proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 9 december 2013 in de zaak tussen
[naam 1], eiseres,
gemachtigde: mr. M.C. Heijnneman,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (en diens rechtsvoorgangers), verweerder,
gemachtigde: mr. J.R. Toussaint.
Procesverloop
Bij besluit van 11 september 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2013. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.
De rechtbank doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak. De rechtbank overweegt het volgende.
2.
In geschil is uitsluitend of eiseres in de gelegenheid diende te worden gesteld haar zienswijze in te dienen alvorens verweerder kon overgaan tot de intrekking van de aan haar verleende verblijfsvergunning.
3.
In artikel 4:8, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) is bepaald dat indien niet is voldaan aan een wettelijke verplichting gegevens te verstrekken er geen gelegenheid dient te worden geboden een zienswijze in te dienen.
In artikel 4.43, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (verder: Vb 2000) is bepaald dat de vreemdeling die niet langer voldoet aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verleend, dit binnen vier weken meedeelt aan verweerder.
4.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de relatie tussen eiseres en de heer [naam 1] is verbroken en dat eiseres deze wijziging niet aan verweerder heeft doorgegeven. De rechtbank is van oordeel dat eiseres daarmee niet heeft voldaan aan een wettelijke verplichting, neergelegd in artikel 4.43, eerste lid, van het Vb 2000, gegevens te verstrekken. De rechtbank verwijst hierbij tevens naar de door eiseres op 2 maart 2010 ondertekende relatieverklaring waarin staat dat zij de beƫindiging van de relatie terstond ter kennis zal brengen aan verweerder.
5.
De rechtbank is van oordeel dat voor verweerder, gelet op het bepaalde in artikel 4:8, tweede lid, van de Awb, in onderhavig geval geen verplichting bestond om eiseres in de gelegenheid te stellen een zienswijze in te dienen dan wel om haar te horen voorafgaand aan het besluit tot intrekking van haar verblijfsvergunning.
6.
Het beroep is ongegrond.
7.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid R. de Pooter, griffier, op 9 december 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: