Overwegingen
1. Op grond van de stukken gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij brief van 26 april 2021 hebben eisers een Wob-verzoek ingediend bij het college. Eisers hebben hierin – samengevat – verzocht om verstrekking van informatie, te weten alle documenten samenhangend met de omgevingsvergunning met nummer [nummer omgevingsvergunning], alle documenten samenhangend met de controle van een toezichthouder van het cluster VHT en Publieksdiensten bij restaurant [plaatsnaam] en alle overige documenten die betrekking hebben op restaurant [plaatsnaam] .
Bij e-mails van 28 april 2021 heeft de handhavingsjurist enkele documenten openbaar gemaakt door toezending daarvan en daarbij de vraag gesteld of het Wob-verzoek als afgehandeld dan wel als ingetrokken kan worden beschouwd.
Bij e-mail van 29 april 2021 hebben eisers laten weten het Wob-verzoek voort te willen zetten, omdat niet alle gevraagde documenten zijn verstrekt.
Bij e-mail van 29 april 2021 heeft de handhavingsjurist nog enkele documenten openbaar gemaakt door toezending daarvan.
Bij brief van 19 juli 2021 hebben eisers het college medegedeeld dat de beslistermijn is verstreken. Eisers verzoeken het college om alsnog binnen twee weken een besluit te nemen op het Wob-verzoek.
Bij brief van 28 juli 2021 heeft het college bericht het verzoek van 26 april 2021 aan te merken als regulier informatieverzoek en niet als Wob-verzoek. Het college acht het verzoek om informatie afgehandeld nu bij e-mails van 28 en 29 april 2021 de gevraagde informatie is toegezonden.
Bij brief van 26 augustus 2021 hebben eisers bij het college bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op hun Wob-verzoek van 26 april 2021.
Eveneens bij brief van 26 augustus 2021 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op het Wob-verzoek van 26 april 2021.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
Artikel 15a, eerste lid, van de Wob bepaalt dat in afwijking van artikel 7:1, eerste lid, onderdeel f, van de Awb degene aan wie het recht is toegekend beroep bij de bestuursrechter in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet, alvorens beroep in te stellen bezwaar kan maken.
3. De rechtbank stelt vast dat eisers naast het instellen van het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen op het Wob-verzoek op dezelfde dag ook bezwaar hebben gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op dat Wob-verzoek. De rechtbank stelt verder vast dat het bezwaarschrift eerder is ingediend dan het beroepschrift en dat eisers daarmee hebben gekozen om eerst gebruik te maken van de in artikel 15a, eerste lid, van de Wob geboden mogelijkheid om bezwaar te maken tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Nu eisers eerst bezwaar hebben gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, dient alvorens beroep kan worden ingesteld eerst de bezwaarprocedure te zijn doorlopen of de termijn om op het bewaar te beslissen te zijn verstreken. Daarvan is nu nog geen sprake, zodat het beroepschrift niet voldoet aan de in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaalde vereisten voor het indienen van een beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen.
Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 14 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te tekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: