RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige belastingkamer
Reg.nr.: 11/606 LEGGW
Uitspraak in het geding tussen:
[eiseres] CV
te Twello,
eiseres,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Voorst
verweerder.
1. Procesverloop
Bij nota van 9 november 2010 met kenmerk vrom-4321 zijn van eiseres bouwleges ten bedrage van € 37.671 geheven in verband met het in behandeling nemen van een aanvraag om een bouwvergunning eerste fase. Bij uitspraak op bezwaar van 3 mei 2011 heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Namens eiseres is door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Apeldoorn, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Bij brief van 25 juli 2011 heeft eiseres nadere stukken ingediend en bij brieven van 1 juni 2011 en 1 augustus 2011 heeft eiseres nadere gronden ingediend. Verweerder heeft hierop bij brief van 16 augustus 2011 gereageerd. Eiseres heeft bij brief van 31 augustus 2011 haar standpunt nader schriftelijk uiteengezet.
Het beroep is behandeld ter zitting van 1 september 2011, waar eiseres en haar gemachtigde, met voorafgaande kennisgeving, niet zijn verschenen. Verweerder is in persoon
(H. Olsman) verschenen, bijgestaan door B.N. Hoogeslag.
2. Overwegingen
2.1 De rechtbank is allereerst van oordeel dat het beroep niet mede gericht kan worden geacht tegen het dwangbevel van 30 mei 2011 omdat geen sprake is van een gewijzigd besluit als bedoeld in artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het dwangbevel is ook uitgevaardigd door een ander bestuursorgaan dan verweerder, namelijk de invorderingsambtenaar, bij wie bezwaar gemaakt kan worden. Bijgevolg dient de door eiseres bij deze rechtbank ingediende brief van 1 juni 2011 te worden aangemerkt als een bezwaarschrift en dient dit door de griffier van de rechtbank ingevolge artikel 6:15 van de Awb te worden doorgezonden naar de invorderingsambtenaar van de gemeente Voorst.
2.2 Ingevolge artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
Op de grondslag van deze bepaling heeft de raad van de gemeente Voorst op 17 december 2007 de Legesverordening 2008 vastgesteld. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2008.
In artikel 2 van de Legesverordening is bepaald dat onder de naam "leges" rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Legesverordening worden de leges geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Hoofdstuk 11 van de tarieventabel heeft betrekking op bouwgerelateerde leges.
Ingevolge onderdeel 11.2.1 van de tarieventabel worden leges geheven die samenhangen met het in behandeling nemen van aanvragen tot beoordeling van een bouwvergunning eerste fase. Wanneer de gemeente deze aanvragen in behandeling neemt, toetst zij onder meer op criteria die geformuleerd staan in het bestemmingsplan, de bouwverordening en het Bouwbesluit. Voor toetsing aan welstandscriteria geldt de verhoging van leges, genoemd in onderdeel 11.3.2.
Ingevolge onderdeel 11.2.2 wordt onder bouwkosten – voor zover hier van belang – verstaan de aannemingssom als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit te voeren werk, inclusief omzetbelasting.
Volgens onderdeel 11.2.6 bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag van een reguliere bouwvergunning eerste fase 1,1% van de bouwkosten met een minimumtarief van € 50,90.
Ingevolge onderdeel 11.3.1 worden de leges genoemd in onderdeel 11.2 verhoogd, dan wel worden apart hogere leges geheven, wanneer de gemeente in het kader van de behandeling van de aanvraag bouwvergunning een extra toets moet uitvoeren voordat een besluit over het verlenen van de vergunning kan worden genomen. Het gaat om de volgende extra toetsingen:
a. toetsing welstand (zie onderdeel 11.3.2)
b. beoordeling bodemrapport (zie onderdeel 11.3.3)
c. achteraf ingediende aanvraag (zie onderdeel 11.3.4)
d. vrijstelling of ontheffing bestemmingsplan (zie onderdeel 11.3.5)
e. andere vrijstellingen en ontheffingen bestemmingsplan (zie onderdeel 11.3.6)
Ingevolge onderdeel 11.3.2.1 worden de berekende leges wegens het beoordelen van een bouwplan uit een oogpunt van welstand verhoogd met 1,9 ‰ met een minimum van € 42 ingeval van geraamde bouwkosten, inclusief BTW, van € 1 tot en met € 500.000 plus over het gedeelte van de bouwsom van € 500.001 tot en met € 2.500.000 met 0,6 ‰ plus over het gedeelte van de bouwsom van € 2.500.001 tot en met € 5.000.000 met 0,25 ‰.
2.3 De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 30 juni 2008 heeft eiseres een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning eerste fase ingediend (met nummer 4321) voor het bouwen van 26 appartementen met stallingsgarage en bergingen op de locatie [adres] ong. te Twello. De bouwkosten bedragen € 2.700.000 (exclusief omzetbelasting). Bij brief van 7 juli 2008 heeft de gemeente aan eiseres meegedeeld dat het bouwplan niet voldoet aan het geldende bestemmingsplan, dat mogelijk een vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan worden opgestart, dat eiseres op 10 juli 2008 het bouwplan mondeling zal toelichten voor de welstandscommissie en dat de beslistermijn van 6 weken niet van toepassing is. Voor die aanvraag zijn van eiseres de onderhavige leges ten bedrage van € 37.671 geheven, bestaande uit bouwkostenleges van € 35.343 en leges voor welstandadvies van
€ 2.328. De bouwkosten zijn daarbij vastgesteld op € 3.213.000 (inclusief omzetbelasting). Op deze aanvraag is tot op heden nog niet beslist.
2.4 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de onderhavige leges rechtmatig bij eiseres in rekening zijn gebracht.
2.5 Eiseres heeft – kort gezegd – betoogd dat de leges ten onrechte zijn geheven omdat de aanvraag niet feitelijk in behandeling is genomen en daarop nog niet is beslist. Voorts worden de leges geheven over de bouwkosten met inbegrip van de daarover berekende omzetbelasting, hetgeen volgens eiseres leidt tot dubbele belasting, waartoe de gemeente niet bevoegd is. Tot slot heeft eiseres gesteld dat sprake is van dubbele legesheffing nu de kosten van de door de gemeente verrichte werkzaamheden nogmaals in rekening worden gebracht door middel van het opleggen van een exploitatiebijdrage Plan De Beek te Twello van
€ 18.000.
2.6 Op grond van de voorhanden zijnde gedingstukken, met name de brief van 7 juli 2008, stelt de rechtbank vast dat de door eiseres op 30 juni 2008 ingediende aanvraag tot verkrijging van een reguliere bouwvergunning eerste fase in behandeling is genomen zodat het belastbare feit zich naar het oordeel van de rechtbank heeft voorgedaan. Uit genoemde brief blijkt immers dat de aanvraag is getoetst aan het geldende bestemmingsplan.
Voor zover eiseres heeft betoogd dat de behandeling van de aanvraag voor verlening van een bouwvergunning niet juist en te traag wordt afgehandeld, overweegt de rechtbank onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 22 juli 1982 (BNB 1983/20) dat de belastingrechter weliswaar aandacht dient te schenken aan mogelijke strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, maar dat de toepassing van die beginselen beperkt dient te worden tot gedragingen van de overheid met betrekking tot de belastingheffing.
Ook het gerechtshof Arnhem heeft in een uitspraak van 9 maart 2010 (LJN: BL7944), voor zover van belang, geoordeeld dat een schending van enig beginsel van behoorlijk bestuur bij de behandeling van een aanvraag ter verkrijging van een bouwvergunning de rechtmatigheid van de heffing van leges niet raakt.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat een berekening van de leges naar een heffingsmaatstaf die mede de omzetbelasting omvat, volgens vaste jurisprudentie (onder meer arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2006, LJN: AS4911) gerechtvaardigd is zodat de hierop betrekking hebbende bepaling in tariefonderdeel 11.2.2 niet tot onverbindendheid leidt.
Met betrekking tot het betoog van eiseres dat sprake is van dubbele legesheffing omdat de kosten van de door de gemeente verrichte werkzaamheden nogmaals in rekening worden gebracht door middel van de exploitatiebijdrage, overweegt de rechtbank dat verweerder in zijn brief van 16 augustus 2011, alsmede ter zitting, genoegzaam heeft toegelicht dat de exploitatiebijdrage een vergoeding behelst van de ambtelijke uren die de exploitatieovereenkomst en de daaruit voortvloeiende gemeentelijke verplichtingen met zich brengen. Dit betreft niet de uren die samenhangen met de vergunningverlening en de vrijstellingsprocedure. In de tussen de gemeente en eiseres gesloten exploitatieovereenkomst is in artikel 6, onder, b, ook uitdrukkelijk bepaald dat de kosten voor de vrijstellingsprocedure en de kosten voor de vergunningen separaat als leges in rekening zullen worden gebracht. Van dubbele legesheffing is de rechtbank dan ook niet gebleken.
2.7 Verder acht de rechtbank de door verweerder bij brief van 16 augustus 2011 ingediende stukken niet tardief, nu deze stukken op 16 augustus 2011 en derhalve meer dan tien dagen voor de zitting door de rechtbank zijn ontvangen.
2.8 De (overige) argumenten van eiseres acht de rechtbank door verweerder genoegzaam weerlegd in het (aanvullend) verweerschrift.
2.9 Het beroep is ongegrond. Voor een veroordeling in proceskosten bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- verstaat dat het door eiseres ingediende beroepschrift van 1 juni 2011, gericht tegen het dwangbevel van 30 mei 2011, wordt doorgezonden aan de invorderingsambtenaar van de gemeente Voorst opdat dit verder als bezwaarschrift wordt behandeld.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.H.T. Rademaker. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 september 2011.