RECHTBANK
ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10627413 \ VV EXPL 23-57
Vonnis in kort geding van 25 september 2023
[eiser01]
,
te [plaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: mr. M. de Jong,
[gedaagde01] B.V.
,
te [plaats02] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] .,
gemachtigde: mr. C.P.J. Clarijs.
2
De feiten
2.1.
De kantonrechter stelt de volgende feiten vast.
a. [eiser01] , geboren op [geboortedatum01] 1981, is op 1 december 2021 in dienst getreden van [bedrijf01] B.V. en via naamveranderingen/overgang van onderneming achtereenvolgens werkzaam geweest voor [gedaagde01] , in de functie van [functie01] , tegen een laatstverdiend salaris van € 13.260,- bruto per maand exclusief emolumenten, waaronder een bonusregeling.
b. Op 10 juli 2023 werd [eiser01] , tijdens een wekelijkse online een-op-een-meeting met haar [manager01] , onverwachts medegedeeld dat haar functie zou komen te vervallen.
Naar aanleiding van het gesprek heeft [gedaagde01] in de persoon van [naam01] (Chief people officer) per e-mail van 10 juli 2023 – voor zover hier van belang – het volgende aan [eiser01] bericht:
“By means of this email, I confirm the Teams discussion you had with [manager01] today as part of the proposed restructuring within the global partner team of [gedaagde01] .
As a result of these organisational change, several roles globally are effected, unfortunately including your current position. Since there are no possibilities for reassignment for you, we have no other option to proceed with the termination of your employment contract. [gedaagde01] prefers to come to an amicable settlement with you in de form of a termination agreement. (…)Please find the settlement agreement attached for your review(…)”.
c. [eiser01] is per 10 juli 2023 op non-actief gesteld en afgesloten van het netwerk van [gedaagde01] .
d. Naar aanleiding van de e-mail van 10 juli 2023 heeft de advocaat van [eiser01] op 13 juli 2023 per e-mail bij [gedaagde01] geprotesteerd tegen de aangekondigde beëindiging van het dienstverband tussen [gedaagde01] en [eiser01] .
e. Op 26 juli 2023 heeft [gedaagde01] een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV vanwege bedrijfseconomische redenen. [eiser01] heeft inhoudelijk verweer gevoerd tegen de ontslagaanvraag.
f. [eiser01] heeft het UWV verzocht om opschorting van de ontslagprocedure in afwachting van het onderhavige kort geding. Het UWV heeft [eiser01] bij brief van 1 september 2023 bericht akkoord te gaan met opschorting.
3
Het geschil
3.1.
[eiser01] vordert om [gedaagde01] te veroordelen:
I. om [eiser01] binnen 24 uur, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, in de gelegenheid te stellen zonder enige beperking de (oorspronkelijk) bedongen arbeid op gebruikelijke en overeengekomen wijze te verrichten op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor elke dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde01] niet aan deze veroordeling voldoet;
II. om [eiser01] binnen 24 uur, althans binnen een in goede justitie te betalen termijn, volledig toegang te verlenen tot de digitale werkomgeving van [gedaagde01] , inclusief het daartoe behorend e-mailaccount van [eiser01] met alle gegevens die zich in de e-mailboxen bevinden, op straffe van een dwangsom van € 2.500,- voor elke dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde01] niet aan deze veroordeling voldoet;
III. om per e-mail een tekst te verspreiden onder alle werknemers van [gedaagde01] dat [eiser01] op last van de voorzieningenrechter haar werkzaamheden per direct hervat, althans een door de voorzieningenrechter in goed justitie te bepalen tekst;
IV. in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen een bedrag aan salaris advocaat en de nakosten.
3.2.
[eiser01] legt – kort samengevat – aan de vordering het volgende ten grondslag. [eiser01] stelt zich op het standpunt dat zij ten onrechte is vrijgesteld van werk, nu een zwaarwegende grond voor deze maatregel ontbreekt. [gedaagde01] loopt vooruit op een eventuele ontslagprocedure. Goed werkgeverschap brengt mee dat [eiser01] haar werkzaamheden mag voortzetten zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt. De non-actiefstelling en de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn genomen, zijn ontoelaatbaar, prematuur en beschadigend voor [eiser01] en zij dient onmiddellijk in staat te worden gesteld om haar werkzaamheden op gebruikelijke wijze te hervatten.
3.3.
[gedaagde01] . voert verweer. [gedaagde01] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser01] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser01] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser01] in de kosten van deze procedure, inclusief nakosten.
3.4.
[gedaagde01] . voert – kort samengevat – het volgende aan. [gedaagde01] acht het van belang dat [eiser01] – in afwachting van de uitkomst van de UWV procedure – vrijgesteld blijft van het verrichten van werk met doorbetaling van salaris. [gedaagde01] vraagt zich af welke werkzaamheden [eiser01] na toewijzing van haar vordering zou moeten gaan vervullen, nu haar functie niet meer bestaat. [eiser01] is al ruim twee maanden vrijgesteld van werk. Het wachten op de uitslag van de UWV procedure zal de belangen van [eiser01] niet verder schaden.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4
De beoordeling
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser01] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft.
4.2.
In het algemeen geldt dat een non-actiefstelling dan wel een vrijstelling van werkzaamheden tegen de zin van de werknemer een zeer ingrijpende maatregel is die voor werknemers vaak een diffamerend karakter heeft. Een werknemer heeft er dan belang bij dat hij zo snel mogelijk zijn werkzaamheden weer kan oppakken. Dit ook met het oog op het bijhouden van kennis en het onderhouden van vaardigheden en contacten teneinde zijn arbeidsmarktpositie te handhaven. Het verweer van [gedaagde01] dat [eiser01] geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering, aangezien het UWV op korte termijn inhoudelijk zal beslissen op de ontslagaanvraag, terwijl het salaris van [eiser01] gewoon wordt doorbetaald, kan niet slagen. Immers, de beslissing van het UWV laat nog wel enige tijd op zich wachten ( [eiser01] heeft in de UWV-procedure een termijn gekregen om haar verweer aan te vullen, daarna zal [gedaagde01] hierop mogelijk mogen reageren en ook [eiser01] weer daarop en eerst dan zal na enkele weken een beslissing van het UWV zijn te verwachten) en indien de ontslagaanvraag al zou worden toegewezen – hetgeen in de onderhavige procedure niet aan de voorzieningenrechter ter beoordeling voorligt – heeft [eiser01] bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst een opzegtermijn van twee maanden in acht te nemen. De gevraagde voorziening tot wedertewerkstelling ziet daarom niet alleen op de termijn tot aan de beslissing van het UWV, maar ook op de periode daarna tot aan het rechtsgeldige einde van het dienstverband van [eiser01] . Van [eiser01] kan niet worden gevergd dat zij gedurende deze gehele periode gedwongen wordt vrijgesteld te zijn van haar werkzaamheden als daar geen redelijke grond voor is, hetgeen hierna zal worden beoordeeld. In zoverre heeft [eiser01] een spoedeisend belang bij wedertewerkstelling.
4.3.
De kern van het geschil tussen partijen in dit kort geding betreft in wezen de vraag of de functie van [eiser01] is vervallen. De aard van een procedure in kort geding leent zich echter niet voor beantwoording van die vraag, welke vraag bovendien in het kader van de ontslagaanvraag wegens bedrijfseconomische redenen nu voorligt aan het UVW. In dit kort geding zal dan ook, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, alleen worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen in de vorm van een voorziening zoals gevorderd.
4.4.
Vooropgesteld wordt dat een arbeidsovereenkomst recht geeft op loon, maar niet zonder meer recht geeft op het mogen verrichten van arbeid. Anderzijds geldt dat voor een ingrijpende maatregel als een op non-actiefstelling slechts grond is als er sprake is van dusdanig zwaarwegende omstandigheden dat van de werkgever in redelijkheid niet langer gevergd kan worden dat hij de werknemer tot de bedongen arbeid toelaat. Dit betekent dat de vordering van een werknemer tot wedertewerkstelling moet worden getoetst aan de norm van goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 BW. Daarmee hangt het antwoord op de vraag of de werkgever verplicht is de werknemer in staat te stellen de overeengekomen arbeid te verrichten af van de aard van de dienstbetrekking, van de overeengekomen arbeid en van de bijzondere omstandigheden (zie onder meer HR 25 januari 1980, NJ 1980, 264, HR 27 mei 1983, NJ 1983, 758 en HR 12 mei 1989, NJ 1989, 801). Goed werkgeverschap brengt ook mee dat een werknemer, in een situatie waarin zijn functie volgens de werkgever komt te vervallen, de verdere ontwikkelingen in beginsel mag afwachten vanuit een werkende situatie.
4.5.
[gedaagde01] heeft beaamd dat [eiser01] haar werkzaamheden altijd een goed teamlid is geweest binnen [gedaagde01] en haar bijdrage werd gewaardeerd. Aannemelijk is dan ook dat [eiser01] op 10 juli 2023 werd verrast door de mededeling van [manager01] dat er een reorganisatie zou gaan plaatsvinden, waarbij de afdeling waarbinnen [eiser01] werkzaam was zou verdwijnen, als gevolg waarvan ook de functie van [eiser01] zou komen te vervallen. De daarvoor door [gedaagde01] aangevoerde bedrijfseconomische gronden zijn (vooralsnog) niet vast komen te staan. [gedaagde01] moet [eiser01] daarom in beginsel haar werkzaamheden laten hervatten.
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde01] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er een redelijke en zwaarwegende grond is om [eiser01] per 10 juli 2023 op non-actief te stellen en om dat te laten voortduren.
4.7.
[gedaagde01] heeft in eerste instantie aangevoerd dat zij het van belang acht dat [eiser01] – in afwachting van de uitkomst van de UWV procedure – vrijgesteld blijft van het verrichten van werk met doorbetaling van salaris. [gedaagde01] acht het te risicovol om een werknemer waarvan het dienstverband mogelijk op korte termijn wordt beëindigd toe te laten tot de (virtuele) werkplek, waarbij zij toegang heeft tot alle vertrouwelijke en bedrijfsgevoelige klant- en bedrijfsgegevens. Deze gegevens kan [eiser01] bij een mogelijke concurrent gebruiken hetgeen [gedaagde01] veel schade zal berokkenen, temeer nu de markt van logistieke software leveranciers klein is.
4.8.
De kantonrechter overweegt dat, nog daargelaten dat [eiser01] gebonden is aan het tussen partijen in de arbeidsovereenkomst overeengekomen geheimhoudings- en concurrentiebeding, welke bedingen de strekking hebben het bedrijfsdebiet te beschermen, [gedaagde01] geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit ook maar enigszins een vermoeden kan worden afgeleid dat [eiser01] misbruik zou maken van vertrouwelijke en bedrijfsgevoelige klant- en bedrijfsgegevens bedrijfsgegevens van [gedaagde01] . Nu er vooralsnog geen sprake is van een gegronde vrees dat [eiser01] daartoe zou overgaan, kan ook niet worden gesproken van een te rechtvaardigen belang van [gedaagde01] op dit punt.
4.9.
Voor zover [gedaagde01] heeft betoogd dat [eiser01] haar werkzaamheden niet meer kan hervatten, nu haar functie niet meer bestaat en de nog wel bestaande taken zijn overgenomen door andere collega’s, oordeelt de kantonrechter dat dit voor rekening en risico van [gedaagde01] komt en dat dit niet aan [eiser01] kan worden tegengeworpen.
[gedaagde01] heeft immers zonder voldoende zwaarwegende grond en zonder overleg met [eiser01] over de organisatiestructuurwijziging, besloten om haar op non-actief te stellen. [gedaagde01] heeft daarbij onvoldoende rekening gehouden met het belang van [eiser01] bij voortzetting van haar werkzaamheden. Door haar op non-actief te stellen, heeft [gedaagde01] een niet gerechtvaardigd voorschot genomen op de (door haar gewenste) uitkomst van de UWV procedure. Dit geldt te meer nu [eiser01] al drie dagen na de mededeling van haar boventalligheid en non-actiefstelling hiertegen heeft geprotesteerd. Dat het binnen [gedaagde01] beleid is dat een werknemer in afwachting van een ontslagaanvraag danwel een beëindiging van het dienstverband op non-actief wordt gesteld is door [eiser01] gemotiveerd betwist en heeft [gedaagde01] onvoldoende onderbouwd.
4.10.
Het standpunt van [gedaagde01] dat [eiser01] de feiten volstrekt uit haar verband rukt en een verkeerde voorstelling van zaken geeft en de opstelling van [eiser01] in deze procedure ertoe leidt dat [gedaagde01] [eiser01] niet meer ziet als een betrouwbare werknemer, zodat terugkeer naar de werkvloer niet wenselijk is, wordt evenmin gevolgd. Hoewel het te begrijpen is dat (de over en weer gewisselde correspondentie en processtukken in) de ontslagprocedure bij het UWV en de onderhavige procedure een negatieve impact hebben op de arbeidsrelatie tussen partijen, kunnen deze omstandigheden op zichzelf niet in de weg staan aan een wedertewerkstelling. Dat zou het onaanvaardbare gevolg hebben dat de werkgever een terugkeer van de werknemer naar zijn werkplek eigenhandig kan frustreren. Voor de vaststelling van een onwerkbare situatie, dusdanig dat van de werkgever niet meer kan worden gevergd om de werknemer weer te werk te stellen, moet daarom sprake zijn van bijzondere omstandigheden. Daarvan is onvoldoende gebleken.
4.11.
Het voorgaande leidt tot het voorlopige oordeel dat [eiser01] zonder redelijke en voldoende zwaarwegende grond door [gedaagde01] is vrijgesteld van haar werkzaamheden.
Dat betekent dat de gevorderde wedertewerkstelling zal worden toegewezen, zoals hierna vermeld, evenals de vordering van [eiser01] om haar weer volledig toegang te verlenen tot de digitale werkomgeving, inclusief het daartoe behorend e-mailaccount van [eiser01] met alle gegevens die zich in de e-mailboxen bevinden.
4.12
[eiser01] heeft gesteld dat [gedaagde01] in een meeting met het team waar [eiser01] leiding aan gaf een mededeling heeft gedaan over het vertrek van [eiser01] en dat 14 juli 2023 haar laatste werkdag zou zijn. De kantonrechter is met [eiser01] van oordeel dat de handelwijze van [gedaagde01] , te weten de plotselinge non-actiefstelling, direct gevolgd door voornoemde mededeling, belasterend is voor [eiser01] en de hervatting van haar werkzaamheden in de weg staat, zodat de gevorderde veroordeling tot rectificatie eveneens zal worden toegewezen. Op het ter zitting (in de pleitnota) verwoorde voorstel tot rectificatie heeft [gedaagde01] niet gereageerd. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding af te wijken van de door [eiser01] verwoorde interne rectificatie.
4.13.
Ook de mede gevorderde dwangsommen zijn toewijsbaar, met dien verstande dat deze zullen worden gematigd en gemaximeerd tot de in het dictum genoemde bedragen.
4.14.
[gedaagde01] . is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser01] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
|
€
|
132,42
|
|
- griffierecht
|
€
|
86,00
|
|
- salaris gemachtigde
|
€
|
793,00
|
|
- nakosten
|
€
|
132,00
|
|
Totaal
|
€
|
1.143,42
|
|
5
De beslissing
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om [eiser01] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, toe te laten tot de bedongen werkzaamheden, zonder enige beperking, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of een gedeelte van een dag dat [eiser01] niet tewerk wordt gesteld, met een maximum van € 30.000,-;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] om [eiser01] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, volledig toegang te verlenen tot de digitale werkomgeving van [gedaagde01] , inclusief het daartoe behorend e-mailaccount van [eiser01] met alle gegevens die zich in de e-mailboxen bevinden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor elke dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde01] niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 30.000,-
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen 24 uur na betekening na dit vonnis tot interne rectificatie over te gaan in lijn met de onder randnummer 26 van de pleitnota van 15 september 2023 opgenomen tekst, zulks op straffe van een dwangsom van
€ 1.000,- per dag of gedeelte van een dag met een maximum van € 30.000,- dat de rectificatie uitblijft;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.143,42 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde01] ook de kosten van betekening betalen;
5.5
veroordeelt [gedaagde01] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2023.