2.3.
Toen betaling uitbleef is aan belanghebbende, met dagtekening 19 januari 2016, een betalingsherinnnering gestuurd. Daarop heeft belanghebbende op 2 februari 2016 een bedrag betaald ter grootte van het bedrag van de aanslag.
2.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat het beroep gegrond is omdat de uitspraak op bezwaar onvoldoende gemotiveerd is. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij geen invorderingsrente verschuldigd is omdat hij de voorlopige aanslag niet ontvangen heeft.
2.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de ontvanger met de door hem overgelegde stukken de verzending van de voorlopige aanslag aannemelijk gemaakt. Dit leidt tot het bewijsvermoeden van ontvangst.1 Dit bewijsvermoeden kan ontzenuwd worden door de geloofwaardige ontkenning van de ontvangst.2 Deze situatie is naar het oordeel van de rechtbank aan de orde. Belanghebbende heeft consequent en van meet af aan gesteld dat de voorlopige aanslag niet is ontvangen. Belanghebbende heeft deze verklaring ter zitting nog eens herhaald en een toelichting gegeven op zijn wijze van administreren. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan zijn verklaring en acht deze verklaring geloofwaardig. Nu het bewijsvermoeden is ontzenuwd, rust op de ontvanger de last om te bewijzen dat de voorlopige aanslag ontvangen is. Dat bewijs is niet geleverd. Daarmee staat vast dat de voorlopige aanslag niet ontvangen is.
2.7.
De omstandigheid dat de voorlopige aanslag niet is ontvangen maakt de overschrijding van de betalingstermijn verschoonbaar en staat in weg aan het in rekening brengen van invorderingsrente.3 Daarbij is van belang dat belanghebbende na het ontvangen van een betalingsherinnering binnen korte tijd daarna het verschuldigde bedrag volledig heeft voldaan. Nu ten onrechte invorderingsrente in rekening is gebracht, is de beschikking invorderingsrente vernietigd.
Proceskosten en griffierecht
2.8.
Nu het beroep gegrond is verklaard, heeft de rechtbank aanleiding gevonden de ontvanger te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Voor de door belanghebbende genoemde proceskosten, te weten reiskosten, wordt de ontvanger met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) veroordeeld deze te vergoeden. De reiskosten zijn op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel c van het Besluit becijferd op € 33,60 (openbaar vervoer, tweede klasse, retour). Tevens krijgt belanghebbende het griffierecht vergoed.
Deze uitspraak is gedaan op 20 september 2017 door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. H.T.G. de Jong, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.