wonende te ( [postcode 1] ) [plaats 1] , aan de [adres 1] ,
eiser, hierna te noemen: ‘ [eiser] ’,
gemachtigde: mr. E.F. Gomes, advocaat te Roosendaal,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde]
B.V.,
gevestigd te [plaats 2] , tevens kantoorhoudende te ( [postcode 2] ) [plaats 3] , aan de [adres 2] ,
gedaagde, hierna te noemen: ‘ [gedaagde] B.V.’,
gemachtigde: mr. A.J.D. Bekius, advocaat te Zwolle.
1 Het verloop van het geding
1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
de dagvaarding in kort geding van 12 juni 2015, met producties;
de bij brief d.d. 30 juni 2015 door mr. Gomes verzonden producties;
de bij brief d.d. 30 juni 2015 door mr. Bekius verzonden producties;
e aantekeningen van de griffier met betrekking tot de mondelinge behandeling ter zitting van 2 juli 2015, met bijbehorend audiëntieblad. Tijdens die zitting zijn er door beide gemachtigden pleitnota’s in het geding gebracht.
1.2
Op 1 mei 2015 is ter griffie ontvangen het ingediende verzoekschrift (met producties) tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiser] , waarna een zelfstandig tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door [eiser] is ingediend (hier bekend onder zaak/rolnummer 4089147 AZ VERZ 15-58). In overleg met partijen is de voorlopige voorziening gelijktijdig behandeld met voornoemd (voorwaardelijk) ontbindingsverzoek.
1.3
De inhoud van genoemde stukken en van de stukken die in het kader van de ontbindingsprocedure in het geding zijn gebracht, geldt als hier ingelast. Op die inhoud en op hetgeen door partijen ter zitting naar voren is gebracht, wordt hierna -voor zover nodig- teruggekomen.
2 Het geschil
2.1
[eiser] vordert -kort samengevat- bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] B.V. te veroordelen:
tot doorbetaling van het overeengekomen loon vanaf 25 maart 2015 ad € 6.788,39 bruto per vier weken, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag alsmede met alle overige emolumenten tot het moment dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze tot een einde is gekomen;
tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
tot betaling van de wettelijke rente over de onder a. en b. genoemde bedragen;
in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Aangezien [eiser] in de ontbindingsprocedure een zelfstandig tegenverzoek heeft ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, heeft hij zijn aanvankelijk ingestelde vordering tot wedertewerkstelling, ingetrokken.
2.2
[gedaagde] B.V. voert verweer.
3 De beoordeling
3.1
Tussen partijen staat, als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weer-sproken alsmede op grond van de niet bestreden inhoud van de producties, het volgende vast:
de thans 58-jarige [eiser] is sinds [datum] 1980 in dienst bij één van de vennootschappen van [gedaagde] (hierna te noemen: ‘ [gedaagden] c.s.’), laatstelijk in de [functie 1] tegen een loon van € 6.788,39 bruto per vier weken, exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten;
[gedaagden] c.s. is in 2008 overgenomen door [bedrijf] , een groot bouwconcern. De kernactiviteiten van [gedaagden] c.s. zijn het verrichten van infrastructurele werken, leidingbouw, afvalwaterbeheersing en civiele betonwerken;
na een gesprek op 24 maart 2015 is [eiser] op staande voet ontslagen. De ontslagbrief van diezelfde datum vermeldt onder meer: “Uit het onderzoek van [onderzoeksbureau] is komen vast te staan dat er door uw handelen en/of nalaten, een onjuiste voorstelling van zaken is geven aan ondergetekende en tevens een niet correcte uitoefening van uw functie, alsmede van slecht werknemerschap, en van strijdigheid met en overtreding van de binnen uw werkgever geldende en bij u bekende gedrags- en integriteitsregels. Immers is gebleken dat er door en namens u op diverse momenten gebruik is gemaakt van materiaal, materieel en medewerkers van [gedaagden] en haar zakelijke relaties, ten behoeve van een verbouwing van de woning aan de [adres 3] te [plaats 1] (in eigendom van uw ex-echtgenote) en dat aantoonbaar is gebleken dat in strijd met de gemaakte afspraken niet alle gemaakte kosten zijn doorbelast aan u.”;
voornoemde ontslagbrief is opgesteld namens de [gedaagden] en ondertekend door algemeen directeur [naam] . Op het briefpapier staat aan de voorzijde ‘ [b.v.] ’;
[eiser] heeft bij brief d.d. 31 maart 2015 de nietigheid van het hem gegeven ontslag ingeroepen, zich beschikbaar gehouden voor werk en aanspraak gemaakt op loondoorbetaling.
3.2
[eiser] legt aan zijn vordering de nietigheid van het aan hem op 24 maart 2015 gegeven ontslag op staande voet ten grondslag. Hij stelt zich primair op het standpunt dat zijn werkgever [gedaagde] B.V. niet is overgegaan tot het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. De ontslagbrief d.d. 24 maart 2015 is immers afkomstig van een andere juridische entiteit, te weten [b.v.] Subsidiair stelt [eiser] dat de vereiste dringende reden voor het ontslag op staande voet ontbreekt. Nu de arbeidsovereenkomst na 24 maart 2015 is blijven voortbestaan, maakt [eiser] aanspraak op loondoorbetaling, met nevenvorderingen.
3.3
[gedaagde] B.V. verweert zich tegen de vordering van [eiser] en zij concludeert tot afwijzing hiervan. Zij is van mening, dat niet [gedaagde] B.V. de werkgeefster van [eiser] is, maar dat hij in dienst is bij [b.v.] Verder stelt zij zich op het standpunt, dat [eiser] terecht op staande voet is ontslagen, omdat [eiser] door zijn handelwijze de geldende en kenbare regels heeft overtreden, (een schijn van) belangenverstrengeling heeft gecreëerd, misbruik van zijn (leidinggevende) positie heeft gemaakt, [gedaagden] c.s. en haar projecten (financieel) heeft benadeeld en in diskrediet heeft gebracht, hetgeen consequenties kan hebben voor het bedrijf en concern. [gedaagde] B.V. stelt zich -gezien het voorgaande- op het standpunt, dat [eiser] niets van haar te vorderen heeft en dat de arbeidsovereenkomst door het gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is geëindigd.
3.4
Voldoende is gebleken, dat [eiser] , gezien de aard van de vordering zijnde een ontslag op staande voet, spoedeisend belang heeft bij de door hem ingestelde vordering.
3.5
Voorshands dient met name beoordeeld te worden, of het aan [eiser] gegeven ontslag op staande voet rechtmatig is gegeven en in een bodemprocedure stand houdt. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Partijen verschillen van mening wie de formele werkgever van [eiser] is. Volgens [eiser] is dat [gedaagde] B.V. en volgens laatstgenoemde is dat [b.v.] Artikel 7:655 BW legt aan de werkgever de plicht op om aan de werknemer schriftelijk opgave te doen van de wezenlijke elementen van zijn arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding. In dat verband is de werkgever onder meer verplicht om opgave te doen van de naam en woonplaats van partijen. Onduidelijkheden in dat verband liggen in de risicosfeer van de werkgever. Een schriftelijke arbeidsovereenkomst is niet in het geding gebracht. Wel zijn er recente loonstroken overgelegd. Deze zijn afkomstig van [gedaagde] B.V., [adres 2] , [postcode 2] [plaats 3] . Op die loonstroken staat, dat [eiser] de functie ‘ [functie 2] ’ vervult. Ook zijn er jaaropgaves in het geding gebracht. Na 2003 zijn deze jaaropgaves afkomstig van [gedaagde] B.V. Ook op het in het geding gebrachte pensioenoverzicht van Nationale Nederlanden, waarin de stand per 31 december 2014 wordt weergegeven, staat dat [gedaagde] B.V. partij is bij de overeenkomst met [eiser] . Aan de hand van deze stukken is voorshands voldoende aannemelijk, dat [gedaagde] B.V. de formele werkgever van [eiser] is. Dat [eiser] [functie 1] was van de [b.v.] maakt het voorgaande niet anders. Ook het feit, dat een aantal brieven van en/of aan [eiser] is opgesteld op briefpapier van de [gedaagden] en/of zijn geschreven uit naam van [b.v.] maakt niet -gelet op het voorgaande- dat één van deze entiteiten de formele werkgever van [eiser] is. De stelling van [gedaagde] B.V. , dat zij alleen de payroll verzorgt en verder niets, wordt niet onderbouwd, zodat aan die stelling -gezien de betwisting ervan door [eiser] - voorbij gegaan wordt.
3.6
De ontslagbrief d.d. 24 maart 2015 is opgesteld namens de [gedaagden] en is ondertekend door algemeen directeur [naam] . Op het briefpapier staat aan de voorzijde ‘ [b.v.] ’ Nu voorshands voldoende aannemelijk is, dat [gedaagde] B.V. de formele werkgever van [eiser] is, is het gegeven ontslag op staande voet nietig. Immers, het is niet gegeven door de formele werkgever van [eiser] . [eiser] heeft tijdig de nietigheid van het ontslag ingeroepen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] B.V. na 24 maart 2015 blijven bestaan en maakt [eiser] terecht aanspraak op loondoorbetaling. Nu derhalve aannemelijk wordt geoordeeld dat een overeenkomstige vordering in de hoofdzaak zal slagen, zijn de vorderingen van [eiser] toewijsbaar. Aangezien in de (voorwaardelijke) ontbindingszaak (met zaak/rolnummer 4089147 AZ VERZ 15-58) de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2015 wordt ontbonden, zal de loonvordering tot die datum worden toegewezen.
3.7
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [gedaagde] B.V. worden veroordeeld in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser] gevallen.
4 De beslissing bij wege van voorlopige voorziening
De voorzieningenrechter:
veroordeelt [gedaagde] B.V. tot betaling aan [eiser] van:
-
het overeengekomen loon vanaf 25 maart 2015 ad € 6.788,39 bruto per vier weken, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag alsmede met alle overige emolumenten en tot 1 augustus 2015;
-
de wettelijke verhoging over voornoemd loon, ex artikel 7:625 BW;
-
de wettelijke rente over voornoemde posten;
veroordeelt [gedaagde] B.V. in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiser] gevallen en tot op heden begroot op een bedrag van € 915,19, waaronder een bedrag van € 600,00 aan gemachtigdensalaris, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart dit vonnis -tot zover- uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het eventueel meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Koch, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juli 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: