1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 juni 2016, waarbij de officier van justitie, mr. Van Horen, en verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Verdachte staat terecht, terzake dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2008
tot en met 31 januari 2014 in de gemeente(n) Etten-Leur en/of Apeldoorn en/of
Roosendaal en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de
omzetbelasting ten name van hem, verdachte over het/de aangiftetijdvak(ken)
- 1 e kwartaal 2008 en/of
- 1 e kwartaal 2009 en/of
- 1 e kwartaal 2010 en/of
- 1 e kwartaal 2011 en/of
- 1 e kwartaal 2012 en/of
- 1 e kwartaal 2013 en/of
- 4 e kwartaal 2013
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft/hebben hij en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) toen
aldaar -zakelijk weergegeven- (telkens) opzettelijk op het/de bij de
Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn en/of
Roosendaal, in elk geval in Nederland, ingeleverde en/of ingediende
aangifte(n) omzetbelasting over genoemd(e) aangiftetijdvak(ken), (telkens) een
te hoog en/of onjuist bedrag aan voorbelasting en/of een te hoog en/of onjuist
bedrag aan terug te vragen omzetbelasting opgegeven en/of doen of laten
opgeven, terwijl die/dat feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig
belasting werd geheven.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende elektronische aangiften OB, het proces-verbaal bevindingen van verhoor van getuige [naam getuige] van de Belastingdienst en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft bekend de hem ten laste gelegde feiten te hebben gepleegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte ten aanzien van het hem ten laste gelegde feitencomplex een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de zich in het dossier bevindende ingediende aangiften omzetbelasting over de kwartalen zoals in de tenlastelegging vermeld1;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 1 juni 20162;
- de ambtsedige verklaring van [naam] van de Belastingdienst te Apeldoorn, inhoudende dat de in de tenlastelegging genoemde aangiften omzetbelasting elektronisch zijn binnengekomen op de computersystemen van de Belastingdienst3;
- een overzicht met betrekking tot de ontvangstdata van de in de tenlastelegging genoemde aangiften en het hierdoor geleden nadeel4.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2008
tot en met 31 januari 2014 in de gemeente(n) Etten-Leur en/of Apeldoorn en/of
Roosendaal en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de
omzetbelasting ten name van hem, verdachte over het/de aangiftetijdvak(ken)
- 1 e kwartaal 2008 en/of
- 1 e kwartaal 2009 en/of
- 1 e kwartaal 2010 en/of
- 1 e kwartaal 2011 en/of
- 1 e kwartaal 2012 en/of
- 1 e kwartaal 2013 en/of
- 4 e kwartaal 2013
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft/hebben hij en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) toen
aldaar -zakelijk weergegeven- (telkens) opzettelijk op het/de bij de
Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn en/of
Roosendaal, in elk geval in Nederland, ingeleverde en/of ingediende
aangifte(n) omzetbelasting over genoemd(e) aangiftetijdvak(ken), (telkens) een
te hoog en/of onjuist bedrag aan voorbelasting en/of een te hoog en/of onjuist
bedrag aan terug te vragen omzetbelasting opgegeven en/of doen of laten
opgeven, terwijl die/dat feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig
belasting werd geheven.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 96, 72 en 96 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 21 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Schotanus, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Hermans, rechters, in tegenwoordigheid van De Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 juni 2016.
Mrs. Schotanus en Hermans zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.