Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2023:1476

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
08-03-2023
13-03-2023
10174199_E08032023
Arbeidsrecht
Bodemzaak

Loonvordering na door werknemer genomen ontslag op staande voet. Geen sprake van een rechtsgeldig genomen ontslag. Loonvordering (deels) toewijsbaar maar verrekenbaar met gefixeerde schadevergoeding.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2023-0339
VAAN-AR-Updates.nl 2023-0339

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Tilburg

Zaaknummer: 10174199 \ CV EXPL 22-4036

Vonnis van 8 maart 2023

in de zaak van

[eiser] ,

te [plaats 1] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiser] ,

gemachtigde: mr. C.M.H.C. Vinken-Geijselaers,

toevoeging verleend door de Raad voor Rechtsbijstand onder [nummer] ,

tegen

JDA VERKEER EN VEILIGHEID B.V.,

te Kaatsheuvel,

gedaagde partij,

hierna te noemen: JDA,

gemachtigde: mr. M.J.E. Stuurop.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 9 november 2022;

- de brief van 19 januari 2023 met aanvullende producties aan de zijde van [eiser] ;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 februari 2023.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de

overgelegde producties, gaat de kantonrechter uit van de volgende feiten:
- Op 4 augustus 2021 heeft JDA - voor zover van belang – per e-mail het volgende aan [eiser] bericht:

(…)Naar aanleiding van ons prettig gesprek hedenmorgen kan ik je mededelen dat wij je graag een dienstverband aanbieden. Het dienstverband zal zijn ingang vinden zodra je op 23 september aanstaande bent geslaagd voor de VKR-examen, waarvoor ik je inmiddels heb ingeschreven. Je ontvangt hierover t.z.t. nog ander bericht. Je indiensttreding geschiedt uiteraard nadat je een positieve VOG hebt gekregen, wij zullen deze z.s.m. na 23 September voor je aanvragen.

Daarnaast hebben we afgesproken dat als wij je in kunnen zetten bij de GGD in Waalwijk wij je zullen benaderen en als het past in je agenda dat jij die dat hier voor ons gaat werken.(…)

- Het aangeboden dienstverband ziet op het verrichten van werkzaamheden als verkeersregelaar.

- Op 5 augustus 2021 heeft JDA - voor zover van belang – per e-mail het volgende aan [eiser] bericht:

(…)”Van harte welkom in het team van JDA. In de bijlage vind je alle informatie om goed van start te kunnen gaan(…).

Dan nog het verzoek of je beschikbaar bent om te werken op 30+31 augustus, en op 02 september? Dan plan ik je in bij de GGD Waalwijk, zoals besproken met [voornaam 1] . Ik hoor het graag, ook als je nog vragen hebt. Schroom niet om deze aan mij of aan [voornaam 1] / [voornaam 2] te stellen(…).

- In de periode van 24 augustus tot en met 30 september 2021 heeft [eiser] in totaal 213,25 voor JDA gewerkt.

- Op 27 oktober 2021, na ontvangst van de VOG, hebben JDA en [eiser] een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur ondertekend, ingaande op 1 oktober 2021 en van rechtswege eindigend op 1 oktober 2022. De arbeidsovereenkomst vermeldt als functie verkeersregelaar, een arbeidsduur van 1.879 uren per kalenderjaar (gemiddeld 36 uur per week) en een bruto maandsalaris van € 1.839,95 exclusief 8% vakantietoeslag.

- Op de arbeidsovereenkomst in het personeelshandboek van JDA van toepassing.

- De arbeidsovereenkomst vermeldt – voor zover van belang – het volgende:

Artikel 4. Arbeidsomvang, meer- en minderuren en inroostering

1. Werknemer verklaart zich bekend en akkoord met het feit dat de aard van de bedrijfsvoering van Werkgever met zich brengt dat niet iedere week behoefte bestaat aan dezelfde inzet van personeel. Daarom wordt in het bedrijf van Werkgever gewerkt met een jaarurensystematiek.

2. De arbeidsduur bedraagt 1.879 uren per kalenderjaar. Dit betekent een gemiddelde arbeidstijd van 36 uren per week. De arbeidstijd kan van week tot week verschillen.

3. Bij het einde van de arbeidsovereenkomst, wordt het door Werknemer tot het einde van de arbeidsovereenkomst te werken uren naar rato berekend. De eventueel te veel of te weinig gewerkte uren worden zoveel mogelijk gecorrigeerd binnen de opzegtermijn. Eventueel dan nog door Werknemer resterende minuren worden met de laatste salarisbetaling en/of de eindafrekening verrekend. Indien het laatste salaris en de eindafrekening daartoe ontoereikend, zal Werknemer de aan Werkgever verschuldigde bedragen op het eerste verzoek daartoe aan Werkgever betalen.

6. Indien een dienst langer duurt dan voorzien, waardoor Werknemer meer uren werkt dan het aantal uren waarvoor hij is ingeroosterd, hebben deze uren te gelden als meeruren in het kader van de jaarurensystematiek. Indien een dienst korter duurt dan voorzien, waardoor Werknemer minder uren werkt dan het aantal uren waarvoor hij is ingeroosterd, hebben deze uren te gelden als minuren in het kader van de jaarurensystematiek. Deze min- en/of meeruren worden niet tussentijds afgerekend, maar zoveel als mogelijk gecorrigeerd.

Artikel 7. Reiskostenvergoeding

1. De Werknemer heeft recht op een vergoeding van de kosten woon-werkverkeer als hij op een afstand van meer dan 20 kilometer van de plaats waar de werkzaamheden worden verricht woont. De Werknemer ontvangt na de eerste 20 kilometer een vergoeding per kilometer op declaratiebasis die niet hoger zal zijn dan het bedrag dat fiscaal onbelast mag worden uitbetaald. Thans bedraagt dit bedrag 19 eurocent per kilometer.

- Op 22 oktober 2021 heeft [eiser] op zijn verzoek een voorschot van € 1.000,- van JDA ontvangen. De interne e-mail van 21 oktober 2021 van JDA aan de administratie vermeldt hierover het volgende:

“Dag [vornaam] ,

Wil jij svp morgen, vrijdag, [eiser] een voorschot geven op zijn salaris van € 1.000,00.

Hiervoor dank(…)”.

- [eiser] heeft aan het einde van het kalenderjaar 2021 260 meer-uren opgebouwd, waarbij JDA de in augustus en september 2021 gewerkte uren als meer-uren heeft gerekend.

- De e-mail 20 januari 2022 van [eiser] aan JDA luidt als volgt:

“Aangezien ik niet blij ben met de planning van de afgelopen weken. Zeker nu mijn plus uren worden gebruikt ter compensatie van de weggevallen uren. (Deze uren zijn gemaakt voordat ik een contract heb gekregen en zijn nooit tot uitbetaling gekomen (-/-€1000,-). Voor mij betekend dit dat ik nu in de min uren zit”.

- Op 29 april 2022 heeft [eiser] (mondeling) op staande voet ontslag genomen, welk ontslag hij diezelfde dag schriftelijk heeft bevestigd. De brief luidt – voor zover van belang – als volgt:

“Hierdoor laat ik u weten dat ik met onmiddellijke ingang mijn werkzaamheden bij uw organisatie beëindig.

De reden hiervoor is gelegen in het feit dat ik me niet langer kan vinden in het door u gevoerde beleid.

Ik verzoek u, indien mogelijk, aan mij het resterende salaris wat ik nog te goed heb uit te betalen. Voorts laat ik u weten dat ik verder niets van u te vorderen heb”.

- JDA heeft vervolgens de eindafrekening opgemaakt, waarbij 84 vakantie uren en de opgebouwde vakantietoeslag zijn uitbetaald.

- Op 9 mei 2022 heeft [eiser] het volgende aan JDA gemaild:

“(…)Op 29 april jl. heb ik ontslag op staande voet genomen. Dit heb ik vanuit emotie gedaan, nadat er niet correct werd gehandeld op mijn vragen over de gewerkte periode augustus 2021 en september 2021.

Hierbij zou ik graag de loonstroken van augustus en september 2021 willen ontvangen. In deze periode heb ik arbeid verricht maar geen salaris ontvangen.

Graag tevens verzoek ik het inkomen van de maanden augustus 2021 en september 2021 per direct over te maken naar mijn bankrekening. (plus de vergoeding voor het te laat betalen van salaris).

Hierbij maak ik ook bezwaar dat mijn plus uren gebruik zijn in de periode december 2021, januari 2022, februari 2022 en maart 2022 voor het wegvallen van opdrachten door Corona maatregelen.

Terwijl in deze periode wel nieuwe collega’s zijn aangenomen(…)”.

- Hierop heeft JDA per e-mail van 29 april 2022 als volgt gereageerd:

“Op vrijdag 29 April heb jij op staande voet ontslag genomen ondanks het feit dat ik je gevraagd hebt met mij een afspraak te maken om hier eens goed over te praten, dit heb ik bij herhaling gedaan. Jij was niet bereid met mij het gesprek aan te gaan, je was van mening dat jij je ontslag op staande voet wilde en dat je hier niet meer op terug kwam. Vrijdagavond heb je al je spullen ingeleverd en je ontslag op staande voet getekend.

Over de maanden augustus en september wil je een salarisstrook ontvangen, dit is uiteraard niet mogelijk je bent bij ons in dienst getreden op 01-10-2021, vanaf dat moment hebben wij je salarisstroken beschikbaar gesteld.

Artikel 4 van de arbeidsovereenkomst alsmede het handboek 2.2.2. van onze organisatie is duidelijk wat wij met plus en minuren doen, graag verwijs ik je daarna.

Wat er op het moment aan het eind van de maand nog financieel beschikbaar is zullen wij conform het verzoek van de deurwaarder direct aan hem/haar overmaken.

- Bij brief van 16 mei 2022 heeft de advocaat van [eiser] bij JDA (onder meer) aanspraak gemaakt op:

- het salaris over de maanden augustus en september 2021 ten bedrage van in totaal € 2.264,77, te vermeerderen met vakantietoeslag en wettelijke verhoging;

- de salarisstroken over de maanden augustus en september 2021;

- een specificatie van de aan [eiser] uitgekeerde reiskosten en onkosten over de periode van 23 augustus 2021 tot en met 29 april 2022;

- een gecorrigeerde eindafrekening en een gespecificeerd overzicht van de door JDA verrekende, door [eiser] gewerkte meeruren;

- het verlenen van schriftelijk ontheffing van het in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentie- en relatiebeding, met bijbehorend boetebeding.

- De brief van 16 mei 2022 van de advocaat van [eiser] aan JDA vermeldt verder – voor zover relevant – het volgende:

“(…)Op 29 april jl. heeft cliënt met onmiddellijke ingang ontslag genomen.

Aanleiding voor dit ontslag was c.q. is de opstelling van JDA ten aanzien van (a) de door client in de maanden augustus en september 2021 voor JDA verrichte werkzaamheden, (b) de verrekening van de per eind december jl. door cliënt opgebouwde plus-uren (260 uren), (c) het in de arbeidsovereenkomst opgenomen relatiebeding en (d) het bedrijfsongeval dat dat client op 19 maart jl. heeft gehad(…)”.

- JDA heeft bij brief van 31 mei 2022 aan de advocaat van [eiser] het volgende bericht:

“(…)In de maanden augustus en september 2021 was er géén sprake van een gezagsverhouding. Wij konden Dhr. [eiser] in dienst nemen nadat hij zijn examen met goed gevolg had afgesloten. Het examen was 23 September dit heeft hij afgesloten met een positief resultaat, om een landelijke aanstellingspas te krijgen moet je een VOG aanvragen, dit heeft bij Dhr. [eiser] een aantal weken langer geduurd dan normaal. De uren die Dhr. [eiser] , ter voorbereiding op zijn examen, zijn bijgeschreven op zijn plus en minuren, dit was genoegzaam bij hem bekend.

Op 22 oktober 2021 heeft Dhr. [eiser] van ons € 1.000,00 ontvangen ter compensatie van reis en onkosten, alsmede de uren die noodzakelijk waren ter voorbereiding op zijn examen. Daarnaast zijn salaris over oktober 2021(…)”.

- Bij brief van 17 juni 2022 heeft de advocaat van JDA inhoudelijk gereageerd op de brief van 16 mei 2022 van de advocaat van [eiser] en kenbaar gemaakt dat [eiser] niets meer van JDA te vorderen heeft. De brief vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

(…)” Gefixeerde schadevergoeding en verrekeningsverklaring

Cliënte stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een dringende reden op grond waarvan uw client op staande voet ontslag kon nemen op 29 april 2022.(…) Cliënte maakt dan ook aanspraak op de gefixeerde schadevergoeding bestaande uit het bruto loon inclusief emolumenten over de periode 29 april 2022 tot 1 juni 2022, derhalve een bedrag van € 1.987,04.

Cliënte gaat ter zake over tot verrekening ex artikel 6:127 BW met de aan uw client nog verschuldigde meeruren (een saldo van 5,25 uur) alsmede iedere andere vordering zou daar mogelijk nog sprake van zijn(…)”.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert, na vermindering van eis ter zitting:

I. te verklaren voor recht dat de op 27 oktober 2021 gedateerde arbeidsovereenkomst tussen hem en JDA is ingegaan op 23 augustus 2021;

II. JDA te veroordelen om binnen vijf dagen na de datum van het in dezen te wijzen vonnis aan [eiser] te betalen:

- een bedrag van € 427,87 bruto ter zake van salaris over augustus 2021 en een bedrag van € 1.839,85 bruto ter zake van salaris over september 2021, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50%;

- een bedrag van € 173,19 bruto ter zake van door [eiser] in de periode van 23 augustus 2021 tot en met 30 september 2021 opgebouwde, niet genoten vakantie-uren, althans een zodanig bedrag als de kantonrechter juist voorkomt;

- een bedrag van € 576,11 netto ter zake van wettelijke verhoging over de vakantietoeslag en de vakantie-uren over de periode van 1 oktober 2021 tot en met 29 april 2022;

- een bedrag van € 326,87 netto ter zake kilometervergoeding over de maanden augustus en september 2021, althans een zodanig bedrag als de kantonrechter juist voorkomt;

- een bedrag van € 673,13 netto ter zake van vergoeding van uren ter voorbereiding op het VKR-examen, althans een door de kantonrechter te bepalen redelijk bedrag;

III. JDA te gebieden om binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis aan [eiser] te doen toekomen:

- de salarisstroken van [eiser] over de maanden augustus en september 2021;

- een specificatie van alle door JDA aan [eiser] uitgekeerde vergoedingen voor reis- en onkosten vanaf de ingangsdatum van zijn arbeidsovereenkomst op 23 augustus 2021 tot en met 29 april 2022;

- een gecorrigeerde eindafrekening;

- een (gecorrigeerd) gespecificeerd overzicht van de door [eiser] gewerkte meer-/ en minderuren;

III. JDA te veroordelen in de kosten van deze procedure.

3.2.

JDA voert verweer. JDA concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure, inclusief nakosten en wettelijke rente.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Partijen zijn het erover eens dat tussen hen een arbeidsovereenkomst heeft bestaan die als gevolg van het door [eiser] genomen ontslag op staande voet is geëindigd per 29 april 2022. In deze procedure dient beoordeeld te worden of JDA al dan niet aan haar (financiële) verplichtingen voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst jegens [eiser] heeft voldaan.

4.2.

[eiser] stelt dat dit niet het geval is en stelt daartoe – kort samengevat – dat de door partijen ondertekende schriftelijke arbeidsovereenkomst, waarin als ingangsdatum 1 oktober 2021 wordt vermeld, feitelijk reeds is aangevangen per 23 augustus 2021 en dat hij om die reden recht heeft op loon over augustus 2021 en september 2021, vakantietoeslag en wettelijke verhoging. Tevens maakt [eiser] over voornoemde periode aanspraak op uitbetaling van opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen en een kilometervergoeding. Daarnaast stelt [eiser] dat JDA, nadat de arbeidsovereenkomst was geëindigd, de vergoeding van vakantie-uren en de vakantietoeslag over de periode 1 oktober 2021 tot en met 29 april 2022 te laat heeft overgemaakt. Dit had uiterlijk op 27 mei 2022 betaald moeten zijn, maar is pas op 3 juni 2022 (op grond van het loonbeslag naar de deurwaarder) overgemaakt, zodat daarover wettelijke verhoging verschuldigd is. Tot slot maakt [eiser] aanspraak op een vergoeding van uren ter voorbereiding op het VKR-examen.

4.3.

JDA heeft uitvoerig verweer gevoerd. De kantonrechter zal hier in het navolgende puntsgewijs op ingaan.

Ingangsdatum arbeidsovereenkomst

4.4.

JDA betwist dat de tussen partijen gesloten schriftelijke arbeidsovereenkomst, die als ingangsdatum 1 oktober 2021 vermeldt, reeds op 23 augustus 2021 is aangevangen. Zij stelt daartoe dat het feit [eiser] op 23 augustus 2021 is aangevangen met het verrichten van werkzaamheden, niet betekent dat de ingangsdatum van de schriftelijke arbeidsovereenkomst naar voren is gehaald, maar slechts dat er in die periode mogelijk gesproken kan worden over een arbeidsovereenkomst, maar dan één die niet op schrift is gesteld.

4.5.

De kantonrechter volgt JDA niet in haar verweer. JDA heeft [eiser] bij e-mail van 5 augustus 2021 verwelkomt in het team van JDA en hem alle informatie om goed van start te kunnen gaan toegezonden, waaronder informatie voor het activeren van zijn account voor het planningssysteem. Partijen zijn het erover eens dat [eiser] vervolgens reeds vanaf 23 augustus 2021 werkzaamheden voor JDA heeft verricht. Hoewel [eiser] op dat moment nog niet beschikte over het vereiste diploma voor verkeersregelaar heeft JDA [eiser] in de periode van 23 augustus 2021 tot en met september 2021 al wel volop (nagenoeg fulltime) ingeroosterd op klussen waar het diploma niet was vereist. Daarmee staat vast dat [eiser] persoonlijk arbeid heeft verricht. Mede gelet op het feit dat [eiser] beschikbaar moest zijn was er ook sprake van een gezagsverhouding. Daarmee is voldaan aan alle elementen van een arbeidsovereenkomst.

4.6.

Gelet op het voorgaande heeft [eiser] er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat per 23 augustus 2021 een arbeidsovereenkomst is aangegaan, onder dezelfde voorwaarden als vermeld in de op 27 oktober 2021 door partijen ondertekende schriftelijke arbeidsovereenkomst. Dit betekent dat [eiser] over de periode van 23 augustus 2021 tot 1 oktober 2021 recht heeft op loon. Voor zover JDA heeft gesteld dat er sprake was van een andere (arbeids)overeenkomst, waarbij partijen mondeling hebben afgesproken dat de in augustus 2021 en september 2021 gewerkte uren zouden worden verrekend, overweegt de kantonrechter dat [eiser] uitdrukkelijk heeft betwist dat deze afspraak is gemaakt. JDA heeft het bestaan van een dergelijke overeenkomst niet, althans onvoldoende onderbouwd.

4.7.

Gelet op het voorgaande zal de gevorderde verklaring voor recht dat de op 27 oktober 2021 gedateerde arbeidsovereenkomst is ingegaan op 23 augustus 2021 worden toegewezen.

Salaris over de periode 23 augustus 2021 tot en met 30 september 2021.

4.8.

Nu hiervoor is geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst is ingegaan per 23 augustus 2021, moet er vanuit worden gegaan dat [eiser] vanaf dat moment aanspraak heeft op loon. Vast staat dat JDA het loon over die periode niet heeft uitbetaald. Dit leidt echter niet tot de conclusie dat de vordering van [eiser] thans toewijsbaar is. Daarbij volgt de kantonrechter JDA in haar (subsidiaire) standpunt dat uitbetaling van het salaris over de maanden augustus 2021 en september 2021 uiteindelijk zou hebben geleid tot een saldo aan minuren per de einddatum van de arbeidsovereenkomst. JDA heeft als productie 5 en 6 de door haar opgemaakte pro forma loonstroken voor de maanden augustus 2021 en september 2021 overgelegd. [eiser] heeft niet weersproken dat daaruit blijkt dat hij – na verrekening van het door JDA aan hem betaalde voorschot van € 1.000,- een bedrag van

€ 611,19 bruto (€ 591,37 netto) zou hebben ontvangen voor de maand augustus 2021 en een bedrag van € 1.910,69 bruto (€ 721,97 netto) voor de maand september 2021, in totaal neerkomend op € 2.521,88 bruto (€ 1.312,44 netto). Wanneer de in voornoemde maanden gewerkte uren direct zouden zijn uitbetaald, dan zouden deze uren niet meer als meeruren hebben te gelden. Uit het als productie 7 in het geding gebrachte urenoverzicht over 2021 en 2022 – waarvan de juistheid door [eiser] niet is betwist – volgt dat in dat geval een minuren saldo zou resteren van 109,25 in plaats van het door JDA bij de eindafrekening uitbetaalde meerurensaldo van 5,25. Dit zou hebben geleid tot een eindafrekening waarop 109,25 minuren worden verrekend, waarmee een negatief saldo van € 1.288,06 netto is gemoeid, en waarbij [eiser] derhalve nog aanspraak heeft op een bedrag van € 24,38 netto.

4.9.

Voor zover [eiser] heeft gesteld dat JDA onrechtmatig heeft gehandeld door hem in december 2021 en januari en februari 2022 niet of nauwelijks meer in te zetten, terwijl andere collega’s wel gewoon werden ingeroosterd heeft te gelden dat [eiser] – daargelaten dat [eiser] niet heeft gesteld op welke wijze dit als grondslag voor zijn vordering zou moeten dienen – zijn stelling niet heeft onderbouwd. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat [eiser] niet heeft weersproken dat er in de wintermaanden de grond,- weg,- en waterwerkzaamheden nagenoeg stil liggen waardoor er minder werk voorhanden is en dat de Corona pandemie ook voor afname in het aantal opdrachten heeft geleid.

Vergoeding opgebouwde doch niet genoten vakantie uren en vakantietoeslag over periode 24 augustus tot 1 oktober 2021.

4.10.

Naast loon heeft [eiser] ook aanspraak op een vergoeding van opgebouwde maar niet genoten vakantie uren en vakantietoeslag vanaf 23 augustus 2021. JDA heeft niet weersproken dat dit voor de periode van 23 augustus 2021 tot 1 oktober 2021 neerkomt op een vergoeding van € 173,19 bruto.

Reiskostenvergoeding

4.11.

[eiser] maakt aanspraak op een vergoeding van € 326,87 netto ter zake van reiskosten woon-werkverkeer over de maanden augustus 2021 en september 2021.

JDA voert als verweer aan dat partijen noch mondelinge, noch schriftelijke afspraken hebben gemaakt over de vergoeding van reiskosten. [eiser] heeft ook nooit eerder dan in de brief van 16 mei 2022 aanspraak gemaakt op een dergelijke vergoeding. JDA heeft ter zitting betwist dat zij het door [eiser] als productie 21 overgelegde reisurenoverzicht – waarvan [eiser] heeft gesteld dat hij deze per e-mail van 19 november 2021 bij JDA heeft gedeclareerd – heeft ontvangen.

4.12.

De kantonrechter overweegt dat [eiser] op grond van artikel 7 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst – die zoals hiervoor is geoordeeld vanaf 23 augustus 2021 tussen partijen gold – recht heeft op reiskostenvergoeding. [eiser] heeft als productie 21 een overzicht overgelegd van de door hem in de periode van 23 augustus 2021 tot 1 oktober 2021 gereden kilometers. JDA heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist dat dit overzicht juist is. Gelet daarop gaat de kantonrechter uit van de juistheid van dit overzicht. In het midden kan blijven of [eiser] de op dit overzicht vermelde kilometers gedurende het dienstverband heeft gedeclareerd. Immers, voor zover zou komen vast te staan dat dit niet het geval is geweest, leidt dit niet tot de conclusie dat [eiser] zijn rechten heeft verwerkt. [eiser] heeft tijdens de zitting desgevraagd beaamd dat – conform het in artikel 7 van de arbeidsovereenkomst bepaalde – op het overzicht per dag de eerste 20 gereden kilometers in mindering moeten worden gebracht. Dit betekent dat van de 33 dagen waarop [eiser] gereden heeft 660 km in mindering moeten worden gebracht, hetgeen neerkomt op 1.060,04 kilometer x 0,19 cent per km = € 201,48 netto.

Vergoeding van uren ter voorbereiding op het VKR-examen

4.13.

Ten aanzien van de door [eiser] gevorderde vergoeding van uren ter voorbereiding op het VKR-examen oordeelt de kantonrechter dat JDA deze vergoeding niet verschuldigd is, nu [eiser] de grondslag voor deze vordering niet heeft onderbouwd en JDA uitdrukkelijk heeft betwist dat een dergelijke vergoeding tussen partijen is overeengekomen.

4.14.

Vorenstaande leidt tot de conclusie dat JDA uit hoofde van de tussen partijen (geëindigde) arbeidsovereenkomst nog aan [eiser] verschuldigd is een bedrag van € 24,38 netto ter zake van salaris, een bedrag van € 173,19 bruto ter zake van vergoeding van opgebouwde maar niet genoten vakantie uren en vakantietoeslag en een bedrag van

€ 201,88 netto ter zake van reiskostenvergoeding.

Wettelijke verhoging

4.15.

Ten aanzien van de gevorderde wettelijke verhoging over de vakantietoeslag en de vakantie-uren over de periode van 1 oktober 2021 tot en met 29 april 2022 wordt het volgende overwogen. Niet weersproken is dat het uit hoofde van de eindafrekening door JDA verschuldigde bedrag op uiterlijk 27 mei 2022 had moeten zijn betaald, maar dat dit pas op 3 juni 2022 is gebeurd, zodat over dat bedrag wettelijke verhoging verschuldigd is geworden. Vast staat echter dat ten tijde van uitbetaling van de eindafrekening er loonbeslag lag en dat JDA conform de instructie van de deurwaarder (ook) het op grond van de eindafrekening verschuldigde bedrag rechtstreeks heeft betaald aan de deurwaarder. Nu de verplichting tot betaling van de eindafrekening gold jegens de deurwaarder en niet jegens [eiser] , ziet de kantonrechter aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot nihil.

Gefixeerde schadevergoeding

4.16.

Nu vaststaat dat JDA voornoemde bedragen verschuldigd is, komt de kantonrechter toe aan de beoordeling van het verrekeningsverweer.

4.17.

JDA voert ter motivering van haar verrekeningsverweer het volgende aan. Er is geen sprake van een dringende reden op grond waarvan [eiser] ontslag op staande voet kon nemen op 29 april 2022. Dit betekent dat [eiser] op grond van artikel 7:672 lid 11 BW aan JDA een schadevergoeding verschuldigd is, nu hij niet de voor hem geldende opzegtermijn in acht heeft genomen. Indien [eiser] de opzegtermijn in acht had genomen, dan had hij op 29 april kunnen opzeggen tegen 1 juni 2022. JDA maakt dan ook aanspraak op de gefixeerde schadevergoeding bestaande uit het bruto loon inclusief emolumenten over de periode van 29 april 2022 tot 1 juni 2022, neerkomend op een bedrag van € 1.987,04.

4.18.

[eiser] stelt dat het door hem genomen ontslag op staande voet rechtsgeldig is en dat JDA ook heeft ingestemd met het ontslag, zodat een gefixeerde schadevergoeding niet aan de orde is.

4.19.

Artikel 7:672 lid 11 BW bepaalt dat de partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd is gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren.

Voor de vraag of JDA terecht aanspraak maakt op de gefixeerde schadevergoeding, dient te worden beoordeeld of [eiser] een dringende reden had voor ontslag. Dat JDA heeft berust in het ontslag en geen vordering tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding heeft ingesteld binnen de daarvoor gelden vervaltermijn, neemt niet weg dat zij thans een beroep kan doen op verrekening van de vordering van [eiser] met de gefixeerde schadevergoeding. Vast staat immers dat JDA bij brief van 17 juni 2022 aanspraak heeft gemaakt op de gefixeerde schadevergoeding en zij een zogenoemde verrekeningsverklaring heeft gedaan.

4.20.

De kantonrechter oordeelt ten aanzien van het ontslag op staande voet het volgende.

4.21.

In artikel 7:677 BW is bepaald dat ieder der partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder gelijktijdige mededeling van die reden aan de wederpartij.

4.22.

Voor de beoordeling van de vraag of het door [eiser] genomen ontslag op staande voet rechtsgeldig is, is de aan JDA bij het ontslag opgegeven reden maatgevend en wordt het geschil afgebakend door het op dat moment gemaakte verwijt.

4.23.

Tijdens de zitting is komen vast te staan dat [eiser] op 29 april 2022 aan JDA (te weten de heer [naam directeur] ; hierna: [naam directeur] ) te kennen heeft gegeven dat hij ontslag op staande voet nam. Vaststaat dat [eiser] niet is ingegaan op het aanbod van [naam directeur] om in gesprek te gaan en dat hij het ontslag schriftelijk heeft bevestigd in de ter plekke door hem ondertekende ontslagbrief. Hierin wordt als reden voor het ontslag vermeld dat [eiser] zich niet langer kan vinden in het door JDA gevoerde beleid. Ter zitting is naar voren gekomen dat het meer specifiek gaat om de onvrede over zijn salarisbetalingen. [eiser] heeft ter zitting verklaard dat hij

’s ochtends op de dag van het ontslag had gezien dat het loon dat hij die dag had ontvangen (wederom) lager was dan hij had verwacht omdat ten onrechte geen hogere beslagvrije voet was toegepast. [eiser] stelt dat dit hem – tezamen met de onvrede die bij hem bestond over de wijze van verrekening van de gewerkte uren in augustus 2021 en september 202, het feit dat hij te allen tijde oproepbaar moest zijn en de wijze waarop JDA is omgegaan met het bedrijfsongeval dat [eiser] op 19 maart 2022 heeft gehad –

heeft doen besluiten om zijn arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen. Tijdens de zitting is komen vast te staan dat [eiser] deze redenen echter niet aan JDA kenbaar heeft gemaakt en dat hij op het moment van het nemen van het ontslag in het geheel geen reden heeft genoemd. Dit betekent dat – nog daargelaten of de door [eiser] genoemde reden als een dringende reden kwalificeert – het ontslag niet voldoet aan de in artikel 7:677 BW gestelde vereisten.

4.24.

Voor zover [eiser] heeft aangevoerd dat de dringende reden is gelegen in het feit dat JDA niet correct heeft gehandeld op zijn vragen over de gewerkte periode augustus 2021 en september 2021, zoals genoemd in zijn e-mail van 9 mei 2022, heeft te gelden dat – voor zover deze reden al zou worden gekwalificeerd als een dringende reden – de dringende reden niet onverwijld is medegedeeld.

4.25.

Op de overige in het verweerschrift nog aangehaalde redenen voor het ontslag (de redenen genoemd in de brief van (de gemachtigde van) [eiser] aan (de gemachtigde van) JDA van 16 mei 2022) wordt niet ingegaan. Zoals hiervoor in punt 4.21 is overwogen geldt immers dat de aan JDA ten tijde van het ontslag meegedeelde dringende redenen de ontslaggrond fixeert, zodat buiten dat kader aangevoerde redenen niet tot de conclusie kunnen leiden dat het ontslag op staande voet wel rechtsgeldig was.

4.26.

Voorgaande leidt tot de conclusie dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is genomen.

4.27.

Nu [eiser] ten onrechte ontslag op staande voet heeft genomen, is hij per 29 april 2022 de vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd. Dit is een bedrag ter hoogte van het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, te weten tot 1 juni 2022. De niet betwiste gefixeerde schadevergoeding van € 1.987,04 bruto is derhalve verrekenbaar met de (in 4.14 weergegeven) vordering van [eiser] . Nu de gefixeerde schadevergoeding de vordering van [eiser] overstijgt, resteert er na verrekening geen vordering meer van [eiser] op JDA. Gelet daarop wordt de vordering van [eiser] afgewezen.

Afgifte salarisstroken, specificatie reis- en onkostenvergoedingen, overzicht gewerkte meer- en minderuren en gecorrigeerde eindafrekening

4.28.

Op grond van artikel 7:626 BW is JDA verplicht om aan [eiser] een opgave te verstrekken van de loonbedragen en van de reiskosten over de periode van 23 augustus 2021 tot en met september 2021, zodat deze vorderingen worden toegewezen. De termijn voor afgifte zal worden gesteld op de redelijke termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis.

4.29.

De vorderingen tot afgifte van een (gecorrigeerd) gespecificeerd overzicht van de door [eiser] gewerkte meer-/ en minderuren en van een gecorrigeerde eindafrekening worden afgewezen, nu vaststaat dat JDA deze reeds aan [eiser] heeft verstrekt.

4.30.

[eiser] is de partij die (overwegend) ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden tot heden vastgesteld op € 528,00 (2 punten x € 264,00) aan salaris gemachtigde.

4.31.

De gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de nakosten en de proceskosten worden toegewezen op de in het dictum omschreven wijze.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1.

verklaart voor recht dat de op 27 oktober 2021 gedateerde arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en JDA is aangevangen op 23 augustus 2021;

5.2.

veroordeelt JDA om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis een opgave van de loonbedragen en van de reiskosten over de periode van 23 augustus 2021 tot en met september 2021 aan [eiser] te verstrekken;

5.3.

wijst de overige vorderingen van [eiser] af,

5.4.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van JDA tot dit vonnis vastgesteld op € 528,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.

5.5.

veroordeelt [eiser] , onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door JDA volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening;

5.6.

verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.