RECHTBANK
ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10599194 \ VV EXPL 23-55
Vonnis in kort geding van 23 oktober 2023
[eiser]
,
wonende te ( [postcode] ) [plaats] aan het [adres] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. A.M. van Geel, advocaat te Breda,
de stichting STICHTING CURIO ONDERWIJSGROEP WEST-BRABANT
,
statutair gevestigd te Breda en kantoorhoudende te (4873 LP) Etten-Leur aan het adres Trivium 74 ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Curio,
gemachtigde: mr. S.M.B.W. Oosterbeek en mr. T. van der Dussen, advocaten te Breda.
1
De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 juli 2023 met producties;
- de brief van 28 juli 2023 van de zijde van Curio met producties;
- de op 1 augustus 2023 ontvangen conclusie van antwoord;
- aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 2 augustus 2023;
- de pleitnota van de zijde van [eiser] , tevens houdende een wijziging van eis.
3
Het geschil
3.1.
[eiser] vordert, na wijziging van eis, binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis en zolang de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd, wedertewerkstelling als onderwijsmanager op de afdeling/het [team01] in de sector Techniek & Technologie en bij de afdeling/het [team02] (verder: [team02] ), althans de [functie02] , naar de kantonrechter begrijpt, op een andere afdeling/team, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat hij op 8 mei 2023 door Curio – zonder een goede grond of (schriftelijk) besluit – niet meer is toegelaten tot zijn bedongen werkzaamheden en vrijgesteld is van werk (onder doorbetaling van zijn loon). Dit bericht kwam voor hem als donderslag bij heldere hemel. De aanleiding hiervoor is volgens Curio de ontstane onrust bij [team02] naar aanleiding van de wijze waarop het zogenoemde formatieproces binnen het team is verlopen. Er is medegedeeld dat het vertrouwen in hem is gaan ontbreken.
3.3.
Curio heeft bij haar beslissing echter niet gehandeld volgens de geldende cao. [eiser] is ontheven uit zijn functie, zodat hij feitelijk geschorst is. Dit is mogelijk op grond van de cao, maar daarvoor gelde strenge eisen. Curio stelt zich echter op het standpunt dat het geen schorsing is, zoals bedoeld in de cao. Ook is [eiser] geen duidelijke reden medegedeeld.
3.4.
Voor zover sprake is van een schorsing is daar geen goede grond voor. Uit de prognosecijfers voor het schooljaar 2023/2024 volgde dat er sprake zou zijn van 6,29 FTE bovenformativiteit binnen het [team02] . In februari 2023 heeft [eiser] zijn prognose aangeleverd aan zijn leidinggevende en aangegeven dat de AVO-formatie buitenproportioneel is binnen het [team02] . Op 23 maart 2023 heeft [eiser] vervolgens aangegeven dat het inkrimpen van deze hoeveelheid FTE’s zou leiden tot een scheve verdeling binnen het [team02] , waardoor het praktijkonderwijs niet goed uitvoerbaar meer zou zijn. Uiteindelijk is de bovenformatie bijgesteld naar 5,3 FTE. Ook daarvan heeft [eiser] (op 30 maart 2023) aangegeven dat dit niet realiseerbaar was. Op 6 april 2023 heeft [eiser] aangegeven dat een krimp van 4,7 FTE evenmin haalbaar is. [eiser] heeft gedurende het gehele proces zijn zorgen geuit richting zijn leidinggevende en de Raad van Bestuur. Toch werd hem opgedragen om op 11 april 2023 het [team02] te informeren over de bovenformatie van 6,29 FTE. Dit heeft geleid tot veel onrust binnen het team, maar dat kan [eiser] , gelet op het voorgaande, niet worden verweten. De Raad van Bestuur heeft vervolgens, in de al sinds lange tijd geplande vakantie van [eiser] , een bijeenkomst met het team belegd en naar aanleiding van die bijeenkomst ervoor gekozen het formatieproces een jaar uit te stellen. Dit is vervolgens niet met [eiser] gecommuniceerd. Hij heeft dit in de groepsapp van zijn team moeten lezen. Vervolgens is hij direct na zijn vakantie geschorst.
3.5.
Curio heeft, gelet op het voorgaande, niet gehandeld als goed werkgever. [eiser] is geslachtofferd en direct aan de kant gezet, terwijl hij nimmer op zijn functioneren is aangesproken. [eiser] wil zijn werkzaamheden weer oppakken en zekerheid verkrijgen omtrent de werkhervatting, zodat de vordering spoedeisend belang heeft. Er is ook geen aanleiding hem niet meer toe te laten tot zijn bedongen werkzaamheden. De rust binnen het [team02] is thans weer teruggekeerd, zodat [eiser] terug zou kunnen keren naar het team. Met betrekking tot de overgelegde verklaringen van het [team02] voert [eiser] aan dat dit niet alle werknemers zijn binnen het [team02] . Als hij niet bij het [team02] te werk gesteld kan worden, kan hij in ieder geval terug naar het [team01] of bij een ander team aan de slag.
3.6.
Curio voert verweer. Curio concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vordering van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.7.
Curio voert aan dat rond de meivakantie in 2023 een crisis zich heeft voorgedaan binnen het [team02] als gevolg van het handelen van [eiser] . In het voortraject heeft de leidinggevende van [eiser] hem diverse malen gevraagd om een onderbouwing van zijn twijfels bij de bovenformativiteit, dan wel om een onderbouwd plan aan te leveren om dit op te lossen. Dit valt binnen zijn takenpakket als onderwijsmanager. Hier heeft hij echter geen gehoor aan gegeven. Ook accepteerde hij geen hulp/advies van collega’s. De Raad van Bestuur heeft dientengevolge de bovenformativiteit van 6,29 FTE vastgesteld en [eiser] de opdracht gegeven dit met het team te bespreken. In dit gesprek heeft hij ten onrechte bericht dat sprake was van boventalligheid, zodat medewerkers van het team ten onrechte vakbondsvertegenwoordigers hebben ingeschakeld. De onrust was bovendien dermate groot dat ook ouders en leerlingen op de hoogte raakten van de situatie en ongerust raakten over het voortbestaan van de opleiding. Het handelen van [eiser] heeft dan ook onnodig geleid tot een crisis. De Raad van Bestuur heeft uiteindelijk moeten ingrijpen en het formatieproces een jaar uit moeten stellen om de rust weer weder te laten keren. Het uitstellen van het formatieproces heeft bovendien forse budgettaire gevolgen voor Curio. De Raad van Bestuur zag, gelet op het voorgaande, geen andere keus dan [eiser] vrij te stellen van zijn werkzaamheden. Er is inmiddels ook gebleken dat er geen draagvlak meer is binnen het [team02] , zodat hij daar niet meer terug kan keren. Met betrekking tot de verklaringen van de medewerkers van het [team01] is nog van belang dat [eiser] al tientallen jaren onderdeel uitmaakt van dat team en dat het team feitelijk een soort vriendengroep is (geworden).
3.8.
Curio voert daarnaast aan dat de vrijstelling niet op grond van de cao is opgelegd. Dit is ook aan [eiser] medegedeeld.
3.9.
Curio voert tot slot aan dat zij, gelet op de standpunten van [eiser] , terecht is overgegaan tot de vrijstelling van werkzaamheden, nu [eiser] geen blijk geeft van reflectief vermogen over zijn bijdrage aan de onrust bij het [team02] . Ook is inmiddels gebleken van verder disfunctioneren van [eiser] , ook binnen het [team01] , zodat Curio geen vertrouwen meer heeft in (het functioneren van) [eiser] . Curio is dan ook voornemens een ontbindingsverzoek in te dienen. In de tussentijd ligt wedertewerkstelling dan ook niet voor de hand. Als de kantonrechter zou oordelen dat [eiser] moet worden toegelaten tot zijn werkzaamheden, zou dit op langere termijn pas mogelijk zijn, omdat er eerst gesprekken tussen partijen moeten plaatsvinden. Om die reden is bovendien voor het toekennen van een dwangsom geen plaats.
4
De beoordeling
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vordering in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er voldoende spoedeisend belang bij de vordering. [eiser] is vrijgesteld van werk sinds 8 mei 2023. Het overleg tussen partijen, ook na de mondelinge behandeling, heeft niet tot een minnelijke regeling geleid, zodat hij thans zonder voortuitzichten thuis zit. Door Curio is, voor zover de kantonrechter bekend, tot op heden geen ontbindingsverzoek ingediend.
4.3.
De vaag die de kantonrechter vervolgens voorligt is of de vrijstelling van werkzaamheden van 8 mei 2023 in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd was.
4.4.
Het eerste geschilpunt tussen partijen is de vraag hoe de opgelegde vrijstelling van werkzaamheden gekwalificeerd moet worden. [eiser] verwijst naar de mogelijkheden die in de geldende cao opgenomen zijn en Curio betwist dat de vrijstelling van werkzaamheden is gebaseerd op de geldende cao. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit echter in het midden blijven. Ook als uitgegaan wordt van een schorsing op grond van de cao moet immers sprake zijn van een redelijke en zwaarwegende grond. Immers, op grond van artikel 2.7 onder 1 van de cao is schorsing mogelijk als “het belang van de instelling zulks naar het oordeel van de werkgever dringend vereist” en op grond van artikel 2.8 onder 2 van de cao is schorsing pas mogelijk bij plichtsverzuim. Met betrekking tot de vraag of daarvan sprake is in de onderhavige zaak overweegt de kantonrechter het volgende.
4.5.
Tussen partijen staat vast dat [eiser] op 8 mei 2023 in een gesprek met zijn leidinggevende is medegedeeld dat hij per direct is vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden, hetgeen voor hem een zeer ingrijpende maatregel is. Van een goed werkgever mag worden verlangd dat een werknemer tegen diens wil slechts de mogelijkheid om de overeengekomen arbeid te verrichten wordt onthouden, als daarvoor een redelijke en zwaarwegende grond aanwezig is.
4.6.
Curio verwijst als reden naar de ontstane crisis binnen het [team02] en het aandeel van [eiser] daarin. Haar stellingen komen er, naar het oordeel van de kantonrechter, echter op neer dat zij van mening is dat [eiser] onvoldoende functioneerde en dat dit disfunctioneren heeft geleid tot de crisis binnen het [team02] .
4.7.
Het goed werkgeverschap brengt verder mee dat de werknemer, in een situatie waarin de werkgever van mening is dat deze onvoldoende functioneert, met hem in gesprek gaat, de punten waarop de werknemer onvoldoende presteert bespreekt, eventueel een verbeterplan opstelt en in ieder geval dit schriftelijk vastlegt, zodat de werknemer heel goed weet wat er van hem wordt verwacht en wat hij dient te veranderen.
4.8.
In het onderhavige geval heeft Curio diverse stukken overgelegd, waarin het takenpakket van een onderwijsmanager is opgenomen en waarin het formatieproces is beschreven. [eiser] voert aan dat hij, voor zover hij hiervan op de hoogte was, zo goed als mogelijk aan die voorschriften heeft voldaan, nu hij vanaf het begin van het formatieproces in het MT-overleg heeft aangegeven dat de voorgestelde inkrimping van FTE’s niet mogelijk was. Uit de stellingen van Curio vloeit vervolgens voort dat de leidinggevende van [eiser] van mening was dat zij onvoldoende onderbouwing van [eiser] ontving en hij nimmer een deugdelijk (schriftelijk) plan heeft opgesteld om bovenformativiteit op te lossen. Het had op de weg van de leidinggevende van [eiser] gelegen hem daar op aan te spreken. Zij stelt vervolgens dat de leidinggevende van [eiser] hem daarop heeft aangesproken, maar hiervan is onvoldoende gebleken. Enkel lijkt [eiser] er incidenteel mondeling op aangesproken te zijn, terwijl het op de weg van Curio had gelegen hem op een duidelijkere wijze te waarschuwen door bijvoorbeeld een beoordelingsgesprek (of soortgelijk gesprek) te plannen en dit daarin vast te leggen. Dit is niet gebeurd.
4.9.
Daar komt bij dat, ook al zou [eiser] zich onvoldoende hebben ingelezen in zijn takenpakket, (daardoor) zou disfunctioneren en daar meerdere malen (schriftelijk) op zijn aangesproken, het vervolgens op de weg van Curio had gelegen [eiser] een verbetertraject inclusief ondersteuning aan te bieden. Tussen partijen staat vast dat dit in het onderhavige geval niet is gebeurd.
4.10.
De ernst van de consequenties van het handelen van [eiser] , voor zover deze hem volledig zijn aan te rekenen en het niet op de weg van Curio had gelegen eerder in te grijpen, doet aan het voorgaande niet af. Curio had immers de onrust kunnen sussen, zoals zij thans heeft gedaan, en daarnaast een verbetertraject kunnen starten.
4.11.
De slotsom is dan ook dat het aannemelijk is dat in een bodemprocedure komt vast te staan dat de eenzijdig opgelegde non-activiteit in de gegeven omstandigheden niet gerechtvaardigd was. De vordering tot wedertewerkstelling is daarmee toewijsbaar.
4.12.
De gevolgen voor de organisatie van Curio, het overige gestelde disfunctioneren en het mogelijk indienen van een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is onvoldoende om tot een ander oordeel te leiden. De kantonrechter ziet daarin wel aanleiding om de voorwaarden voor de wedertewerkstelling gewijzigd toe te wijzen, namelijk:
4.13.
Op de toewijsbare vorderingen zal een dwangsom worden gesteld. Curio heeft in haar conclusie van antwoord opgenomen dat een dwangsom niet noodzakelijk is, maar, gelet op hetgeen besproken is ter mondelinge behandeling, is de kantonrechter onvoldoende overtuigd dat Curio [eiser] vrijwillig weder te werk zal stellen. De dwangsom zal worden bepaald op € 500,00 per dag of dagdeel en worden gemaximeerd op een bedrag van
€ 25.000,00.
4.14.
Curio is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
|
€
|
132,42
|
|
- griffierecht
|
€
|
86,00
|
|
- salaris gemachtigde
|
€
|
529,00
|
|
- nakosten
|
€
|
132,00
|
|
Totaal
|
€
|
879,42
|
|
5
De beslissing
5.1.
veroordeelt Curio om [eiser] binnen één maand na betekening van dit vonnis toe te laten tot de werkzaamheden in:
- -
zijn functie van [functie02] op de [afdeling02] in de sector Techniek & Technologie ( [afdeling02] ) en bij de afdeling/het [team02] , of;
- -
de [functie02] binnen Curio;
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte daarvan dat niet aan voornoemde veroordeling binnen voornoemde termijnen is voldaan met een maximum van € 25.000,00;
5.2.
veroordeelt Curio in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 879,42. Als het vonnis wordt betekent dient Curio ook de betekeningskosten te voldoen.
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op
23 oktober 2023.