7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 22.174,98 voor het feit, in verband met zowel materiële als immateriële schade.
De rechtbank wijst het verzoek toe voor zover dit ziet op de schade aan de kleding, het ziekenhuisverblijf en het eigen risico van de zorgverzekering, tot een bedrag van €571,33.
In de, bij gelegenheid van mediation, door verdachte en [slachtoffer] ondertekende vaststellingsovereenkomst van 11 augustus 2020 leest de rechtbank:
“Hij hoort dat de heer [slachtoffer] schade heeft van het incident en een vordering benadeelde partij heeft ingediend. De heer [slachtoffer] geeft aan geen immateriële schade te vragen alleen de materiële kosten terug te verwachten, maar niet hier is om de heer [verdachte] een (financiële)poot uit de draaien. De heer [verdachte] begrijpt dat.“
De stelling van de verdediging dat [slachtoffer] hiermee afstand heeft gedaan van zijn recht op vergoeding van immateriële schade onderschrijft de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet. De vaststellingsovereenkomst is van een eerdere datum dan de ingediende vordering benadeelde partij. De hiervoor aangehaalde tekst uit de vaststellingsovereenkomst ziet de rechtbank als een beschrijving door [slachtoffer] van de vordering tot schadevergoeding zoals die op dat moment kennelijk luidde, niet als een vastlegging danwel afstandsverklaring van zijn rechten om (immateriële) schade te vorderen. De rechtbank begrijpt dat [slachtoffer] inmiddels wel immateriële schade wenst te vorderen en zijn vordering heeft aangepast. Dat recht heeft hij. Zij stelt de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 3000,=.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 3.571,33 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 571,33 ter zake van materiële schade en € 3000,= ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor de berekening van het verlies van arbeidsvermogen is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Deze vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voor wat betreft de schade die [slachtoffer] stelt te hebben geleden aan zijn horloge en telefoon en doordat hij zijn Audi voortijdig moest verkopen, acht de rechtbank deze vordering onvoldoende onderbouwd zodat het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk is gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen en de wettelijke rente toekennen.
De benadeelde partij heeft gevorderd dat proceskosten worden toegewezen en daarbij p.m. vermeld. Op basis van artikel 592a Wetboek van Strafvordering is de rechtbank gehouden een beslissing te nemen over de proceskosten. Voor de rechtsgang in eerste aanleg is gebruikelijk dat aansluiting wordt gezocht bij het liquidatietarief kantonzaken, dat gebruikelijk wordt toegekend in soortgelijke zaken (overeenkomstig de staffel buitengerechtelijke incassokosten en salarissen in rolzaken kanton),
Bij een toegewezen vordering tot en met € 3.750- wordt in de regel (op basis van de genoemde staffel) € 210,- per punt als salaris toegekend. De benadeelde partij komt in dit verband twee punten toe: één punt voor het door zijn advocaat indienen van de vordering en één voor de aanwezigheid van zijn advocaat ter terechtzitting.
De rechtbank zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die tot een hogere vergoeding nopen. De proceskosten, die ten laste van de verdachte zullen worden gebracht, worden daarom tot op heden begroot op € 420,-.
10 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van poging tot doodslag;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen geld, te weten;
€ 470,00 goednummer 2191996
€ 1.550,00 goednummer 2192008
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 3.571,33, waarvan € 571,33 ter zake van materiële schade en € 3.000,- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 4 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand en buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt, te weten € 420,-;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- wijst af de vordering voor het overige deel met betrekking tot de immateriële kosten;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , € 3.571,33 te betalen en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 4 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 45 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Vliegenberg, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 september 2020.
Mr. Van Kralingen is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
De tenlastelegging
Aan bovengenoemde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 4 mei 2020 te Roosendaal tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een metalen en/of stalen strip en/of een stalen en/of ijzeren staaf/buis/pijp, althans met een (hard) voorwerp, meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of zijn arm(en) en/of zijn rug, althans tegen het hoofd en/of lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 4 mei 2020 te Roosendaal tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (open) schedelbreuk en/of een diepe en/of grote snij(ver)wond(ing) en/of diepe en/of grote snee (van tien centimeter) op zijn hoofd en/of een diepe en/of grote snij(ver)wond(ingen) aan zijn linker onderarm, heeft toegebracht, door met een metalen en/of stalen strip en/of een stalen en/of ijzeren staaf/buis/pijp, althans met een (hard) voorwerp, meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of zijn arm(en) en/of zijn rug, althans tegen het hoofd en/of lichaam, te slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 mei 2020 te Roosendaal tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een metalen en/of stalen strip en/of een stalen en/of ijzeren staaf/buis/pijp, althans met een (hard) voorwerp, meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of zijn arm(en) en/of zijn rug, althans tegen het hoofd en/of lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Bijlage II De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2020112452 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 139.
1.1
de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 18 augustus 2020, inhoudende zakelijk weergegeven:
Ik heb aangever op zijn hoofd geslagen met een ijzeren profiel.
1.2
het proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 14 mei 2020
Toen ben ik naar huis gerend, met mijn handen op mijn hoofd. Toen ik binnen kwam was iedereen al begonnen met eten. Toen zagen ze dat ik in paniek was en toen heb ik gezegd dat ik was geslagen en dat mijn auto niet veilig stond.
Toen ben ik naar buiten gelopen en is mijn broertje meegelopen om mijn auto weg te halen daar.
1.3
het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina 57-59 van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op maandag 5 mei 2020 rond 20.45 uur op de [adres 2] te Roosendaal.
Ik hoorde dat hij riep: "Ik kom terug binnen 1 minuut. Ik heb een pistool. Je gaat weten wie ik ben", of woorden van deze strekking. Ik zag dat hij een beweging maakte met zijn rechter hand alsof het een pistool was.
Ik zag dat die jongen waarmee ik ruzie had gehad na ongeveer 3 a 4 minuten weer terug
kwam. Ik zag dat er meerdere personen bij hem waren. Ik zag dat de ene
een stalen strip in zijn hand had, de andere een stalen buis. De derde had niks in zijn
handen.
Ik zag dat hij kwam aanrennen. Ik hoorde dat hij op dat moment zei: "Nu ga je eraan",
of woorden van deze strekking. Ik zag dat hij de stalen strip in zijn handen had
en daarmee maakte hij een zwaaibeweging. Ik zag dat deze strip op schouderhoogte
aankwam zetten. Ik kon deze aanval blokken door een sprong achterwaarts te zetten. De
strip raakte mijn rechterbovenarm. Ik voelde een pijn, maar kon dit wel dragen.
Meteen daarop heb ik hem een front kick gegeven om hem op afstand te houden. Meteen
kwam er de tweede aanval van achter door de jongen met de ijzeren buis. Deze kwam van
schuin van achter. Ik voelde de klap op mijn rechterschouder. Ik wilde mij omdraaien
om te kijken waar deze aanval vandaan kwam. Ik voelde toen dat ik geraakt werd door
die ijzeren strip op mijn hoofd. Ik hoorde het borrelen en voelde het bloed langs
mijn nek naar beneden lopen. Ik wist een van die drie gasten beet te pakken. Ik zag
dat hij een beetje stevig postuur had. Ik zag dat deze mij wilde aanvallen in de rug.
Ik hield deze gast stevig beet. Ik gaf hem een knietje, hierdoor zakte hij iets wat
in elkaar hierdoor raakte we allebei op de grond. Toen ik op de grond lag werd ik
weer aangevallen. Ik voelde weer een klap op mijn hoofd, dit was weer met die ijzeren
staaf. Dit deed gemeen pijn. Ik sta op, die jonge met die ijzer strip haalt weer uit. Deze
klap weet ik op te vangen met mijn linker onderarm. Ik voelde dat ik daar flink
geraakt werd. Ik wilde die strip afpakken, maar op dat moment valt hij uit die handen
van die jongen. Ik bukte om de strip op te rapen. Ik kreeg op dat moment weer een klap
op mijn rug.
Er is een gast waarvan ik heb gehoord dat hij [naam] heet of iets dergelijks. Hij droeg die avond een blauwe trainingsbroek en een witte hoodie of vest. Hij is mager. Hij had die ijzeren strip vast. De tweede gast had een sikje en een wit T-shirt aan. Hij droeg een blauwe spijkerbroek en zwarte schoenen. Hij had die staaf in zijn handen.
1.4
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , op pagina 88 van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de aangifte staat de datum van maandag 5 mei 2020. Dit is fout, het moet zijn
maandag 4 mei 2020.
1.5
het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 102 van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde dat hij terug zou gaan komen met een pistool of iets dergelijks.
Ik zag dat er een groepje jongens aan kwam lopen met versnelde pas. Ik herkende de ene, dat was de jongen waar [slachtoffer] ruzie mee had gehad. Ik zag dat hij en een andere jongen een ijzeren voorwerp vast hielden. Ik zag dat ze direct de aanval openden op [slachtoffer] . Ik zag dat ze hem insloten. Ik zag dat [slachtoffer] werd geraakt met de ijzeren staaf, of wat het ook was door
die jongen waar [slachtoffer] ruzie mee had gehad. Die droeg een blauwe broek en een wit
shirt met lange mouwen. Ik zag dat de andere jongen [slachtoffer] sloeg met de ijzeren staaf
en hem raakte op zijn schouder. Deze jongen had een blauwe spijkerbroek en een wit
shirt aan. Ik zag dat [slachtoffer] de andere jongen beet pakte. Ik zag dat hij met die
jongen op de grond viel. Ik zag dat [slachtoffer] weer een klap kreeg met die ijzeren buis of
iets dergelijks. Ik zag dat [slachtoffer] flink aan het bloeden was op zijn hoofd. Ik zag dat
hij wist op te staan en plots de staaf van die jongen wist af te pakken waarmee alles
begonnen was.
1.6
het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , op pagina 98 van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn stiefvader, [slachtoffer] , had een woordenwisseling met iemand.
Ik heb van deze persoon ook een foto gemaakt. Op de foto zie ik dat hij een blauwe
trainingsbroek en een witte hoodie aan heeft.
Ik hoorde dat hij riep ik heb een pistool en ik ben over 1 minuut terug.
Toen hij even later terugkwam was hij samen met twee andere mannen. Ik zag dat hij
een ijzeren staaf in zijn handen had.
Ik zag dat de drie jongens mijn stiefvader in het nauw dreven. Ik zag dat de jongen
met het geruite T-shirt met zijn vuisten sloeg. Ik zag dat de jongen met de witte
hoodie met de ijzeren staaf diverse keren uithaalde en mijn stiefvader op zijn arm en
hoofd heeft geraakt.
1.7
het proces-verbaal van bevindingen, op pagina 77 van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zondag 10 mei 2020 keek ik, verbalisant [verbalisant 1] , naar het materiaal wat is aangeleverd door de getuige [getuige 2] . Er is bewegend beeld materiaal en een aantal foto’s.
Het filmpje wat is aangeleverd is gemaakt met een mobiele telefoon. De beelden laten
de aangever [slachtoffer] zien die is omsingeld door drie mannen. De drie mannen staan in
een halve cirkel om hem heen. Te zien is dat verdachte [verdachte] in beeld op
rechts staat. Verdachte [verdachte] heeft een ijzeren profiel lat in zijn handen die hij schuin voor zijn lichaam houdt, van links naar rechts. Verdachte [verdachte] draagt een
blauwe trainingsbroek een witte hoodie.
Verdachte [medeverdachte] staat iets links uit het midden voor de aangever [slachtoffer] .
In zijn rechterhand heeft de verdachte [medeverdachte] een ijzeren staaf. Verdachte [medeverdachte]
heeft een wit T-shirt aan en een blauwe spijkerbroek. Verdachte [medeverdachte] draagt zwarte
schoenen. Verdachte [medeverdachte] heeft zijn haar aan de zijkant van zijn hoofd iets
opgeschoren. Op een beeldfragment kijkt verdachte [medeverdachte] recht in de camera, te zien
is dat hij onder zijn kin een sikje draagt.
Op het bewegend beeld is te zien dat de verdachte [verdachte] in een versnelde pas naar
voren gaat en de aangever [slachtoffer] probeert te benaderen in zijn linkerzijde.
Hierbij zwaait verdachte [verdachte] met de ijzeren profiel op schouderhoogte.
Op het zelfde moment komt verdachte [medeverdachte] naar voren met de ijzeren staaf.
Aangever [slachtoffer] weet de aanval van verdachte [verdachte] te ontwijken door naar achteren
te springen.
1.8
een geschrift, inhoudende medische informatie van neuroloog [naam 2] , overgelegd bij de vordering benadeelde partij d.d. 17 augustus 2020, inhoudende zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] is op 5 mei 2020 opgenomen geweest op de afdeling neurologie in verband met een impressie fractuur (schedel- en hoofdwond) en contusies (kneuzingen) aan rechterschouder en linkeronderarm.