Bij de beoordeling van de vraag of het onderhavige geschil zich leent voor beoordeling in een deelgeschilprocedure stelt de rechtbank voorop dat uit de Parlementaire Geschiedenis van de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade volgt dat de wetgever gekozen heeft voor een ruim toepassingsgebied van de deelgeschilprocedure en een actieve rol van de rechter om zodoende de afwikkeling van letselschade (buiten rechte) te bespoedigen. Gelet daarop overweegt zij het volgende.
De gemeente is weliswaar nog niet overgegaan tot terugvordering van de door [verzoekster] ontvangen WWb-uitkering, maar de rechtbank acht de kans dat zij daartoe wel zal overgaan aanzienlijk, nu zulks ook strookt met de regelgeving op dit gebied. Uit de overgelegde brief van de gemeente d.d. 4 februari 2014 blijkt dat de gemeente ermee bezig is het vermogen van [verzoekster] te inventariseren en al geconstateerd heeft dat haar vermogen hoger is dan de voor haar van toepassing zijnde vermogensgrens. Daarnaast is door [verzoekster] onweersproken gesteld dat de gemeente mondeling aan zowel haarzelf als haar raadsman heeft aangegeven over te zullen gaan tot verrekening zodra de letselschadezaak in een afrondingsfase is geraakt en dat de verzekeraar van het ziekenhuis daarvan op de hoogte is gesteld.
Voorts is van belang dat noch de tekst, noch de Parlementaire Geschiedenis van de wettelijke regeling van de deelgeschilprocedure concrete aanwijzingen bevat dat de deelgeschilprocedure niet kan worden aangewend voor een geschil betreffende toekomstige schadeposten, althans schadeposten waarvan thans nog niet duidelijk is of ze zich gaan realiseren. Bovendien staat het gevoerde verweer dat nog niet duidelijk is of de gemeente daadwerkelijk zal overgaan tot terugvordering, niet aan toewijzing van het verzochte in de weg, gelet op de wijze waarop het verzoek is geformuleerd. Immers, mocht worden geoordeeld dat het korten op de uitkering schade oplevert die het ziekenhuis dient te vergoeden, dan is pas sprake van een concrete vergoedingsplicht door het ziekenhuis indien de gemeente daadwerkelijk overgaat tot die korting.
Vast staat dat partijen van mening verschillen omtrent de vraag of de terugvordering c.q. het wegvallen van de WWb-uitkering van [verzoekster] aan te merken is als schade waarvoor het ziekenhuis aansprakelijk is en die ze aan [verzoekster] dient te vergoeden. Anders dan het ziekenhuis stelt is de rechtbank van oordeel dat uit de Memorie van Toelichting valt op te maken dat de deelgeschilprocedure zich juist wel leent voor het beantwoorden van rechtsvragen, althans voor zover partijen ten aanzien van een bepaalde rechtsvraag er niet in slagen tot een vergelijk te komen en daardoor het sluiten van een vaststellingsovereenkomst tussen partijen wordt belemmerd.
Op voorhand kan niet worden uitgesloten dat een beslissing op het verzoek kan bijdragen aan het bereiken van een vaststellingsovereenkomst tussen partijen, nu zowel bij een toewijzende als bij een afwijzende beslissing op het verzoek van [verzoekster] duidelijk zal zijn wat tussen partijen rechtens heeft te gelden, aan de hand waarvan partijen verder in onderhandeling kunnen treden. Daarmee is het belang van het verzoek van [verzoekster] gegeven. Dit alles afgewogen tegen de investering in tijd, geld en moeite (artikel 1019z), bestaat er geen grond om het verzoek van [verzoekster] op voorhand af te wijzen.