3.1
[eiseres] vordert, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] om aan haar te betalen:
a. a) het overeengekomen loon van € 1.755,- bruto per maand, vermeerderd met alle emolumenten tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn;
b) de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
c) binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen (kennelijk is bedoeld toe te voegen: ‘vonnis het verstrekken van’, toevoeging kantonrechter) de loonstroken van september, oktober, november en december 2022, op straffe van een dwangsom van € 50,- voor elke dag of een gedeelte daarvan dat [gedaagden] in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
d) de wettelijke rente over de onder a en b genoemde kosten vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van voldoening;
e) de kosten van deze procedure.
[eiseres] legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen duurt voort. Het was [gedaagden] die de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen. Dat [eiseres] heeft aangegeven voor haar gezondheid te kiezen, mag niet worden opgevat als een opzegging van de arbeidsovereenkomst. Daarvoor is een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring vereist, die erop gericht is de beëindiging van de arbeidsovereenkomst te bewerkstelligen. Daarvan is hier geen sprake.
Voor zover [eiseres] wel zelf zou hebben opgezegd, dan heeft [gedaagden] niet voldaan aan haar onderzoeksplicht om zich ervan te verzekeren dat [eiseres] zich bewust was van de gevolgen van de opzegging, waaronder het mislopen van een ww-uitkering.
Nu de arbeidsovereenkomst voortduurt, dient [gedaagden] het loon door te betalen.
3.2
[gedaagden] voert verweer. Zij voert daartoe het volgende aan.
De opmerkingen die [eiseres] heeft gemaakt over het kiezen voor haar gezondheid, mochten door [gedaagden] worden opgevat als het nemen van ontslag. Vervolgens is afgesproken dat [eiseres] op 16 december 2022 afscheid zou nemen van haar collega’s, wat zij ook heeft gedaan. Hierna is [eiseres] niet meer op het werk verschenen.
De arbeidsovereenkomst is dus geëindigd per 16 december 2022.
Als de arbeidsovereenkomst nog zou bestaan, dan is [gedaagden] op grond van artikel 7:629 lid 3 onder a BW niet gehouden het loon door te betalen tijdens ziekte. Dit aangezien [eiseres] bij indiensttreding verzwegen heeft dat zij ernstige artrose klachten heeft, terwijl al voorafgaand aan indiensttreding bekend was dat zij als [functie] fysiek belastende werkzaamheden zou gaan verrichten waarbij zij veel zou moeten lopen. [eiseres] heeft haar werkzaamheden maar een paar weken kunnen uitvoeren voor het haar te veel werd.