RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
parketnummer: 82/227553-20
vonnis van de meervoudige kamer van 10 augustus 2021
[Verdachte]
geboren op [Geboortedatum] 1968 te [Geboorteplaats]
wonende te [Adres]
raadsman mr. A.M. Seebregts, advocaat te Rotterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 juli 2021, waarbij de officier van justitie, mr. A. Rijsdorp, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, door met zijn vrachtwagencombinatie achteruit te rijden, een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor [Slachtoffer] werd gedood. Subsidiair is dit ten laste gelegd als dood door schuld.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 90 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 45 dagen;
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.M. Collombon, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van Z. Jansen en F.J.M. Nouws, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 augustus 2021.
Mr. Vliegenberg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.