RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Kanton
[Zaaknummer] [Rolnummer]
Zittingsplaats: Terneuzen
zaak/rolnr.: 252704 / 13-12
vonnis van de kantonrechter d.d. 8 mei 2013
[eiser],
wonende te[woonplaats],
eisende partij,
verder te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. M. Harte,
[gedaagde],
wonende te[woonplaats],
eisende partij,
verder te noemen:[gedaagde],
niet verschenen.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 4 april 2013,
- mondelinge behandeling d.d. 1 mei 2013.
de beoordeling van de zaak
1.
[eiser] stelt zich op het standpunt vanaf 1 januari 2010 zonder schriftelijke arbeidsovereenkomst in dienst te zijn bij[gedaagde] in de functie van monteur. Ter onderbouwing van de bestaande arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, heeft [eiser] een werkgeversverklaring en verschillende loonstroken in het geding gebracht.
2.
[eiser] heeft zich op 27 februari 2013 ziek gemeld, waarna een oproep van de arbo-arts is uitgebleven. Het dienstverband tussen partijen bestaat nog steeds, zij het dat [eiser] niet meer wordt opgeroepen om te komen werken.
3.
[eiser] stelt verder dat[gedaagde] hem tot 1 februari 2013 aan salaris en vakantiegeld, in totaal een bedrag van € 3.166,88 netto ten onrechte niet heeft uitbetaald. Vanaf februari 2013 stelt [eiser] helemaal geen salaris meer te hebben ontvangen. [eiser] vordert dan ook in dit kort geding de veroordeling van[gedaagde] tot betaling van het openstaande loonbedrag van € 3.166,88 netto en tot betaling van € 1.981,02 bruto per maand vanaf 1 februari 2013 tot het rechtsgeldige einde van de arbeidsovereenkomst, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente.
4.
Daarnaast stelt [eiser] dat[gedaagde] weigerachtig is tot het verstrekken van loonsspecificaties, nu hij de loonstroken over 2012 pas in maart 2013 heeft verkregen en tot op heden, na verzoek aan de boekhouder, nog geen loonstroken heeft ontvangen vanaf 1 januari 2013. [eiser] vordert daarom overlegging van salarisspecificaties vanaf 1 januari 2013 tot en met heden, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,-- per dag. Ten slotte dient[gedaagde] volgens de gewijzigde eis in de proceskosten te worden veroordeeld met dien verstande dat de griffierechten zullen worden gecompenseerd.[gedaagde]
5.
[gedaagde] is niet in het geding verschenen en heeft de stellingen en vorderingen van [eiser] niet betwist. De voorgeschreven formaliteiten en termijnen zijn in acht genomen. De vorderingen komen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zullen worden toegewezen, met dien verstande dat[gedaagde] voor wat betreft de salarisbetalingen vanaf 1 mei 2013 tot het rechtsgeldige einde van de arbeidsovereenkomst zal worden veroordeeld tot betaling op uiterlijk elke laatste dag van de maand en dat gevorderde dwangsom van € 100,-- per dag wordt toegewezen tot een maximum van € 5.000,--. Voor toewijzing van de gevorderde wettelijke verhoging is in deze procedure eveneens geen plaats, nu niet valt uit te sluiten dat deze wettelijke verhoging in een eventuele bodemprocedure, gelet op de omstandigheden van het geval, zal worden afgewezen of zal worden gematigd.[gedaagde]
6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de proceskosten, met dien verstande dat de griffierechten daarin gelet op de vermindering van eis niet worden meegerekend.
DE BESLISSING
rechtdoende als voorzieningenrechter:
veroordeelt[gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, tegen bewijs van kwijting, aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 3.166,88 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 april 2013 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt[gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis en tegen bewijs van kwijting aan [eiser], te betalen een bedrag van € 1.981,02 bruto per maand wegens salaris en te verhogen met de verschuldigde emolumenten, vanaf 1 februari 2013 tot en met 31 maart 2013, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2013 tot der dag der algehele voldoening;
veroordeelt[gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis en tegen bewijs van kwijting aan [eiser], te betalen een bedrag van € 1.981,02 bruto wegens salaris en te verhogen met de verschuldigde emolumenten voor de maand april 2013 en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het opeisbaar worden van de vordering tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt[gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan [eiser], telkens uiterlijk op elke laatste dag van de maand, te betalen een bedrag van € 1.981,02 bruto wegens salaris vanaf 1 mei 2013 tot het rechtsgeldige einde van de arbeidsovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het opeisbaar worden van de vordering tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt[gedaagde] verder om aan [eiser] te verstrekken deugdelijke salarisspecificaties over de maanden januari 2013, februari 2013, maart 2013, april 2013 en voor toekomstige loonbetalingen vanaf 1 mei 2013 tot het verstrekken van loonspecificaties op uiterlijk elke laatste dag van de maand totdat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn beëindigd, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,-- per dag dat[gedaagde] nalatig blijft hieraan te voldoen met een maximum van € 5.000,--;
verwijst[gedaagde], onder compensatie van de griffierechten, in de kosten van het geding, welke aan de zijde van [eiser] tot op heden worden begroot op € 342,82 waaronder een bedrag van € 250,-- wegens salaris van de gemachtigde van [eiser];
verklaart dit vonnis tot zover bij uitvoerbaar voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 mei 2013in tegenwoordigheid van de griffier.
cg