Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2013:6711

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
04-07-2013
24-09-2013
2066302_E04072013
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

loonvordering, inhoud arbeidsovereenkomst betwist, ontslag betwist

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2013-0746
VAAN-AR-Updates.nl 2013-0746

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton

Breda

zaak/rolnr.: 2066302 VV EXPL 13-52

vonnis in kort geding d.d. 4 juli 2013

inzake

[eiseres] ,

wonende te [plaats],

eiseres,

gemachtigde: mr. L.F.J. Simonis-de Graaff, advocaat te Breda

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde] B.V.,

statutair gevestigd te [plaats] en kantoorhoudende te [adres],

gedaagde,

vertegenwoordigd door: [naam], enig aandeelhouder van gedaagde te Breda.

Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres]” en “[gedaagde]”.

1 Het verloop van het geding

1.1

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:

- de dagvaarding van 12 juni 2013 met producties;

- de ter zitting door [gedaagde] overgelegde schriftelijke reactie, met producties;

1.2

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 juni 2013. Ter zitting waren aanwezig [eiseres], bijgestaan door haar gemachtigde mr. L.F.J. Simonis-de Graaff voornoemd, alsmede [naam] voornoemd, namens [gedaagde]. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.

1.3

De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.

2 Het geschil

2.1

[eiseres] vordert bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van:

1. het netto equivalent van het achterstallig loon over de maanden januari tot en met mei 2013 van een totaalbedrag € 3.100,00 bruto;

2. het netto equivalent van de achterstallige vakantietoeslag over de periode mei 2012 tot en met mei 2013 van een totaalbedrag van € 625,00 bruto;

3. de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over de onder 1. en 2. gevorderde bedragen;

4. de wettelijke rente over de onder 1., 2. en 3. gevorderde bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening van deze bedragen;

5. het loon van € 650,00 bruto per maand vanaf 1 juni 2013 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, steeds uiterlijk op de laatste werkdag van de maand.

Daarnaast vordert [eiseres] [gedaagde] te veroordelen tot afgifte aan [eiseres] van de loonspecificaties over de maanden augustus 2012 tot en met mei 2013 binnen twee dagen na betekening van het vonnis op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagde] in gebreke blijft te voldoen aan het gevorderde, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

2.2

[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van (een deel van) de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.

3 De beoordeling

3.1

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist, staat tussen partijen het volgende vast:

- [eiseres] is in september 2011 in dienst getreden bij [gedaagde] in de functie van Interieurverzorgster tegen een loon van € 650,00 bruto per maand exclusief emolumenten;

- vanaf indiensttreding tot 1 juli 2012 heeft [eiseres] alle loonspecificaties ontvangen;

- begin 2013 is een gesprek geweest tussen partijen over het functioneren van [eiseres];

- naar aanleiding van dat gesprek is [eiseres] in maart 2013 de door haar gewerkte uren gaan bijhouden;

- [eiseres] heeft vanaf januari 2013 geen loon meer ontvangen;

- [eiseres] heeft in december 2012 een voorschot van € 250,00 op haar salaris ontvangen;

- [gedaagde] heeft nog een bedrag van € 300,00 van [eiseres] tegoed voor een geneeskundige behandeling, bestaande uit het plaatsen van een kroon;

- [eiseres] heeft ingestemd met verrekening van deze bedragen met het achterstallige loon van [eiseres].

3.2

De standpunten van partijen.

3.2.1

[eiseres] vordert uit hoofde van de tussen partijen overeengekomen arbeidsovereenkomst een bedrag van € 3.100,00 bruto aan achterstallig salaris over de periode januari 2013 tot en met mei 2013 en een bedrag van € 625,00 bruto aan achterstallige vakantietoeslag over de periode mei 2012 tot en met mei 2013, te vermeerderen met wettelijke verhoging, wettelijke rente en kosten. Tevens vordert zij de tijdige en correcte loonbetalingen vanaf 1 juni 2013. Ook vordert zij afgifte van de loonspecificaties over de maanden augustus 2012 tot en met mei 2013 binnen twee dagen na betekening van het vonnis op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagde] in gebreke blijft te voldoen aan de afgifte van de loonspecificaties.

3.2.2

[gedaagde] voert verweer. Zij voert aan dat de door [eiseres] als productie 2 bij dagvaarding overgelegde arbeidsovereenkomst niet geldig is, nu degene die de arbeidsovereenkomst heeft ondertekend niet tekeningbevoegd is binnen [gedaagde]. Vervolgens voert zij aan dat de arbeidsduur 10 uur per week bedroeg in plaats van 12 uur, waarbij volgens [gedaagde] is afgesproken dat [eiseres] vanaf januari 2013 op uurbasis zou worden uitbetaald. Ook stelt zij na 3 april 2013 niet meer gehouden te zijn tot betaling van het loon, nu [eiseres] op 3 april 2013 de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Tot slot voert zij aan dat het openstaande bedrag dient te worden verrekend met een door [eiseres] in december 2012 ontvangen voorschot van een bedrag € 250,00 en een bij [eiseres] geplaatste kroon van een bedrag van € 300,00.

3.3

De kantonrechter overweegt het volgende.

3.3.1

In deze kort geding procedure ligt de vraag voor of waarschijnlijk is dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen.

3.3.2

Daarbij gaat de kantonrechter ervan uit dat, gelet op de aard van de vordering, het spoedeisend belang van [eiseres] is gegeven, zodat [eiseres] in zoverre ontvankelijk is in haar vordering.

Geldigheid arbeidsovereenkomst

3.3.3

Ten aanzien van de arbeidsovereenkomst constateert de kantonrechter dat [eiseres] als productie 2 bij dagvaarding een arbeidsovereenkomst in het geding heeft gebracht. [gedaagde] stelt dat deze arbeidsovereenkomst niet tussen partijen is overeengekomen, maar geeft ter zitting aan dat wel een mondelinge arbeidsovereenkomst met een maandloon van € 650,00 bruto is overeengekomen. De kantonrechter overweegt dat, gelet op het voorgaande, vaststaat dat er een arbeidsovereenkomst tussen partijen is overeengekomen en dat een onderdeel van die arbeidsovereenkomst is dat [eiseres] een bedrag van € 650,00 bruto per maand aan loon ontvangt. De discussie over de geldigheid van de als productie 2 bij dagvaarding overgelegde arbeidsovereenkomst doet, naar het oordeel van de kantonrechter, dan ook niet ter zake voor het gevorderde in kwestie, nu er in beginsel sprake is van een maandloon. De kantonrechter zal dit onderdeel van het verweer van [gedaagde] dan ook passeren.

Betaling per maand of per uur

3.3.4

[eiseres] heeft de stelling van [gedaagde], dat zij vanaf januari 2013 per uur zou worden betaald, gemotiveerd betwist. Zij voert aan dat het gesprek in maart 2013 is gevoerd, nu zij vanaf maart 2013 gevraagd werd haar uren bij te houden. Gelet op het voorgaande, alsmede nu [gedaagde] haar stelling niet nader heeft onderbouwd, is niet komen vast te staan dat partijen in januari 2013 aanvullende afspraken hebben gemaakt over de beloning van [eiseres]. Dit betekent dat [gedaagde] het gevorderde loon over januari en februari 2013 verschuldigd is geworden.

3.3.5

[gedaagde] heeft geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt welke afspraken zijn gemaakt tijdens het gesprek in maart 2013. Dit had naar het oordeel van de kantonrechter wel op haar weg gelegen, aangezien de werkgever de verantwoordelijkheid heeft om duidelijkheid te verschaffen ten opzichte van de werknemer over de beloning als wezenlijk onderdeel van de arbeidsovereenkomst. Aldus is niet komen vast te staan dat partijen een ander beloningssysteem zijn overeengekomen. De kantonrechter zal ook het gevorderde loon over maart 2013 toewijzen.

Opzegging

3.3.6

[gedaagde] voert aan dat de arbeidsovereenkomst op 3 april 2013 door [eiseres] schriftelijk is opgezegd. Ter onderbouwing van haar stelling heeft zij een verklaring overgelegd, waar, volgens [gedaagde], de handtekeningen van [eiseres] en van de heer Bijl onder staan. [eiseres] betwist dat zij de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en stelt de door [gedaagde] overgelegde verklaring nooit eerder te hebben gezien en zeker niet te hebben getekend.

3.3.7

Op grond van artikel 159 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is het aan [gedaagde] bewijs van haar stelling te leveren. Een procedure als de onderhavige leent zich echter niet voor bewijslevering. Het voorgaande leidt ertoe dat het verweer van [gedaagde] dat de arbeidsovereenkomst per 3 april 2013 is beëindigd niet slaagt. Dit betekent dat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter vaststaat dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog steeds voortduurt en dat [eiseres] derhalve vanaf 3 april 2013 ook recht heeft op loon.

3.3.8

Gelet op het voorgaande is, naar het oordeel van de kantonrechter, het gevorderde bedrag aan achterstallig loon en het gevorderde bedrag aan achterstallige vakantietoeslag, zijnde een totaalbedrag van € 3.725,00 bruto, toewijsbaar.

Verrekening

3.3.9

De kantonrechter overweegt, aangaande het in december 2012 betaalde voorschot op het salaris van [eiseres] en de factuur ter zake de bij [eiseres] geplaatste kroon ter hoogte van € 300,00, dat [eiseres] dit deel van het verweer niet heeft weersproken. Nu [gedaagde] stelt dat het voorschot op het loon in december is betaald, dient dit bedrag in mindering te strekken op het achterstallige loon van januari 2013.

3.3.10

Voorts overweegt de kantonrechter, met betrekking tot de geplaatste kroon, dat [gedaagde] spreekt van een onbetaald gelaten factuur. Gelet op artikel 7:617 lid 1 sub d van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan dit niet worden aangemerkt als loon. De kantonrechter begrijpt dan ook dat [gedaagde] de onbetaald gelaten factuur wenst te verrekenen met het loon van [eiseres]. Nu hiervoor is overwogen dat de arbeidsovereenkomst is blijven voortbestaan is dit niet toegestaan op grond van artikel 7:632 lid 1 BW, reden waarom de kantonrechter ook dit deel van het verweer zal passeren.

Wettelijke verhoging en rente

3.4

De wettelijke verhoging en de wettelijke rente zullen, als niet of onvoldoende weersproken, worden toegewezen, met dien verstande dat de kantonrechter, gelet op de omstandigheden, aanleiding ziet om de wettelijke verhoging te matigen tot 10%. De wettelijke rente zal worden toegewezen zoals in het dictum vermeld.

Toekomstig loon

3.5

Voorts overweegt de kantonrechter dat, nu niet is komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst op 3 april 2013 is geëindigd, de vordering strekkende tot betaling van het loon over juni 2013 en de volgende maanden zal worden toegewezen. Nu tevens niet is komen vast te staan dat [gedaagde] met [eiseres] een ander beloningssysteem is overeengekomen zal over die maanden eveneens een bedrag van € 650,00 bruto per maand worden toegewezen.

Loonspecificaties

3.6

Ten aanzien van de vordering strekkende tot het overleggen van de loonspecificaties over de maanden augustus 2012 tot en met mei 2013 overweegt de kantonrechter als volgt. Op grond van artikel 7:626 BW is de werkgever verplicht om bij elke voldoening van het in geld vastgestelde loon de werknemer een schriftelijke of elektronische opgave te verstrekken van het loonbedrag, van de bedragen waaruit dit is samengesteld, van de bedragen die op het loonbedrag zijn ingehouden, alsmede van het bedrag van het loon waarop een persoon van de leeftijd van de werknemer over de termijn waarover het loon is berekend ingevolge het bepaalde bij of krachtens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag aanspraak heeft, tenzij zich ten opzichte van de vorige voldoening in geen van deze bedragen een wijziging heeft voorgedaan. De vordering strekkende tot afgifte van de loonspecificaties zal worden toegewezen voor zover deze verplichting bestaat op grond van voornoemd artikel. De kantonrechter ziet aanleiding de gevorderde dwangsom evenwel te matigen tot een bedrag van € 100,- per dag met een maximum van € 1.000,-.

Proceskosten

3.7

[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het geding. De proceskosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op

€ 92,82 aan dagvaardingskosten, € 213,00 aan griffierecht en € 400,00 aan gemachtigdensalaris (2 punten à € 200,00 voor de dagvaarding en comparitie), zijnde een totaalbedrag van € 705,82.

4 De beslissing in kort geding

De kantonrechter:

veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen het netto equivalent van een bedrag van € 3.725,00 aan achterstallig loon en achterstallige vakantietoeslag minus een bedrag van € 250,00, waarbij het laatstgenoemde bedrag in mindering strekt op de netto loonbetaling over januari 2013,

veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen de wettelijke verhoging van 10% over het resterende bedrag aan achterstallig loon en achterstallige vakantietoeslag;

veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen de wettelijke rente over het resterende bedrag aan achterstallig loon en achterstallige vakantietoeslag en het bedrag aan wettelijke verhoging vanaf het moment van opeisbaarheid van die bedragen tot de dag van volledige betaling;

veroordeelt [gedaagde] om – voor zover zij daarmee in gebreke zal blijven en voor zover vereist op grond van de wet – binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] de loonspecificaties te verstrekken over de maanden augustus 2012 tot en met mei 2013, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 1.000,-;

veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk op de laatste werkdag van de maand aan [eiseres] te betalen het netto-equivalent van het bruto loon van € 650,00 per maand met ingang van 1 juni 2013 totdat de arbeidsovereenkomst op een rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd, voor zover [gedaagde] met betaling daarvan in gebreke blijft;

veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 705,82, daarin begrepen een bedrag van € 400,00 als salaris voor de gemachtigde van [eiseres];

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. T.N.E. Meyboom en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2013.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.