- Door [verhuurder] als verhuurder en (de rechtsvoorganger van) [huurder] als huurder werd met ingang van 1 juni 2013 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de bedrijfsruimte met buitenterrein, gelegen aan het adres [adres bedrijfsruimte] . Het gehuurde is bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 7:230a lid 1 BW.
- Op de huurovereenkomst zijn de ‘Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW’
(ROZ-model van juli 2003) van toepassing, behoudens voor zover daarvan in de huurovereenkomst uitdrukkelijk is afgeweken (artikel 2.2 van de huurovereen-komst).
9.2
Beëindiging van deze huurovereenkomst door verhuurder is niet mogelijk gedurende de eerste 2 (twee) huurjaren. Beëindiging van deze overeenkomst door verhuurder is mogelijk na afloop van een huurperiode van 2 (twee) jaar en vindt plaats door opzegging met inachtneming van een termijn van tenminste 3 (drie) maanden. (…) Indien verhuurder deze huurovereenkomst op zegt gedurende het derde huurjaar, vergoedt verhuurder aan huurder een direct opeisbaar bedrag van € 35.000,-- exclusief BTW. Indien verhuurder deze huurovereenkomst op zegt gedurende het vierde huurjaar of later, is verhuurder geen bedrag aan huurder verschuldigd”.
- [huurder] heeft twaalf zogenoemde winches (stalen hefboomlieren met een gewicht van circa 80.000 tot 150.000 kg per stuk die kunnen worden ingezet bij (bergings-) projecten van zeeschepen) en de daarbij horende apparatuur zoals ‘power packs’ en haspels, in het gehuurde opgeslagen. Voorheen deed zij dit voor [naam A] . Inmiddels is [naam A] geen eigenaar meer van die goederen.
- [verhuurder] is het moederbedrijf van franchiseorganisatie Trekhaakcentrum.nl, die aanvragen voor montage van trekhaken doorleidt naar haar franchisenemers en hen voorziet van de daarvoor benodigde trekhaken en kabelsets.
- In een e-mail van 10 december 2014 schreef [bestuurder huurder] (bestuurder van [huurder] ) aan [bestuurder verhuurder] , bestuurder van [verhuurder] maar toen nog in privé eigenaar van het gehuurde, het volgende:
“n.a.v. ons onderhoud d.d. 03-12-2014 betreffende de huurovereenkomst (…), bevestig ik volgende afspraken met jou te hebben gemaakt;
· Een gedeelte van de haspels en de container die nu in de bedrijfsruimte opgeslagen zijn mogen van [naam A] verplaatst worden naar de overkapping aan de achterzijde van de bedrijfsruimte zodat er ruimte gemaakt wordt om de stellingen etc. van Trekhaak Centrum te kunnen plaatsen in de vrijgekomen ruimte.
· Nadat de haspels verplaatst zijn worden de wanden van de overkapping waarin de haspels worden opgeslagen met sandwich panelen dichtgemaakt door verhuurder zodat de haspels droog opgeslagen blijven.
· De ruimte tussen de werkruimte van Trekhaakcentrum en de rest van het gehuurde waar de spullen van [naam A] zijn opgeslagen wordt door verhuurder afgeschermd.
· Het maandelijks testen van de lieren wordt in overleg zoveel mogelijk gedaan zodat Trekhaak Centrum hier zo min mogelijk hinder van ondervind.
· Een gedeelte van de buiten opgeslagen goederen van [naam A] mogen van [naam A] verplaats worden naar het achterterrein of de gang rechts naast het pand. (Alle goederen van [naam A] dienen i.v.m. verzekering wel op het [adres bedrijfsruimte] opgeslagen te blijven)
· In afwijking van artikel 9.2 (bijzondere bepalingen) uit de huurovereenkomst is nu bepaald dat verhuurder de huurovereenkomst niet mag beeindigen na het verstrijken van de huurperiode van 2 jaar en ook niet in de toekomst, kortom de huurovereenkomst is voor onbepaalde tijd en kan alleen door huurder worden beeindigd indien [naam A] de goederen wil verplaatsen of elders nodig heeft.
· De verdere condities en huurprijs in de huurovereenkomst blijven ongewijzigd van kracht gedurende de huurperiode.”
Vervolgens volgt in de e-mail een begroting van de kosten van het verplaatsen van de genoemde goederen van in totaal € 8.100,00.
- Op 29 december 2014 reageerde [bestuurder verhuurder] als volgt op deze e-mail:
“Hierbij mijn akkoord op jouw onderstaande offerte.
Weet je al wanneer je wilt beginnen ?”
- [bestuurder verhuurder] heeft per aangetekende brief van 17 januari 2020 aan [huurder] de huurovereenkomst opgezegd tegen 30 april 2020 en tegen diezelfde datum de ontruiming van het gehuurde aangezegd.
- Door middel van een op 21 juli 2020 uitgebrachte dagvaarding heeft [huurder] een verklaring voor recht gevorderd, kort gezegd inhoudende dat in december 2014 tussen partijen een nadere overeenkomst tot stand is gekomen waardoor [verhuurder] de huurovereenkomst niet kan beëindigen middels opzegging, zodat [verhuurder] niet rechtsgeldig heeft opgezegd en de huurovereenkomst voortduurt.