[werknemer] voert hiertoe, samengevat, het volgende aan. Er is geen sprake van een overgang van onderneming. De productie binnen Nature’s Choice is namelijk een arbeidsintensieve activiteit en er gaat bijna niemand van het personeel mee over naar Heidelberg. Voor zover sprake is van een overgang van onderneming is de overgangsdatum 31 maart 2022, aangezien er nog tot ten minste 31 maart 2022 werkzaamheden in Etten-Leur zijn en meerdere werknemers is verzocht tot 31 maart 2022 voor Nature’s Choice te blijven werken. Pas op 31 maart 2022 zullen alle onderdelen van de productie feitelijk zijn afgerond.
De overgang van onderneming, voor zover hier sprake van is, heeft een aanmerkelijke wijziging van de arbeidsvoorwaarden ten nadele van [werknemer] tot gevolg vanwege de afstand tussen [woonplaats] en Heidelberg – ruim 450 kilometer en een reistijd van ongeveer 5 uur enkele reis – de privé-situatie van [werknemer] , de verslechtering in arbeidsrechtelijke positie van [werknemer] en het verlies aan promotiekansen. Bovendien hebben verweersters geen alternatieven geboden die wel aansluiten bij de situatie van [werknemer] en ook is geen enkele vorm van reiskosten- of verhuisvergoeding of tijdcompensatie aangeboden. Hierom verzoekt [werknemer] ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Doordat inmiddels ook sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, wordt het ontbindingsverzoek tevens gegrond op artikel 7:671c lid 1 BW. Voor de opzegtermijn verzoekt [werknemer] , primair, aan te sluiten bij de wettelijke opzegtermijn van de werkgever, zijnde vier maanden, subsidiair, de arbeidsovereenkomst niet eerder te beëindigen dan op 31 maart 2022, en meer subsidiair, om rekening te houden met de wettelijke opzegtermijn van [werknemer] . Voor het geval de opzegtermijn niet wordt verdisconteerd in de termijn waarop de arbeidsovereenkomst met Tinti wordt ontbonden, is Nature’s Choice schadeplichtig voor het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren.
[werknemer] maakt vanwege de aanmerkelijke wijziging op grond van artikel 7:665 BW aanspraak op de transitievergoeding ten bedrage van € 41.785,20 bruto.
Daarbij is sprake van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van verweersters, waardoor [werknemer] aanspraak maakt op een billijke vergoeding van € 75.000,00 bruto. Het ernstig verwijtbaar handelen is tevens te kwalificeren als handelen in strijd met goed werkgeverschap en onderdelen daarvan zijn ook als onrechtmatig handelen aan te merken en daarmee eveneens grondslag voor de gevorderde schadevergoeding