RECHTBANK
ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10303578 \ VV EXPL 23-7
Vonnis in kort geding van 20 maart 2023
[eiseres]
,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. J.A. de Waard,
de besloten vennootschap
[gedaagde]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.P. Quist.
2 De feiten
2.1.
[eiseres] is op 4 april 2016 voor bepaalde tijd in dienst getreden van de [maatschap] , handelend onder de naam [maatschap] Netwerk Notarissen in de functie van Notarieel medewerker afdeling personen- en familierecht. De arbeidsovereenkomst is per 4 maart 2018, door partijen ondertekend op 29 augustus 2018, voor onbepaalde tijd voortgezet. Daarbij is onder andere een concurrentie- en relatiebeding overeengekomen.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst is daarover onder andere het volgende opgenomen: “artikel 14
1. Het is werknemer verboden binnen een tijdvak van 2 jaren na beëindiging van de arbeidsovereenkomst binnen Zeeuws-Vlaanderen, in enigerlei vorm betaald of onbetaald werkzaam te zijn bij, of financieel deel te nemen in een onderneming gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die van werkgever.
1. Het is werknemer verboden werkzaamheden te verrichten ten behoeve of in opdracht van op het tijdstip van beëindiging van deze arbeidsovereenkomst bestaande of in de drie jaren daaraan voorafgaande bestaan hebbende relaties van werkgever. Onder relaties worden in dit kader uitsluitend verstaan, de natuurlijke of rechtspersonen ten behoeve waarvan werknemer in het kader van deze arbeidsovereenkomst gedurende de laatste twee jaren voor beëindiging van deze arbeidsovereenkomst persoonlijk werkzaam is geweest.
(…)”
2.3.
Per 1 september 2022 is de samenwerking tussen de notarissen [maatschap] geëindigd. Notaris [naam 1] heeft per 1 januari 2023 zijn praktijk in een nieuw kantoor in Terneuzen voortgezet onder de naam Notariskantoor [naam 2] (hierna verder te noemen: [naam 1] ).
2.4.
[eiseres] heeft de arbeidsovereenkomst op 29 december 2022 per 1 februari 2023 opgezegd.
2.5.
[eiseres] heeft [gedaagde] medegedeeld voornemens te zijn per 1 maart 2023 in dienst te treden van [naam 1] .
2.6.
Op 16 januari 2023 heeft [gedaagde] medegedeeld geen medewerking te verlenen aan algehele ontheffing uit het concurrentie- en relatiebeding. [gedaagde] heeft daarin verder medegedeeld bereid te zijn het concurrentiebeding te beperken tot één jaar in plaats van twee jaar en het geografisch bereik van het concurrentiebeding te beperken, zodat de gemeente Hulst daar niet meer onder valt.
4 De beoordeling
4.1.
Niet in geschil is dat het concurrentiebeding en het relatiebeding tussen [gedaagde] [eiseres] rechtsgeldig tot stand zijn gekomen. Door die bedingen wordt [eiseres] beperkt in haar recht op vrije arbeidskeuze. Dat mag alleen als [eiseres] in verhouding tot het te beschermen belang van [gedaagde] door (een van) deze bedingen niet onbillijk wordt benadeeld. Als dat het geval is, kunnen de bedingen in een bodemprocedure geheel of gedeeltelijk worden vernietigd. In kort geding kunnen deze bedingen niet worden vernietigd. Wel kan een vordering tot schorsing van deze bedingen worden toegewezen. De kantonrechter als voorzieningenrechter moet daarvoor beoordelen of het aannemelijk is dat de vordering(en) tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de bedingen een zodanige kans van slagen hebben, dat het – mede gelet op de belangen van partijen over en weer – gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een onmiddellijke voorziening. Ook dient de eisende partij een spoedeisend belang te hebben bij de vordering.
4.2.
Uit de stukken en hetgeen op de zitting is besproken blijkt dat [eiseres] voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot schorsing van zowel het concurrentiebeding als het relatiebeding. [eiseres] wil zo spoedig mogelijk een dienstverband bij [naam 1] aanvaarden, hetgeen mogelijk een overtreding betekent van de bedingen waarvan zij nu schorsing vordert. Ten aanzien van het concurrentiebeding heeft [gedaagde] de spoedeisendheid niet betwist. Ten aanzien van het relatiebeding meent zij dat de vordering niet spoedeisend is, omdat [eiseres] heeft aangeboden zich hieraan te houden. De kantonrechter gaat hieraan voorbij. Ter zitting heeft [gedaagde] gezegd dat voor haar oncontroleerbaar is of [eiseres] zich aan het relatiebeding houdt. Mogelijk dat deze onzekerheid op korte termijn tot problemen gaat leiden. Hiermee is een spoedeisend belang bij een beslissing in kort geding gegeven.
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat een concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet van de werkgever te beschermen. Het gaat om bescherming van de door inzicht, inspanning en kennis door de werkgever opgebouwde knowhow, waaronder bedrijfsgeheimen en concurrentiegevoelige informatie, alsmede om haar reputatie of goodwill, tegen de mogelijkheid dat de ex-werknemer werkzaamheden van gelijke aard voor zichzelf of ten behoeve van een andere werkgever gaat verrichten. Van een aantasting van het bedrijfsdebiet kan ook sprake zijn indien de nieuwe werkgever in het voordeel is doordat de werknemer essentiële relevante commerciële en technische informatie of kennis van unieke werkprocessen en strategieën van de oude werkgever meeneemt en deze nieuwe informatie leidt tot een concurrentievoordeel dat de nieuwe werkgever anders niet zou hebben gehad of wanneer de werknemer zodanige klantenbinding heeft, dat bepaalde klanten overstappen van de oude naar de nieuwe werkgever.
4.4.
Het concurrentiebeding biedt geen bescherming tegen het vertrek van een ervaren werknemer en tegen de indiensttreding van die werknemer bij een concurrent van de oude werkgever. Het gaat uitdrukkelijk niet om binding van werknemers. Dat [eiseres] niet weg hoefde bij [gedaagde] speelt bij de belangenafweging dan ook geen rol. Evenmin is daarbij van belang waarom [eiseres] bij [gedaagde] weg wilde. Deze persoonlijke afwegingen passen binnen haar vrijheid van arbeidskeuze. Het feit dat zij in de uitoefening van haar functie kennis heeft opgedaan, betekent op zichzelf niet dat door haar vertrek het bedrijfsdebiet van [gedaagde] wordt aangetast op een wijze die bescherming verdient, ook niet als zij bij een concurrent in dienst treedt. Dat een werknemer bij zijn vertrek kennis en ervaring die is opgedaan bij zijn werkgever ‘meeneemt’ is inherent aan zijn vertrek.
4.5.
De kantonrechter oordeelt verder dat onvoldoende concreet is gesteld of gebleken dat [eiseres] over essentiële relevante commerciële en technische informatie over producten of diensten en/of kennis van unieke werkprocessen en strategieën van [gedaagde] is gaan beschikken. Dit kan dan ook niet leiden tot een concurrentievoordeel voor [naam 1] indien [eiseres] daar in dienst treedt. Daar komt bij dat niet valt in te zien welke kennis [eiseres] zou hebben, die niet al bij [naam 1] zelf aanwezig is, nu [naam 1] tot 1 september 2022 met [gedaagde] op het notariskantoor werkzaam was. [gedaagde] heeft het vertrek van [eiseres] en de indiensttreding bij [naam 1] wel in een groter kader geplaatst en daarbij aangevoerd dat [eiseres] klantcontact had. Daarbij is echter niet gesteld dat [eiseres] een zodanige binding met klanten had, dat deze klanten om die reden zullen overstappen. Dit is wel nodig om belang te hebben bij het handhaven van een concurrentiebeding. Dat er dan ook klanten zullen overstappen van [gedaagde] naar [naam 1] juist vanwege het feit dat [eiseres] daar werkzaam is, is dan ook onvoldoende komen vast te staan. De stelling van [gedaagde] dat zij in de opleiding van [eiseres] heeft geïnvesteerd is evenmin doorslaggevend. Nog los van het feit dat partijen een studiekostenbeding zijn overeengekomen, is op de mondelinge behandeling gebleken dat [eiseres] al enkele jaren geleden voortijdig met haar universitaire studie notarieel recht is gestopt. [gedaagde] heeft verder niet concreet gemaakt, waaruit haar investering in de opleiding en deskundigheid van [eiseres] heeft bestaan, anders en meer dan in een dergelijk dienstverband voor een goed functioneren van de werknemer gebruikelijk is. Vorenstaande leidt tot de conclusie dat aannemelijk is dat het concurrentiebeding in een bodemzaak vernietigd zal worden, zodat het concurrentiebeding vooruitlopend hierop zal worden geschorst.
4.6.
[eiseres] heeft ook gevorderd het tussen partijen overeengekomen relatiebeding geheel of gedeeltelijk te schorsen. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat een werkgever in beginsel het recht heeft om zich, ter bescherming van zijn zakelijke relaties, te beroepen op de gelding van een met een werknemer overeengekomen relatiebeding. Dit wordt anders indien in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat relatiebeding onbillijk wordt benadeeld. Ten aanzien van het relatiebeding dient om die reden eveneens een belangenafweging te worden gemaakt.
4.7.
Zoals hiervoor onder 4.4 is overwogen is onvoldoende komen vast te staan dat [eiseres] een zodanige binding met klanten had, dat klanten omwille van haar zullen overstappen naar [naam 1] . Ook blijkt niet dat [eiseres] voornemens is actief klanten van [gedaagde] te werven. Daarnaast is door [eiseres] aangevoerd en door [gedaagde] niet weersproken, dat voormalige klanten vrij zijn om [naam 1] te benaderen voor het verrichten van diensten. Daardoor ontbreekt een redelijk belang bij [gedaagde] . Daarbij speelt mee dat de door [eiseres] verrichte werkzaamheden veelal eenmalige diensten voor de klanten waren. Het is onaannemelijk dat [eiseres] voormalige klanten [naam 3] benadert voor een eventuele afwikkeling van een nalatenschap dan wel (levens)testament. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] geen belang heeft bij handhaving van het relatiebeding en dat aannemelijk is dat in een bodemprocedure het relatiebeding zal worden vernietigd, zodat het relatiebeding vooruitlopend hierop zal worden geschorst.
4.8.
[gedaagde] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld. De kantonrechter stelt deze kosten aan de zijde van [eiseres] tot vandaag vast op:
- griffierecht € 86,00
- kosten exploot van dagvaarding € 131,08
- salaris gemachtigde € 529,00
totaal € 746,08
De nakosten, waarvan [eiseres] betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.
De wettelijke rente over de proces- en nakosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dat na betekening van dit vonnis. [gedaagde] moet een redelijke termijn voor betaling worden gegund.
5 De beslissing
rechtdoende als voorzieningenrechter:
schorst bij wijze van voorlopige voorziening het concurrentie- en relatiebeding en het daaraan gekoppelde boetebeding uit de arbeidsovereenkomst van 29 augustus 2018 totdat in een bodemprocedure anders is beslist;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot vandaag vastgesteld op € 746,08, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening;
veroordeelt [gedaagde] onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiseres] aan de proceskostenveroordeling voldoet, in de na deze uitspraak ontstane kosten, begroot op € 124,50 (half salarispunt met een maximum van
€ 124,50) aan salaris voor de gemachtigde van [eiseres] , vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en uitgesproken op 20 maart 2023.