2 De tenlastelegging
Verdachte staat terecht, terzake dat:
zij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2011 tot en met 30 september
2014 te Etten-Leur opzettelijk een of meerdere geldbedragen van in totaal
ongeveer 126.976,13 Euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, dat/die geheel of
ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde partij] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit
hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als boekhoudster, in elk
geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend, door
- in het boekhoudsysteem Exact een (fictieve) factuur op naam van een
bestaande klant aan te maken en/of
- ( vervolgens) het rekeningnummer van die bestaande klant te wijzigen in haar,
verdachte's bankrekening nummer zijnde Rabo rekening [rekeningnummer] en/of
- ( vervolgens) in het Exact systeem een batch-betaling uit te draaien en/of na
het samenstellen van de batch betaling deze naar de Rabobankrekening van [benadeelde partij]
te verzenden en/of
- ( vervolgens) nadat de facturen door de Rabobank waren uitbetaald aan
klanten van [benadeelde partij] , de stamgegevens terug te zetten naar het juiste
rekeningnummer van de bestaande klant.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde verduistering in dienstbetrekking heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd, nu verdachte het ten laste gelegde heeft bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 20 april 20161;
- de (aanvullende) aangifte van [naam] namens [benadeelde partij]2;
- het bij deze aangifte gevoegde overzicht van facturen3;
- de bankafschriften van de bankrekening van verdachte waarop de zien is dat de op het hiervoor genoemde overzicht vermelde bedragen inclusief vermelding van factuurnummers zijn overgemaakt op de bankrekening van verdachte4.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
zij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2011 tot en met 30 september
2014 te Etten-Leur opzettelijk een of meerdere geldbedragen van in totaal
ongeveer 126.976,13 Euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, dat/die geheel of
ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde partij] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit
hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als boekhoudster, in elk
geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend, door
- in het boekhoudsysteem Exact een (fictieve) factuur op naam van een
bestaande klant aan te maken en/of
- (vervolgens) het rekeningnummer van die bestaande klant te wijzigen in haar,
verdachte's bankrekening nummer zijnde Rabo rekening [rekeningnummer] en/of
- (vervolgens) in het Exact systeem een batch-betaling uit te draaien en/of na
het samenstellen van de batch betaling deze naar de Rabobankrekening van [benadeelde partij]
te verzenden en/of
- (vervolgens) nadat de facturen door de Rabobank waren uitbetaald aan
klanten van [benadeelde partij] , de stamgegevens terug te zetten naar het juiste
rekeningnummer van de bestaande klant.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Verduistering, gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 160 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 80 dagen;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van twee jaren na te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] , € 115.000,= te betalen, bij niet betaling te vervangen door 180 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil (BP.15).
Dit vonnis is gewezen door mr. Van de Wetering, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Schotanus, rechters, in tegenwoordigheid van De Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 mei 2016.