RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr.: 594280 VV EXPL 12-16
datum : 16 maart 2012
Vonnis in het kort geding van:
[EISENDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats],
eisende partij, verder te noemen ‘[eisende partij]’,
gemachtigde mr. L.L.Balster, “Eerlijkarbeidsrecht” te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap CONNEXXION TAXI SERVICES B.V.,
gevestigd te IJsselmuiden
verwerende partij, verder te noemen ‘CTS’,
gemachtigde mr. E.J. Nieuwenhuys, advocaat te Utrecht.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het exploot d.d. 16 februari 2012, houdende een vordering tot het treffen van een voorziening bij voorraad;
- het verweer zoals ter zitting gevoerd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 maart 2012. Verschenen zijn:
- [eisende partij], bijgestaan door mr. Balster, voornoemd,
- CTS, vertegenwoordigd door [E], manager health en safety en [S], vestigingsmanager, bijgestaan door mr. Nieuwenhuys, voornoemd.
Het geschil
[eisende partij] vordert CTS te veroordelen
- hem toe te laten tot zijn eigen werkzaamheden behorende bij de functie van buschauffeur met
standplaats Hoogeveen, op straffe van een dwangsom van € 2.500,- voor iedere dag dat CTS
na betekening van dit vonnis in gebreke zal blijven;
- hem maandelijks het bruto loon van € 1438,33 te voldoen totdat de arbeidsovereenkomst
rechtsgeldig is geëindigd.
CTS voert verweer.
Op de standpunten van partijen zal hierna voor zover nodig worden ingegaan.
De beoordeling
1.
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) gemotiveerd betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast.
a.
[eisende partij] is in [datum] als buschauffeur in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van CTS, laatstelijk voor 39,92 uur per week als buschauffeur in het streekvervoer en met als standplaats Hoogeveen.
b.
Op 9 november 2009 heeft [eisende partij] zich ziek moeten melden in verband met een aandoening die leidt tot ernstige energetische beperkingen. Langere tijd heeft [eisende partij] daardoor in het geheel geen werkzaamheden kunnen verrichten. Vanaf augustus 2011 is [eisende partij] begonnen om zeer geleidelijk en op arbeidstherapeutische basis zijn werkzaamheden als de chauffeur weer op te pakken. Hij heeft zijn uren kunnen uitbreiden tot 4 uur per dag. Wel heeft CTS besloten uit een oogpunt van de risicobeheersing steeds een tweede chauffeur te laten meerijden.
c.
In het kader van de arbeidsongeschiktheid beoordeling per einde wachttijd, heeft de verzekeringsarts van het UWV op 22 september 2011 geoordeeld dat [eisende partij] van uit energetisch oogpunt vooralsnog maximaal 4 uur per dag, en wel in de middag, belastbaar is. Naar het oordeel van het UWV heeft CTS voldoende re-integratie inspanningen verricht. Vervolgens is, omdat nog niet zeker was dat [eisende partij] per einde wachttijd voor 50% in eigen werk werkzaam zou kunnen zijn, op basis van een theoretische schatting de mate van zijn arbeidsongeschiktheid bepaald op 72%. Op basis daarvan is aan [eisende partij] ingaande 7 november 2011 een uitkering ingevolge de WGA toegekend. De hoogte daarvan is afhankelijk van hetgeen [eisende partij] zal verdienen met zijn benutbare mogelijkheden.
d.
Op 15 november 2011 heeft de bedrijfsarts te kennen gegeven dat [eisende partij] voor 20 uur per week, 4 uur per dag, inzetbaar is, en wel in de middag tussen 12.00 uur en 17.00 uur, zonder beperkingen ten aanzien van de dagen van de week.
e.
Bij brief van 30 november 2011 heeft CTS aan [eisende partij] meegedeeld dat plaatsing in het product openbaar vervoer (werken als buschauffeur) niet meer mogelijk is gebleken en dat hij herplaatst zou worden in het reguliere taxivervoer omdat zijn resterende verdiencapaciteit daar optimaal benut zou kunnen worden. [eisende partij] is uitgenodigd om daartoe op 6 en 7 december 2011 een praktijkopleiding te volgen.
f.
[eisende partij] heeft aanvankelijk geweigerd daar gehoor aan te geven en heeft dit vervolgens onder protest wel gedaan. Hij heeft CTS laten weten er aanspraak op te maken te worden in geroosterd in zijn eigen werk als de chauffeur. CTS heeft vooralsnog geweigerd om dat te doen en aangegeven dat daarvoor eerst de gezondheid en de belastbaarheid van [eisende partij] substantieel zou moeten toenemen. Wel heeft CTS aangegeven mogelijkheden te zien om [eisende partij] als buschauffeur verder te laten re-integreren in de vestiging van een zustermaatschappij te Emmeloord. [eisende partij] heeft dat aanbod van de hand gewezen omdat daarmee een reistijd gemoeid zou zijn van circa 1 uur (enkele reis), waardoor het voor hem niet meer mogelijk zou zijn om ook nog 4 uur achter het stuur van de bus te zitten.
2.
Indien [eisende partij] gelijk heeft met zijn stelling dat hij geschikt is voor zijn eigen functie, dan betekent het standpunt van CTS dat hij daaruit ten onrechte wordt geweerd en daarmee is het spoedeisend belang voldoende gegeven.
3.
Na twee jaar arbeidsongeschiktheid is de stand van zaken dat [eisende partij] in staat is om maximaal 4 uur per dag als buschauffeur te werken. Dat betekent dat hij weliswaar geschikt is voor zijn eigen werk, maar niet voor het vervullen van zijn eigen functie; dat is immers de functie van buschauffeur voor 39,92 uur per week. Naar [eisende partij] ter zitting heeft aangegeven, is er ook geen enkel concreet vooruitzicht dat zijn belastbaarheid nog verder zal toenemen zodat er van uitgegaan moet worden dat de situatie, dat [eisende partij] niet in staat is zijn eigen functie te vervullen, blijvend zal zijn.
4.
Waar CTS voldoende invulling heeft gegeven aan haar re-integratieverplichtingen en het opnieuw vervullen van de eigen functie niet haalbaar is gebleken, mag van haar als goed werkgever verwacht worden dat zij beziet of er voor [eisende partij] andere mogelijkheden zijn. Die heeft zij gevonden in werkzaamheden als taxichauffeur op een personenbusje. CTS heeft betoogd, en door [eisende partij] is dat niet bestreden, dat dit werk minder belastend is dan het werk als buschauffeur en dus beter aansluit bij het gegeven dat [eisende partij] aanmerkelijke energetische beperkingen kent. Op deze wijze is de resterende verdiencapaciteit van [eisende partij] ook beter te benutten en dat is voor CTS als eigenrisicodrager in de zin van de WIA/WGA ook van belang.
5.
De eis van [eisende partij] om toch ingezet te worden als buschauffeur voor 4 uur per dag impliceert in feite een verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur, zodanig dat een functie ontstaat, die hij wel kan vervullen. CTS heeft beargumenteerd dat zulks onwenselijk is omdat de roosters voor de buschauffeurs uitgaan van diensten van 8 uur. Ook waar parttimers worden ingezet, gaat het om chauffeurs die een paar dagen per week diensten van 8 uur draaien. Als er al wordt gewerkt met gebroken diensten dan is dat in verband met chauffeurs die, herstellend van ziekte, nog geen hele dagen kunnen werken. Dat is echter een tijdelijke situatie, terwijl honorering van de wens van [eisende partij] een permanente inbreuk op het uitgangspunt zou betekenen. CTS heeft onbestreden aangevoerd dat dit voor haar ongunstig is omdat gebroken diensten voor haar tot hogere kosten leiden.
6.
Of een verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur gehonoreerd zou moeten worden kan in het kader van dit kort geding niet worden beoordeeld. Van de argumenten van CTS kan niet gezegd worden dat die op voorhand geen hout snijden. In ieder geval is er geen reden om te oordelen dat een eventuele procedure daarover vrijwel zeker in het voordeel van [eisende partij] beslecht zal worden. Evenmin is er dus reden om thans bij wege van voorlopige voorziening te bepalen dat [eisende partij] moet worden toegelaten tot zijn eigen werkzaamheden behorende bij de functie van buschauffeur met standplaats Hoogeveen.
7.
Wat betreft de loonvordering moet worden vastgesteld dat CTS onbestreden heeft aangevoerd dat [eisende partij] ook als chauffeur op een taxibus dezelfde beloning zal ontvangen als hoort bij de functie van buschauffeur. Er is dan ook geen noodzaak voor het treffen van een voorlopige voorziening op dit punt.
8.
Het voorgaande brengt de kantonrechter tot het oordeel dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening moet worden afgewezen.
9.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing in kort geding
De kantonrechter:
I wijst het verzoek af;
II veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, voor zover gevallen aan de zijde van CTS tot op heden begroot op € 400,- voor salaris gemachtigde.
Aldus gewezen door mr. H.C. Moorman, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 16 maart 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.