Artikel 7 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
Wegens uitzonderlijke omstandigheden kan de kantonrechter de beloning van de bewindvoerder op een andere wijze vaststellen. Nu de bewindvoerder zijn taken uitoefent alsof er geen huwelijk in gemeenschap van goederen is, wordt de beloning vastgesteld conform artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
beschikking d.d. 23 oktober 2015 op een machtigingsverzoek
1 Het verzoek en de beoordeling
1.1
Bij afzonderlijke beschikkingen van de kantonrechter te Bergen op Zoom
d.d. 30 januari 2014 zijn de goederen van [rechthebbenden 1] onder bewind gesteld met benoeming van [XXX 1] tot bewindvoerder.
1.2
De kantonrechter heeft kennis genomen van een op 1 juli 2015 door de griffie ontvangen schriftelijk verzoek tot het verlenen van een machtiging om de beloning voor de bewindvoerder voor het jaar 2015 in de bewindsdossiers van [rechthebbenden 2] vast te stellen conform artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna Regeling).
1.3
Bij brief van 2 september 2015 is aan de bewindvoerder kenbaar gemaakt dat in artikel 7 van de Regeling is bepaald dat de kantonrechter een andere vergoeding dient vast te stellen in het geval de bewindvoerder benoemd is tot bewindvoerder over de goederen van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen. Gelet op het bepaalde in artikel 7 van de Regeling heeft de kantonrechter in de brief van 2 september 2015 medegedeeld voornemens te zijn het verzoek van de bewindvoerder af te wijzen.
1.4.
Bij brief van 3 september 2015 heeft de bewindvoerder verzocht om een mondelinge behandeling. Naar aanleiding daarvan heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden op
2 oktober 2015, tijdens welke zitting is verschenen [XXX 2] , de bewindvoerder.
1.5
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de bewindvoerder gesteld dat, ondanks het huwelijk in gemeenschap van goederen, de situatie inmiddels zodanig is dat er sprake is van twee individuele vermogens en dat er dan ook geenszins sprake is van een economische eenheid. Daartoe heeft de bewindvoerder nader toegelicht dat [rechthebbende a 1] woonachtig is in een blijf-van-mijn-lijfhuis. [rechthebbende b] woont in de huurwoning in Roosendaal. Deze woning staat inmiddels op zijn naam. Er zal een echtscheidingsprocedure worden gestart, waarvoor [rechthebbende a 2] reeds een advocaat in de arm heeft genomen. Ten aanzien van de inkomsten heeft de bewindvoerder toegelicht dat beide rechthebbenden een eigen uitkering hebben. Er zijn aparte bankrekeningen en aparte uitkeringen. Slechts formeel is er nog sprake van een huwelijk. Beide rechthebbenden leven gescheiden van elkaar, waardoor de bewindvoerder het beheer heeft over twee aparte vermogens. Derhalve is de bewindvoerder van mening dat de jaarbeloning conform artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling vastgesteld dient te worden.
1.6
In beginsel dient de kantonrechter, krachtens artikel 7 van de Regeling, de beloning van een persoon die tot bewindvoerder wordt benoemd van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, vast te stellen overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met het vijfde lid van artikel 7 van de Regeling. Uit de toelichting op deze Regeling blijkt echter dat het uitgangspunt is dat de curator, bewindvoerder en mentor adequaat moet worden beloond voor de uitoefening van hun taken. De regeling is slechts beoogd om het overgrote deel van de gevallen van curatele, bewind en mentorschap te bestrijken en laat aan de kantonrechter, zoals blijkt uit artikel 7 lid 6 van de Regeling alsmede uit de toelichting, de ruimte om vanwege uitzonderlijke omstandigheden in het specifieke geval de beloning van de vertegenwoordiger op een andere wijze vast te stellen.
1.7
Nu de bewindvoerder tijdens de mondelinge behandeling uitgebreid heeft toegelicht op welke wijze het beheer over de financiƫn van [rechthebbenden 3] wordt gevoerd, kan de kantonrechter niet anders concluderen dan dat er sprake is van twee aparte vermogens, waarbij slechts formeel nog sprake is van een huwelijk in gemeenschap van goederen. De bewindvoerder heeft immers gesteld dat er aparte bankrekeningen zijn, dat beide rechthebbenden leven van een eigen uitkering en dat de echtscheidingsprocedure op korte termijn gestart zal worden. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat in dit specifieke geval er zodanige uitzonderlijke omstandigheden zijn dat de beloning van de bewindvoerder op een andere wijze vastgesteld dient te worden. Aangezien de bewindvoerder zijn taken uitoefent alsof er geen sprake is van een huwelijk in gemeenschap van goederen, zal de kantonrechter de beloning in beide bewindsdossiers vaststellen conform artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling.
2 De beslissing
De kantonrechter stelt in de bewindsdossiers van [rechthebbenden 4]
de jaarbeloning van de bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
Deze beschikking is gegeven 23 oktober 2015 door mr. J.A.J. van den Boom, kantonrechter, en door deze en de griffier ondertekend.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden: binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: