uitspraak van 18 augustus 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam verzoeker], te [vestigingsplaats verzoeker], verzoekster,
gemachtigde: P.J. Houtsma
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder.
Procesverloop
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen de brief van verweerder van 2 april 2021 inzake het voornemen om een boete op te leggen wegens overtreding van de Meststoffenwet.
Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.
Overwegingen
1. Het verzoek om voorlopige voorziening is er op gericht om verweerder op te dragen de behandeling van de ingediende zienswijze van 15 mei 2021 aan te houden totdat de gemachtigde van verzoekster terug is van vakantie.
2. Artikel 8:1 van de Awb bepaalt dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Volgens vaste rechtspraak is een rechtshandeling een handeling die is gericht op rechtsgevolg. Een beslissing heeft een rechtsgevolg indien zij erop is gericht een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, dan wel de juridische status van een persoon of een zaak vast te stellen.
3. Het voornemen van verweerder om verzoekster een boete op te leggen is niet op rechtsgevolg gericht. Het is een mededeling van feitelijke aard waarbij verzoekster de gelegenheid geboden wordt om door middel van een zienswijze te reageren op dat voornemen. Tegen een voornemen staat dus geen bezwaar en beroep open.
4. Dit betekent ook dat er voor de voorzieningenrechter geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter merkt overigens op dat namens verweerder op 29 juli 2021 telefonisch te kennen heeft gegeven dat tegemoetgekomen is aan de wens van de gemachtigde om het zienswijzegesprek na diens vakantie te houden.
5. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 18 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.