2 De tenlastelegging
Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2001 tot en met 1 mei 2005 te Tilburg en Bergen op Zoom en/of althans elders in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte telkens althans eenmaal
- het ontklede lichaam van die [slachtoffer] betast en/of
- die [slachtoffer] getongzoend en/of
- de borsten en/of vagina van die [slachtoffer] betast en/of
- aan de vagina van die [slachtoffer] gelikt en/of
- die [slachtoffer] zijn penis getoond en/of
- die [slachtoffer] zijn penis laten betasten en/of
- die [slachtoffer] hem laten pijpen;
art 244 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2001 tot en met 1 mei 2005 te Tilburg en Bergen op Zoom en/of althans elders in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het ontklede lichaam van die [slachtoffer] betasten en/of
- het tongzoenen van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de borsten en/of vagina van die [slachtoffer] en/of
- het likken van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het tonen van zijn penis aan die [slachtoffer] en/of
- het door die [slachtoffer] laten betasten van zijn penis en/of
- het zich laten pijpen door die [slachtoffer]
art 247 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 100,- ter zake van materiële schade (€ 50,- voor reiskosten en € 50,- voor telefoonkosten) en € 10.000,- ter zake van immateriële schade.
De rechtbank stelt vast dat de onderhavige vordering benadeelde partij niet alleen ziet op het onderhavige feit, maar ook op twee feiten die verdachte na het meerderjarig worden zou hebben gepleegd. De rechtbank zal ten aanzien van voornoemde feiten twee vonnissen wijzen. Teneinde de vordering benadeelde partij ten volle te kunnen beoordelen, zal de rechtbank deze vordering derhalve splitsen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de schade tot een bedrag van
€ 4.000,- ter zake van immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De materiële schade zal de rechtbank in het andere vonnis beoordelen. Gelet op het oordeel daar, heeft de benadeelde partij geen belang meer bij dit deel van de vordering in de onderhavige zaak.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77x, 77y, 77z, 77aa en 244 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
- Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 3 maanden;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van twee jaren na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, meewerkt aan ambulante behandeling in het kader van de TSD bij het Dok of een soortgelijke instelling en zich daaraan niet onttrekt;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 4.000,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 mei 2005 tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; (BP.06)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , € 4.000,- te betalen, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 mei 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 1 maand jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. (BP.04A)
Dit vonnis is gewezen door mr. Tempel, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Hamburger en mr. Van Gessel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Saelman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 juli 2018.
Mr. Hamburger en mr. Van Gessel zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.