RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
zaaknummer 10225828 AZ VERZ 22-87
beschikking d.d. 1 maart 2023
[verzoekster]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. J. van Oirschot
CCC Thuis in Zorg B.V.
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Kaatsheuvel
verwerende partij
verder te noemen: CCC Thuis in Zorg
vertegenwoordigd door haar [bestuurder]
2 De feiten
2.1.
[verzoekster], die is geboren op [geboortedag] 1990, is op 1 juli 2021 voor de bepaalde duur van één jaar bij CCC Thuis in Zorg in dienst getreden in de [functie]. Op 1 mei 2022 zijn partijen met elkaar een nieuwe arbeidsovereenkomst aangegaan, op grond waarvan [verzoekster] tot en met 30 april 2023 voor CCC Thuis in Zorg werkzaam zou zijn.
2.2.
Vanaf 1 juli 2022 is [verzoekster] gedurende 20 uren per week werkzaam, tegen een salaris van (omgerekend) € 1.260,49 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantie-bijslag en 8,33% eindejaarsuitkering.
2.3.
Nadat zij in de ochtend van 19 september 2022 telefonisch contact heeft gehad met haar leidinggevende heeft [verzoekster] geen werkzaamheden meer verricht.
2.4.
Onmiddellijk na dit telefonisch contact hebben [verzoekster] en CCC Thuis in Zorg op 19 september 2022 en nadien op 21 september 2022 via WhatsApp met elkaar gecorrespondeerd.
2.5.
Vanaf 25 oktober 2022 is voor [verzoekster] de toegang tot digitale systemen en de WhatsAppgroep van het werk geblokkeerd. Vanaf november 2022 is [verzoekster] niet meer ingeroosterd voor werk.
2.6.
Op 28 oktober 2022 ontving [verzoekster] van CCC Thuis in Zorg zonder toelichting of specificatie een bedrag van € 1.836,00 op haar bankrekening.
5 De beoordeling
5.1.
Het primaire verzoek van [verzoekster] strekt tot vernietiging van het in haar visie aan haar verleende ontslag op staande voet en veroordeling van CCC Thuis in Zorg tot betaling van het loon. Aan dat verzoek heeft [verzoekster] ten grondslag gelegd - kort weergegeven - dat geen sprake is van een dringende reden voor een ontslag op staande voet en dat dit ontslag niet onverwijld is gegeven en niet onverwijld aan haar is meegedeeld. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
5.2.
[verzoekster] leidt uit de omstandigheden af dat aan haar ontslag op staande voet is verleend. Op 19 september 2022 heeft zij zich ziek gemeld. CCC Thuis in Zorg heeft die ziekmelding kennelijk niet geaccepteerd. In WhatsAppberichten van die dag en van
21 september 2022 heeft CCC Thuis in Zorg [verzoekster] op zeer dwingende toon opgeroepen om naar het werk te komen voor een gesprek. In een van die berichten schreef CCC Thuis in Zorg: “(…) ik weet niet waar je mee bezig bent maar we weten beide dat je medisch gezien niets mankeert.”. [verzoekster] is nooit opgeroepen om door de bedrijfsarts te worden gezien. Eind oktober 2022 werd haar toegang tot digitale systemen van CCC Thuis in Zorg geblokkeerd en werd zij uit de groepsapp van het werk verwijderd. Van collega’s heeft zij vernomen dat in een teambespreking is gezegd dat zij ontslag op staande voet heeft gekregen en zij is vanaf november 2022 niet meer voor werk ingeroosterd. Na 19 september 2022 ontving zij van CCC Thuis in Zorg nog één betaling. De hoogte van het bedrag doet [verzoekster] vermoeden dat het om een eindafrekening gaat, hoewel zij geen loonstrook ontving. Op brieven die haar gemachtigde heeft verzonden heeft CCC Thuis in Zorg niet gereageerd.
5.3.
Ter zitting heeft [bestuurder] namens CCC Thuis in Zorg verklaard dat [verzoekster] zich niet ziek heeft gemeld. Eerst heeft [verzoekster] telefonisch met een collega gesproken maar toen haar leidinggevende haar kort daarop belde heeft [verzoekster] gezegd dat zij niet ziek was maar rust wilde hebben. Een bedrijfsarts is niet ingeschakeld omdat [verzoekster] familie is van bij CCC Thuis in Zorg betrokken personen en de privéomstandigheden van [verzoekster] bekend zijn. Aan [verzoekster] is al meerdere keren een vaststellingsovereen-komst aangeboden en er is een verbetertraject geweest waarbij aan [verzoekster] is gezegd dat bij het uitblijven van verbetering ontslag zou volgen. Omdat [verzoekster] op 19 september 2022 niet op het werk verscheen en niet is ingegaan op verzoeken om in gesprek te gaan heeft zij, [bestuurder], diezelfde dag per brief aan [verzoekster] met onmiddellijke ingang ontslag verleend, aldus [bestuurder].
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan aan de hand van de door beide partijen geschetste omstandigheden niet worden vastgesteld dat aan [verzoekster] rechtsgeldig ontslag op staande voet is verleend. Uit hetgeen is gezegd, geschreven en gebeurd leidt [verzoekster] af dat CCC Thuis in Zorg niet langer wenst dat zij nog werkzaamheden voor CCC Thuis in Zorg verricht. Hoewel ter zitting is gebleken dat dit een juiste conclusie is, kan niet worden vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst op enig moment is beëindigd doordat die op grond van een onverwijld aan [verzoekster] meegedeelde dringende reden is opgezegd. Daarvan blijkt althans niet uit de WhatsAppcorrespondentie die [verzoekster] heeft overgelegd, terwijl van de zijde van CCC Thuis in Zorg geen bescheiden in het geding zijn gebracht die een gegeven ontslag op staande voet kunnen bevestigen. Wel heeft [bestuurder] ter zitting verklaard dat CCC Thuis in Zorg op 19 september 2022 per brief aan [verzoekster] heeft laten weten dat CCC Thuis in Zorg met onmiddellijke ingang aan [verzoekster] ontslag verleende maar die brief is niet in het geding gebracht. Nadat [verzoekster] verklaarde dat zij die brief niet heeft ontvangen en dat zij met de inhoud daarvan niet bekend is verklaarde [bestuurder] dat zij niet wist of de brief door [verzoekster] was ontvangen. Geoordeeld wordt dan ook dat voor zover sprake zou zijn geweest van een dringende reden op grond waarvan CCC Thuis in Zorg aan [verzoekster] ontslag zou hebben willen verlenen, CCC Thuis in Zorg niet heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 7:677 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dat eist dat het ontslag onverwijld is gegeven, onder onverwijlde mededeling van die dringende reden aan [verzoekster]. Van een rechtsgeldig ontslag op staande voet is dus geen sprake (geweest).
5.5.
Omdat andere omstandigheden op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat het dienstverband is geëindigd niet zijn gesteld of gebleken is de conclusie dat de arbeidsovereenkomst nog steeds voortduurt en partijen de daaruit voortvloeiende verbintenissen die zij ten opzichte van elkaar hebben, waaronder de op beiden rustende verplichtingen die verband houden met de ziekmelding van [verzoekster], dienen na te komen.
5.6.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de primaire vordering tot vernietiging van het ontslag en de subsidiaire vordering die strekt tot veroordeling van CCC Thuis in Zorg om diverse uit de wet voortvloeiende vergoedingen in verband met het veronderstelde ontslag te voldoen, moeten worden afgewezen. De voorwaardelijk ingestelde meer subsidiaire vordering treft hetzelfde lot.
5.7.
Ter zitting heeft [verzoekster] nog verzocht om in het geval dat wordt geoordeeld dat op 19 september 2022 geen ontslag werd verleend, CCC Thuis in Zorg te veroordelen tot betaling van het loon vanaf die datum. CCC Thuis in Zorg heeft zich tegen deze wijziging c.q. aanvulling van het verzoekschrift niet verzet. Overwogen wordt dat nu de arbeidsovereenkomst voortduurt, [verzoekster] recht heeft op loon. Het verzoek kan dan ook onmiddellijk worden toegewezen. CCC Thuis in Zorg zal hierna worden veroordeeld tot betaling van het overeengekomen loon en emolumenten vanaf de genoemde datum tot aan de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd.
Bij die veroordeling behoeft geen rekening te worden gehouden met het door [verzoekster] ontvangen bedrag van € 1.836,00. [bestuurder] verklaarde dat dit bedrag het aan [verzoekster] tot 19 september 2022 verschuldigde loon betreft, inclusief vakantietoeslag, eindejaars-uitkering en eventuele verlofuren. Die betaling staat daarom aan toewijzing van het gewijzigde verzoek niet in de weg. Of het uitbetaalde bedrag een correcte ‘eindafrekening’ betreft ligt in deze procedure overigens niet ter beoordeling voor.
5.8.
Omdat CCC Thuis in Zorg het loon te laat heeft betaald zal zij, zoals reeds in het inleidend verzoekschrift verzocht, worden veroordeeld tot betaling van de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW. Het bedrag daarvan zal echter worden beperkt tot € 630,00, hetgeen neerkomt op 10% van het bruto maandloon van € 1.260,49 in de vijf maanden vanaf oktober 2022 tot en met februari 2023.
5.9.
Verder zal de wettelijke rente worden toegewezen over het niet betaalde loon en emolumenten (vakantiebijslag, eindejaarsuitkering en eventuele overige looncomponenten) vanaf de eerste dag die volgt op de maand waarin het gebruikelijke loon en de emolumenten hadden moeten zijn uitbetaald tot aan de dag van de volledige voldoening van dat loon en die emolumenten.
5.10.
CCC Thuis in Zorg is tevens gehouden om salarisspecificaties aan [verzoekster] te verstrekken. Dit volgt uit artikel 7:626 BW. De vordering van [verzoekster] tot veroordeling van CCC Thuis in Zorg om dit vanaf de maand oktober 2022 te doen zal dan ook worden toegewezen. De salarisspecificaties behoeven niet noodzakelijk fysiek aan [verzoekster] te worden overgelegd. De kantonrechter acht toezending van die specificaties per e-mail aan [verzoekster] voldoende. Een dwangsom zal aan deze veroordeling niet worden verbonden. Ter zitting heeft [verzoekster] namelijk desgevraagd verklaard dat zij in het verleden de specificaties steeds tijdig heeft ontvangen. Gelet hierop bestaat geen grond om te veronderstellen dat CCC Thuis in Zorg niet aan de uit te spreken veroordeling voldoet.
5.11.
Nu in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven op het gewijzigde verzoek van [verzoekster], is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding.
5.12.
De kosten van deze procedure komen voor rekening van CCC Thuis in Zorg, omdat zij ongelijk krijgt. De kosten worden in de beslissing hieronder vastgesteld.
6 De beslissing
6.1.
veroordeelt CCC Thuis in Zorg tot betaling aan [verzoekster] van het overeengekomen loon en emolumenten vanaf 19 september 2022 tot aan de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke rente over de verschuldigde bedragen vanaf de eerste dag die volgt op de maand waarin die bedragen hadden moeten zijn uitbetaald tot aan de dag van de volledige voldoening daarvan;
6.2.
veroordeelt CCC Thuis in Zorg tot betaling aan [verzoekster] van € 630,00 ter zake van wettelijke verhoging;
6.3.
veroordeelt CCC Thuis in Zorg tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de zijde van [verzoekster] tot en met vandaag vaststelt op de volgende bedragen:
griffierecht € 693,00
salaris gemachtigde € 747,00
totaal € 1.440,00;
6.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Zander en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.