2.1.
Belanghebbende exploiteerde een aannemersbedrijf op het gebied van grond-, water- en wegenbouw alsmede cultuurtechnische (onderhouds)werken en hield zich verder bezig met het produceren, leveren, installeren en onderhouden van complete riool-, besturing- en meldsystemen inclusief elektrotechnische werkzaamheden.
2.5.
De curator heeft over de periode 30 oktober 2012 tot en met 30 november 2013 drie faillissementsverslagen aangaande de toestand van de boedel van belanghebbende opgemaakt. De verslagen hebben als dagtekening 16 januari 2013, 7 juni 2013 en 5 december 2013. In de voormelde verslagen staat ten aanzien van de debiteuren het volgende, voor zover van belang, vermeld:
Verslag van 16 januari 2013:
‘4 DEBITEUREN:
4.1
Omvang debiteuren:
In opdracht van pandhouder Rabobank heeft [incassobureau] een scan/ waardering
gemaakt van de debiteuren en de onderhanden werken. De nominale waarde van de
debiteurenportefeuille per 26 oktober 2012 bedroeg € 2.432.000,-. Hierin bevinden zich voor € 1.997.000,- projectgerelateerde debiteuren. De boekwaarde van de debiteurenportefeuille niet projectgerelateerd bedroeg derhalve € 435.000,-. [incassobureau] heeft in opdracht van de Rabobank de incasso ter hand genomen aangevuld met de facturen die na faillissement zijn verzonden voor reeds verrichte werkzaamheden voor surseance en tot aan datum doorstart.
(…).
De curator beoordeelt nog welke reeds voor faillissement verrichte werkzaamheden geïncasseerd kunnen worden in relatie tot de schade die opdrachtgevers stellen te hebben geleden als gevolg van het niet afmaken van diverse projecten.’
In het verslag van 7 juni 2013 is, tussen beide geciteerde alinea’s, daaraan toegevoegd:
‘4 DEBITEUREN:
(…)
[incassobureau] heeft haar incassowerkzaamheden nog niet afgerond.
[incassobureau] loopt tegen diverse disputen aan alsmede debiteuren die verrekenbare
tegenvorderingen stellen te hebben vanwege niet afgemaakte werkzaamheden. De
curator heeft [incassobureau] om een overzicht gevraagd van de stand van zaken. Daarnaast heeft
de curator met [incassobureau] (namens Rabobank) afgesproken dat een bij de gemeente [X]
geïncasseerd bedrag van circa € 4.000,- op de derdenrekening van [incassobureau] blijft
staan vanwege een verpandingsverbod in de algemene voorwaarden die de gemeente
[X] hanteert. De curator en de bank dienen nog overeenstemming te bereiken of
het verpandingsverbod in deze casus al dan niet goederenrechtelijke werking heeft.’
In het verslag van 5 december 2013 is daaraan toegevoegd:
‘4 DEBITEUREN:
(…)
De bank is ten aanzien van 2 debiteuren via [incassobureau] een dagvaardingsprocedure
begonnen met een belang van circa € 200.000,-. Voor het overige heeft de bank in
de incassoactiviteiten gestaakt vanwege niet incasseerbaarheid en disputen. Ten
aanzien van het gedeelte dat niet geïncasseerd kon worden (circa 1,4 miljoen euro)
onderzoekt de curator of de BTW op deze facturen teruggevorderd kan worden.
Tevens onderzoekt de curator nog of de directie een verwijt te maken valt ten
aanzien van de niet incasseerbaarheid. Nu het om verpande vorderingen gaat is
het overigens met name de bank die nadeel ondervindt van het niet incasseren.’
2.6.
[incassobureau] heeft op 10 maart 2014 een ‘Statusrapportage incasso debiteuren
per 10-03-2014’ (hierna: de eindrapportage) opgemaakt waarin debiteuren staan vermeld met de daarbij behorende niet betaalde bedragen waaronder de omzetbelasting. De eindrapportage van [incassobureau] is eveneens op 10 maart 2014 aan de curator verstrekt. In de eindrapportage staan onder meer drie kolommen met bedragen met als omschrijving ‘uitgangspositie (totaal openstaande debiteuren)’ met een totaalbedrag van € 1.719.832, ‘afgeboekt bedrag’ met een totaalbedrag van € 1.517.235 en ‘som van de BTW op afgeboekte facturen’ met een totaalbedrag van € 218.287.
2.7.
De curator heeft namens belanghebbende op 18 maart 2014 een verzoek om teruggaaf ingediend op grond van artikel 29, eerste lid aanhef en letter a, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) voor een bedrag van € 218.287.