RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/820169-16
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 november 2017
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1957 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsvrouw mr. J.J.J. Jansen, advocaat te Kapelle.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 oktober 2017, waarbij de officier van justitie, mr. L. van den Oever, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Aan verdachte wordt, met inachtneming hiervan, ten laste gelegd dat:
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 31 december 2015 te Goes en/of (elders) in Nederland,
opzettelijk een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal ongeveer 200.874,73 euro, in elk geval enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de gemeente Goes en/of de gemeenschappelijke regeling De Bevelanden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als medewerkster (consulent) bij de afdeling schulphulpverlening van GR de Bevelanden, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, door
- bij de reguliere betalingen die vanuit Budgetbeheer worden gedaan betaalopdrachten klaar te zetten op een betaalbatch waarbij zij, verdachte,
o een of meerdere fictieve klant(en) en/of schuldeiser(s) van de schuldhulpverlening heeft ingevoerd/ingevuld en/of als begunstigde een bankrekeningnummer en/of kredietrekeningnummer en/of een of meerdere rekeningnummer(s) gekoppeld aan (een) creditcard(s), (telkens) op naam van haarzelf, verdachte, en/of haar (ex-)man, heeft ingevoerd/vermeld, en/of
o een of meerdere rekeningnummer(s) van (een) schuldeiser(s) van haar, verdachte, en/of haar (ex-)man en/of haar dochter heeft ingevoerd/ingevuld, en/of
- bij de (lijst) uitdelingen aan andere schuldeisers de ING toe te voegen onder vermelding van een op haar, verdachte’s, naam staand krediet (kredietnummer [kredietnummer] ) en/of zich (aldus) de rol van schuldeiser toe te kennen,
en/of (aldus) een of meerdere betaling(en) en/of aflossing(en) op/van op naam van haar en/of haar (ex-) man en/of haar dochter staande bankrekening(en) en/of kredietrekening(en) en/of creditcardrekening(en) en/of facturen heeft (laten) voldoen en/of heeft ontvangen;
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs1
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde verduistering in dienstbetrekking en baseert zich daarbij op de aangifte door gemeente Goes en Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden, de rapporten van [naam 3] en [naam 4] met bijlagen, de processen-verbaal van bevindingen en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen, maar merkt op dat verdachte zelf de enige fictieve klant is die zij in het systeem heeft ingevoerd. Daarnaast heeft verdachte geen bedragen overgemaakt naar een rekening op naam van haar dochter. Van die onderdelen van de tenlastelegging dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken. De tenlastegelegde periode moet, gelet op de vastgestelde eerste en laatste onregelmatigheid, worden beperkt van 17 maart 2010 tot en met 2 december 2015. Ten aanzien van de exacte hoogte van het verduisterde bedrag is van belang dat verdachte dit bedrag niet heeft kunnen controleren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het rapport van [naam 3] . van 8 januari 2016 volgt dat verdachte in totaal een bedrag van € 200.874,73 toebehorende aan de gemeente Goes en/of de gemeenschappelijke regeling de Bevelanden heeft verduisterd. Dit bedrag is naar het oordeel van de rechtbank deugdelijk onderbouwd en volgt genoegzaam uit voornoemd rapport. Zij neemt de conclusies uit dit rapport dan ook over en maakt deze tot de hare.
Uit het rapport blijkt tevens dat verdachte met de verduisteringshandelingen is begonnen op 17 maart 2010. Op 2 december 2015 heeft zij voor de laatste keer een bedrag verduisterd. Deze twee data vallen derhalve in de tenlastegelegde periode. De rechtbank zal deze periode dan ook niet beperken.2
Uit het rapport van [naam 3] volgt verder dat uit een eerste analyse bleek dat door verdachte een bedrag van € 66.477,96 onrechtmatig naar privé bankrekeningen, kredietrekeningen en creditcards is overgeboekt, waarbij ook een deel is gebruikt om nota’s te betalen van onder andere [naam 1] , de verzekeraar van de dochter van verdachte. Deze betalingen zijn gedaan vanuit de beheersrekening [rekeningnummer] van de afdeling Budgetbeheer. Daarmee is vast komen te staan dat er vanaf deze rekening betalingen van privénota’s van de dochter van verdachte hebben plaatsgevonden, waarbij onder andere [naam 1] door verdachte als schuldeiser is ingevoerd/ingevuld. De rechtbank acht dan ook bewezen het tenlastegelegde onderdeel dat verdachte een rekeningnummer van een schuldeiser van haar dochter heeft ingevoerd/ingevuld.3
In het dossier ontbreekt bewijs dat verdachte, naast zichzelf, ook andere fictieve klanten heeft ingevoerd in het systeem. Van dat onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken. Aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit overigens een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, kan voor het overige worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte4;
- het proces-verbaal van aangifte van 20 januari 20165;
- het rapport van [naam 3] van 8 januari 20166.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 31 december 2015 te Goes en/of (elders) in Nederland,
opzettelijk een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal ongeveer 200.874,73 euro, in elk geval enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de gemeente Goes en/of de gemeenschappelijke regeling De Bevelanden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als medewerkster (consulent) bij de afdeling schuldhulpverlening van GR de Bevelanden, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, door
- bij de reguliere betalingen die vanuit Budgetbeheer worden gedaan betaalopdrachten klaar te zetten op een betaalbatch waarbij zij, verdachte,
o een of meerdere fictieve klant(en) en/of schuldeiser(s) van de schuldhulpverlening heeft ingevoerd/ingevuld en/of als begunstigde een bankrekeningnummer en/of kredietrekeningnummer en/of een of meerdere rekeningnummer(s) gekoppeld aan (een) creditcard(s), (telkens) op naam van haarzelf, verdachte, en/of haar (ex-)man, heeft ingevoerd/vermeld, en/of
o een of meerdere rekeningnummer(s) van (een) schuldeiser(s) van haar, verdachte, en/of haar (ex-)man en/of haar dochter heeft ingevoerd/ingevuld, en/of
- bij de (lijst) uitdelingen aan andere schuldeisers de ING toe te voegen onder vermelding van een op haar, verdachte’s, naam staand krediet (kredietnummer [kredietnummer] ) en/of zich (aldus) de rol van schuldeiser toe te kennen,
en/of (aldus) een of meerdere betaling(en) en/of aflossing(en) op/van op naam van haar en/of haar (ex-) man en/of haar dochter staande bankrekening(en) en/of kredietrekening(en) en/of creditcardrekening(en) en/of facturen heeft (laten) voldoen en/of heeft ontvangen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
7 De benadeelde partijen
Benadeelde partij gemeente Goes verzoekt om vergoeding van een bedrag van € 285.209,05, bestaande uit € 26.014,50 kosten onderzoek [naam 3] bedragen van € 123.402,91 en € 13.374,84 die zijn verduisterd van rekeningen van de gemeente, € 12.091,32 dat is verduisterd van cliënten in de schuldhulpverlening en € 110.325,48 dat is verduisterd van schuldeisers van cliënten in de schuldhulpverlening.
Benadeelde partij Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden verzoekt om vergoeding van een bedrag van € 62.965,98, bestaande uit interne onderzoekskosten om de omvang van de verduistering vast te stellen.
De benadeelde partijen voeren aan dat de geleden schade volgens de rechtspraak mag worden geschat en dat zij in het onderhavige geval, met de rapporten van [naam 3] en [naam 4] meer dan dat hebben gedaan.
De officier van justitie stelt dat de vorderingen van de benadeelde partijen helder en goed onderbouwd zijn. De vorderingen zijn dan ook geheel toewijsbaar met, in beide gevallen, de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging betoogt dat de vorderingen ingewikkeld zijn en zonder inzage in de dossiers van de gemeente Goes niet controleerbaar zijn. Zij voert daarnaast een eigen schuld verweer. De vorderingen dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard en de benadeelde partijen dienen hun vorderingen bij de civiele rechter aanhangig te maken.
De rechtbank overweegt als volgt.
Gemeente Goes
Ter onderbouwing van de onderzoekskosten is een factuur van [naam 3] overgelegd van € 26.014,50. Een specificatie van deze factuur ontbreekt. De rechtbank kan om die reden niet vaststellen of deze kosten kunnen worden aangemerkt als redelijke kosten ter vaststelling van de schade.
Om te kunnen bepalen of de kosten voor vergoeding in aanmerking komen, zou de strafzaak moeten worden aangehouden, wat een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Reden waarom de gemeente in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Ten aanzien van de overige posten overweegt de rechtbank dat deze bedragen weliswaar voortvloeien uit de rapporten van [naam 3] en [naam 4] , maar niet kan met voldoende zekerheid worden uitgesloten dat een deel van deze schade op grond van eventuele eigen schuld, bijvoorbeeld voor zover het de duur van de bewezenverklaarde periode betreft, gedeeltelijk voor rekening van de gemeente Goes blijft. Op basis van het hiervoor genoemde vonnis van 27 januari 2011 is het de rechtbank bekend dat bij de gemeente Goes eerder jarenlang en voor een substantieel bedrag is gefraudeerd. Die fraude kwam aan het licht door de oplettendheid van een directe collega van de toenmalige verdachte. De rechtbank overwoog destijds in het vonnis onder meer dat het opvallend was dat de interne controle op het handelen van medewerkers van de betreffende financiële afdelingen kennelijk ernstig te kort was geschoten. Thans is opnieuw bij de gemeente Goes gefraudeerd en is deze fraude opnieuw pas door een derde aan het licht gekomen. Kennelijk heeft de gemeente Goes geen of onvoldoende lering getrokken uit de eerdere fraudezaak.
Om vast te kunnen stellen of en, zo ja, in welke mate sprake is van eigen schuld aan de zijde van de gemeente, zou de strafzaak moeten worden aangehouden. Daarmee zou deze strafzaak onevenredig worden belast. Reden waarom de gemeente Goes ook voor dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden
Ter onderbouwing van de onderzoekskosten is een factuur van [naam 4] overgelegd van € 62.965,98. Een specificatie van deze factuur ontbreekt. De rechtbank kan om die reden niet vaststellen of deze kosten kunnen worden aangemerkt als redelijke kosten ter vaststelling van de schade. Daarbij neemt de rechtbank mee dat dit onderzoek van [naam 4] volgt op het onderzoek dat door [naam 3] is uitgevoerd, welk onderzoek de kern van onderhavige strafzaak is.
Om te kunnen bepalen of de kosten voor vergoeding in aanmerking komen, zou de strafzaak moeten worden aangehouden. Daarmee zou deze strafzaak onevenredig worden belast. Dit is de reden waarom de Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
verduistering door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking of beroep onder zich heeft, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijk deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- verklaart de benadeelde partijen, gemeente Goes en Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden niet-ontvankelijk in hun vorderingen en bepaalt dat deze vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. E.J. Zuijdweg en mr. H.E. Goedegebuur, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. van Wijk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 november 2017.
Mr. Zuijdweg en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.