ongetwijfeld de toch al gespannen verhoudingen tussen de psychiaters geen goed gedaan. Dit had [werknemer], gelet op zijn positie en statuur, moeten begrijpen.

5.4

Zoals hiervoor in overweging 3.6 is overwogen, dient [werknemer] te wijken om reden van zoveel mogelijk behoud van continuïteit en kwaliteit van zorg en het daaraan verbonden maatschappelijk belang, terwijl ook [L], [S] en [K] door hun handelwijze als hiervoor weergegeven in relevante mate hebben bijgedragen aan het blijvend onmogelijk blijken van een samenwerking tussen de psychiaters. Dat dient aan Isala als hun werkgeefster te worden toegerekend.

5.5

Het dienstverband tussen Isala en [werknemer] zal om voormelde redenen slechts net iets meer dan een jaar bestaan. Gelet daarop en de daaraan voorafgegane vrije vestiging van [werknemer], zal hij waarschijnlijk slechts in aanmerking kunnen komen voor een WW-uitkering voor de duur van drie maanden. De financiële gevolgen van de ontbinding zijn dan ook aanmerkelijk te noemen.

5.6

Aan de andere kant is niet voorstelbaar, zoals [werknemer] aanvoert, dat hij vanwege zijn leeftijd en als eenzijdig betitelde werkervaring als ziekenhuispsychiater op de arbeidsmarkt een kansloze positie heeft. Van hem mag worden gevergd dat hij zich bij het omzien naar een andere betrekking niet beperkt tot de functie van ziekenhuispsychiater in de onmiddellijke nabijheid van zijn woonplaats doch een bredere blik zal hebben. De thans bestaande gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid zal daarbij naar mag worden aangenomen [werknemer] binnen afzienbare termijn niet hinderen nu die arbeidsongeschiktheid is verbonden aan de uitzichtloze situatie waarvan hij per 1 februari 2012 zal zijn bevrijd. Evenmin is er voldoende aanleiding om aan te nemen dat de kansen van [werknemer] dienaangaande zijn beperkt doordat hij door onderhavige kwestie ‘besmet’ zou zijn geraakt, zoals hij betoogt.

5.7

Gelet op het voorgaande is er echter wel voldoende reden om de thans bestaande onzekerheid over welke andere, enigszins vergelijkbare positie [werknemer] zal kunnen vinden, en zo ja, op welke termijn, (in ieder geval deels) voor rekening van Isala te laten komen. Dat kan niet anders dan door die onzekerheid te verwerken in de hoogte van de ten laste van Isala te bepalen vergoeding. Een andere opvatting zou er immers toe leiden dat [werknemer], naast het als enige van de vier psychiaters verliezen van zijn dienstverband, ook alleen de financiële gevolgen van dat verlies zou hebben te dragen, waarvoor geen afdoende rechtvaardiging te vinden is. Om die reden dient naar het oordeel van de kantonrechter de omvang van de vergoeding zodanig te zijn dat de kans dat [werknemer] achteraf bezien meer aan vergoeding heeft ontvangen dan hij aan inkomsten heeft verloren groter is dan de kans dat het andersom is.

5.8

Al met al acht de kantonrechter de door Isala aangeboden vergoeding niet passend doch een substantieel hogere vergoeding redelijk en billijk. Vanwege met name de korte duur van het dienstverband, de hiervoor in overweging 5.4 beschreven aan Isala toe te rekenen omstandigheid en het hiervoor in overweging 5.7 weergegeven uitgangspunt, is er voldoende reden om, anders dan gebruikelijk, die vergoeding niet te bepalen aan de hand van de kantonrechtersformule. Gelet op alle omstandigheden van het geval acht de kantonrechter een vergoeding ter grootte van een jaarsalaris ofwel afgerond € 157.000,00 redelijk, zodat dat bedrag zal worden bepaald.

5.9

Anders dan door [werknemer] is bepleit, is er onvoldoende reden om de vergoeding verder te verhogen. Wat hij daarvoor aanvoert, naast hetgeen hiervoor al is gewogen en besproken, is hetzij onvoldoende aannemelijk dan wel van onvoldoende gewicht.

a. Zo deelt de kantonrechter niet dat Isala de psychiaters onvoldoende heeft voorbereid op de voorgenomen en noodzakelijke integratie van hun afdelingen. De gesprekken daarover zijn al jaren gaande geweest, waarbij Isala telkens externe begeleiders heeft ingeschakeld.

b. Het verwijt dat Isala eerder dan per 4 februari 2011 de aanwijzing tot samenwerking had moeten geven, wordt evenmin gedeeld. Isala heeft, nadat haar eind oktober 2010 de blokkade jegens [werknemer] duidelijk werd, de psychiaters eerst op meer minnelijke wijze op hun verantwoordelijkheid aangesproken, wat als adequaat moet worden aangemerkt. Nadat zulks tevergeefs bleek, is zij tot de dienstopdracht gekomen. Het tijdsverloop tussen de ene maatregel en de andere maatregel is niet zodanig dat Isala om die reden het verstoord raken van de verhoudingen tussen de psychiaters kan worden aangewreven.

c. Dat Isala onjuist heeft gehandeld door bij Dimence, de regionale instelling voor GGZ, te informeren naar de mogelijkheid van het bij Dimence onderbrengen van een deel van de door Isala uitgeoefende psychiatriepraktijk, valt niet in te zien. In de brief van 8 december 2010 heeft Isala dit al aangestipt, waarop in de brief van [werknemer] (en [S]) d.d. 20 december 2010 daartegen geen bezwaar is gemaakt. Nadat Isala bleek dat [werknemer] (alsnog) daarvoor niet openstond, heeft zij dat aanstonds geaccepteerd.

d. Het verwijt dat Isala de in de Arbeidsvoorwaardenregeling Medische Staf neergelegde hoorprocdure bij een voorgenomen ontslag van een specialist niet (juist) zou hebben gevolgd, is door hem onderbouwd met de stelling dat in ieder geval met [S] in de eerste plaats over andere zaken is gesproken en slechts ter zijde over dat voornemen en voorts dat Isala heeft nagelaten de twee buitengewone leden van de vakgroep, te weten de ziekenhuis-psychiaters van de ziekenhuizen te Meppel en te Hardenberg te horen. Dat die laatste twee psychiaters meedoen in de regionale waarneming maakt hen echter niet tot (kern)lid van de vakgroep. Voorts moet worden vastgesteld dat [S] zich een en andermaal over de positie van [werknemer] en over het voornemen van Isala tot een ontslag van [werknemer] heeft uitgelaten, zodat de kantonrechter niet vermag in te zien welke door [S] te verschaffen informatie aan de besluitvorming van de Raad van Bestuur van Isala zou zijn onthouden.

e. De onjuistheid van de brief van [K] als bedoeld in sub t. van de vaststaande feiten gaat op in het aan Isala toe te rekenen handelen als weergegeven in overweging 5.4.

f. Niet aannemelijk is geworden dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst ook tot het gevolg zal leiden dat hij zijn (commerciële) nevenwerkzaamheden als beschreven in sub f. van de vaststaande feiten, niet meer zal kunnen verrichten en daardoor een aanvullend verlies aan inkomsten zal leiden van minimaal € 30.000,00. Daaraan wordt voorbijgegaan.

g. Anders dan [werknemer] betoogt, mocht hij er niet vanuit gaan dat zijn dienstverband hoe dan ook tot zijn gekozen pensionering zou blijven bestaan. Daarvoor bestaat in het algemeen al geen aanleiding doch in dit geval geldt dat uit de arbeidsovereenkomst zelve al blijkt dat partijen de mogelijkheid van een (eerdere) beëindiging onder ogen hebben gezien en dienaangaande in artikel 17 op een specifiek aspect daarvan een concrete afspraak hebben gemaakt. Aan een schending van het door [werknemer] gestelde vertrouwen kan, wat daar verder ook van zij, in dit kader dan ook niet die betekenis worden toegekend, zoals hij dat voorstaat.

h. Tot slot, de beschuldiging van het niet voldoen aan re-integratieverplichtingen is niet nader onderbouwd en het verwijt omtrent het laten storen tijdens zijn vakantie voor een reactie, is, ook indien juist, van onvoldoende gewicht.

6.

Bovenstaande beslissing brengt mee dat Isala in overeenstemming met het bepaalde in het negende lid van artikel 7:685 BW de gelegenheid krijgt het verzoek in te trekken.

7.

In de omstandigheden van het geval wordt aanleiding gevonden om Isala met de proceskosten te belasten als nader te melden, ongeacht of zij het verzoek handhaaft dan wel intrekt.

De beslissing

De kantonrechter:

- stelt partijen in kennis van zijn voornemen de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden per 1 februari 2012 onder toekenning aan [werknemer] ten laste van Isala van een vergoeding van € 157.000,00 bruto;

- stelt Isala in de gelegenheid het verzoek in te trekken uiterlijk op 22 december 2011 door middel van een schriftelijke verklaring ter griffie van de sector kanton, onder onverwijlde mededeling daarvan aan de wederpartij;

voor het geval Isala het verzoek niet intrekt:

- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en bepaalt dat deze eindigt op 1 februari 2012 onder toekenning aan [werknemer] ten laste van Isala van een vergoeding van € 157.000,00 bruto en veroordeelt Isala tot betaling van dat bedrag aan [werknemer] tegen bewijs van kwijting;

ongeacht Isala het verzoek intrekt dan wel handhaaft:

- veroordeelt Isala in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [werknemer] vastgesteld op € 1.200,00 voor salaris gemachtigde.

Aldus gegeven door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 6 december 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.