Overwegingen
Aanleiding onderzoek recht op bijstand
1. Eiseres ontving van het college een bijstandsuitkering. Het college heeft in 2018 een onderzoek ingesteld naar het recht van eiseres op een uitkering. Dit omdat het vermoeden bestond dat zij zou samenwonen met haar vriend [naam vriend] . Eiseres was namelijk met [naam vriend] gezien bij een evenement in [naam woonplaats 1] , zijn adres stond bij de gemeente in onderzoek, en [naam vriend] had verklaard dat hij zich niet bij eiseres kon laten inschrijven omdat dit problemen zou opleveren met de ex-man van eiseres.
2. Het onderzoek bestond uit een administratief onderzoek, het verrichten van waarnemingen bij (onder meer) de woning van eiseres en het afleggen van een onaangekondigd huisbezoek op 3 oktober 2018. Eiseres heeft geweigerd om mee te werken aan het huisbezoek.
Waar gaat het in deze zaak om?
3. Het college heeft de bijstandsuitkering van eiseres ingetrokken over de periode van 1 september 2018 tot en met 2 oktober 2018, omdat eiseres geen (juiste) inlichtingen heeft verstrekt over haar woon- en leefsituatie1. Verder heeft het college de bijstandsuitkering van eiseres ingetrokken vanaf 3 oktober 2018, omdat eiseres niet heeft meegewerkt aan het huisbezoek van 3 oktober 2018 en het recht op bijstand hierdoor niet is vast te stellen2. Eiseres is het niet eens met de intrekking van haar uitkering.
4. De beoordelingsperiode voor de rechtbank loopt van 1 september 2018 (datum intrekking uitkering) tot en met 1 november 2018 (datum van het eerste intrekkingsbesluit).
5. Het college heeft de bijstandsuitkering van eiseres ingetrokken. Het is dan aan het college om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor de intrekking is voldaan. De bewijslast ligt dus bij het college.
Wat vindt de rechtbank van deze zaak?
6. Zoals gezegd, heeft het college tijdens het onderzoek waarnemingen verricht. Partijen verschillen van mening of deze waarnemingen gebruikt mochten worden bij de intrekking van de bijstandsuitkering. Eiseres vindt namelijk dat er sprake is van stelselmatige observaties die een ongerechtvaardigde inbreuk maken op haar recht op privéleven. Het college is het daar niet mee eens.
7. Hoe zit het in het algemeen met het verrichten van waarnemingen?
Het college is bevoegd om onderzoek te doen naar het recht op een bijstandsuitkering3. Waarnemingen kunnen deel uitmaken van dat onderzoek. Het verrichten van waarnemingen vormt al snel een inbreuk op het recht op het privéleven. In het algemeen kan worden gezegd dat het college op grond van de Participatiewet bevoegd is om kortdurende waarnemingen te verrichten vanaf de openbare weg, die niet op de persoon zijn gericht. Daarmee is er een geringe inbreuk op het privéleven die niet onevenredig zwaar is met het doel van de waarnemingen. Dit geldt niet voor stelselmatige observaties, of observaties waarbij gebruik wordt gemaakt van technische middelen zoals een camera. Bij dit soort waarnemingen is er een grote inbreuk op het privéleven. De Participatiewet biedt onvoldoende waarborgen ter bescherming tegen een willekeurige inmenging in het privéleven. Voor stelselmatige observaties is daarom toestemming nodig van de officier van justitie4.
8. Welke waarnemingen zijn er in dit geval verricht?
Het college heeft in een periode van bijna 4 maanden ruim 100 waarnemingen verricht op 66 verschillende dagen. In de laatste maand (van 3 september 2018 tot en met 2 oktober 2018) ging het daarbij om ongeveer 40 waarnemingen op 23 verschillende dagen. De meeste waarnemingen zijn verricht in de buurt van de woning van eiseres. De waarnemingen zijn verricht door 5 verschillende rechercheurs. In de periode van 4 maanden is eiseres 16 keer en [naam vriend] 1 keer gevolgd met de auto. Daarbij is gezien dat eiseres haar dochtertje in de ochtend naar school brengt, dat zij boodschappen doet, maar ook dat zij naar een aantal adressen gaat ( [adres 1] in [naam woonplaats 1] , [adres 2] in [naam woonplaats 2] en [adres 3] in [naam woonplaats 3] ). Op 1 dag (10 september 2018) stond de auto van eiseres om 08:33 uur niet bij haar woning en is men gaan kijken of de auto wellicht bij de school van haar dochter stond. Op 3 dagen (6 juli 2018, 13 juli 2018 en 9 augustus 2018) is men naar het [adres 4] in [naam woonplaats 1] gereden om daar een waarneming te verrichten, omdat [naam vriend] vanaf die plek collega’s zou oppikken en afzetten met zijn werkbus.
9. De rechtbank vindt dat – gelet op de duur, intensiteit en frequentie van de waarnemingen – er in dit geval sprake is van stelselmatige observaties5. De waarnemingen hebben een min of meer volledig beeld verkregen van bepaalde aspecten van het leven van eiseres en [naam vriend] . Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de rechercheurs uit zichzelf op 10 september 2018 ’s ochtends naar de school van de dochter van eiseres zijn gereden, om te kijken of de auto van eiseres daar stond. En dat zij meerdere keren uit zichzelf naar het [adres 4] in [naam woonplaats 1] zijn gereden, om te kijken of zij daar de werkbus van [naam vriend] zouden zien.
10. Wat is hiervan het gevolg?
De inbreuk die met de stelselmatige observaties is gemaakt op het recht op respect voor het privéleven van betrokkenen, berust niet op een voldoende duidelijke en voorzienbare en met waarborgen omklede wettelijke grondslag. Door deze stelselmatige observaties is artikel 8 van het EVRM geschonden. De bevindingen uit deze stelselmatige observaties moeten daarom als onrechtmatig verkregen bewijs worden aangemerkt. Dit betekent dat de grondslag voor de intrekking komt te vervallen, voor zover deze betrekking heeft op de periode van 1 september 2018 tot en met 2 oktober 2018.
Het college heeft tijdens de zitting gezegd dat als de waarnemingen buiten beschouwing moeten worden gelaten, er geen aanleiding bestond voor het afleggen van een huisbezoek. Dit betekent dat de grondslag voor de intrekking komt te vervallen, voor zover deze betrekking heeft op de periode vanaf 3 oktober 2018.
11. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien, in die zin dat de rechtbank het intrekkingsbesluit van 1 november 2018 herroept.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
13. De rechtbank veroordeelt het college in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het college wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 2.100,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
Bijlage
Artikel 17, eerste en tweede lid, van de Participatiewet:
1. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. […]
2. De belanghebbende verleent het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Artikel 53a, zesde lid, van de Participatiewet:
Het college is bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zonodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft kan het college besluiten tot herziening of intrekking van de bijstand.
Artikel 54, derde lid, van de Participatiewet:
Het college […] trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, […] heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.