Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2023:3040

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
28-04-2023
16-05-2023
10378483 VV EXPL 23-19
Arbeidsrecht
Kort geding

Kort geding, verstek. Vordering tot betaling van wettelijke verhoging over loon en verstrekken van specificatie. Toewijzing vordering.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2023-0597
VAAN-AR-Updates.nl 2023-0597

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Middelburg

Zaaknummer: 10378483 VV EXPL 23-19

Vonnis in kort geding van 28 april 2023

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiser] ,

gemachtigde: [naam] ,

tegen

LWC GROUP B.V.,

gevestigd te Wemeldinge,

gedaagde partij,

hierna te noemen: LWC,

niet verschenen.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 24 maart 2023, met producties 1 tot en met 14,
- de mondelinge behandeling van 14 april 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiser] is in dienst bij LWC.

2.2.

Het loon van oktober 2022 is op 17 november 2022 door [eiser] ontvangen. Het loon van november 2022 en de wettelijke verhoging daarover is op 14 april 2023 door [eiser] ontvangen. De betalingen zijn na sommatie ontvangen.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert – samengevat –, na vermindering van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, LWC te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging over het loon van oktober 2022 van € 287,44 bruto en de buitengerechtelijke incassokosten van € 258,70, vermeerderd met rente, tot het overleggen van een specificatie van de wettelijke verhoging over het loon van oktober 2022 en november 2022 en tot betaling van de proceskosten.

3.2.

[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. LWC heeft het loon van oktober 2022 en november 2022 te laat uitbetaald. [eiser] maakt aanspraak op de wettelijke verhoging over het loon van oktober 2022. LWC dient de wettelijke verhogingen over het loon van oktober en november 2022 te specificeren. Aangezien [eiser] LWC heeft gesommeerd tot betaling, dient LWC ook buitengerechtelijke incassokosten te vergoeden.

4 De beoordeling

4.1.

LWC is, hoewel behoorlijk gedagvaard, niet ter zitting verschenen en heeft ook niet tijdig een schriftelijk antwoord ingediend of om uitstel verzocht, zodat tegen haar verstek is verleend.

4.2.

Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van [eiser] op LWC voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de voorzieningenrechter mede betrekken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling mocht de rechter in een bodemprocedure anders beslissen.

4.3.

Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat hij zonder de loonbetaling zijn vaste lasten niet kan voldoen. Hij heeft daarmee naar oordeel van de voorzieningenrechter voldoende onderbouwd een spoedeisend belang bij zijn vordering te hebben.

4.4.

Uit het overgelegde betaalbewijs volgt dat het loon voor de maand oktober 2022 te laat is betaald. Voor de aanspraak van [eiser] op betaling van de wettelijke verhoging over het loon van oktober 2022 is voldoende aannemelijk dat die vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen.

Het is ook voldoende aannemelijk dat de vordering tot het verstrekken van een specificatie aan [eiser] van de wettelijke verhogingen over het loon van oktober 2022 en november 2022 in een bodemprocedure zal worden toegewezen, nu een werkgever op grond van de wet verplicht is bij elke voldoening van het in geld vastgestelde loon een opgave te verstrekken.

Daarnaast is ook voldoende aannemelijk geworden dat de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen in een bodemprocedure, aangezien meerdere buitengerechtelijke handelingen zijn verricht.

4.5.

Nu de vorderingen de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, [eiser] een spoedeisend belang bij de vorderingen heeft en voldoende aannemelijk is dat de vorderingen in een bodemprocedure zullen worden toegewezen, zullen deze vorderingen bij wijze van voorziening in kort geding worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente is – als onweersproken – toewijsbaar zoals in het dictum bepaald.

4.6.

LWC is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:

- kosten van de dagvaarding

132,42

- griffierecht

86,00

- salaris gemachtigde

529,00

Totaal

747,42

4.7.

De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen indien en voor zover LWC de proceskosten niet binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis zal hebben voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat LWC, indien deze door de betekening van het vonnis kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien.

5 De beslissing

De kantonrechter als voorzieningenrechter

5.1.

veroordeelt LWC om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 287,44 bruto aan wettelijke verhoging over het loon van oktober 2022, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 24 maart 2023 tot de dag van volledige betaling,

5.2.

veroordeelt LWC tot het verstrekken van een specificatie aan [eiser] van de wettelijke verhogingen over het loon van oktober 2022 en november 2022,

5.3.

veroordeelt LWC om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 258,70 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 14 april 2023 tot de dag van volledige betaling,

5.4.

veroordeelt LWC in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 747,42, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,

5.5.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. Thielen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2023.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.