Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2023:8560

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
21-11-2023
10-01-2024
10631162 AZ VERZ 23-30 (E)
Arbeidsrecht
Beschikking

Werknemer heeft zich tijdens vakantie in Polen ziek gemeld. Werkgever heeft werknemer ontslag op staande voet verleend, omdat (a.) hij zonder toestemming naar Polen is gereisd, (b.) hij eind 2021 al het plan had om niet meer terug te keren naar Nederland, (c.) hij in strijd met de waarheid heeft verklaard dat hij niet kan reizen, (d.) hij essentiële informatie over zijn verblijfplaats heeft achtergehouden en (e.) hij nooit zal gaan re-integreren en kan re-integreren vanuit Polen. Er is niet gebleken van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Het ontslag is niet rechtsgeldig gegeven.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2024-0056
Sdu Nieuws Arbeidsrecht 2024/27
JAR 2024/48
VAAN-AR-Updates.nl 2024-0056

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Middelburg

Zaaknummer / rekestnummer: 10631162 \ AZ VERZ 23-30

Beschikking van 21 november 2023

in de zaak van

[verzoeker] ,

te [plaats 1] , Polen,

verzoekende partij,

hierna te noemen: [verzoeker] ,

gemachtigde: mr. M.A. Verboven,

tegen

[verweerder] B.V.,

te [plaats 2] ,

verwerende partij,

hierna te noemen: [verweerder] ,

vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] .

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het op 24 juli 2023 ontvangen verzoekschrift met producties 1 tot en met 11,

- het exploot van 13 oktober 2023, waarmee [verzoeker] het verzoekschrift en de oproepingsbrief van de rechtbank voor de mondelinge behandeling heeft laten betekenen aan [verweerder] en hij haar heeft laten oproepen om te verschijnen op de mondelinge behandeling,

- de mondelinge behandeling gehouden op 24 oktober 2023, alsmede het op de mondelinge behandeling door [verweerder] overgelegde verweerschrift met bijlagen 1 tot en met 10.

1.2.

Tijdens de mondelinge behandeling is medegedeeld dat vandaag schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] is op 18 juli 2016 in dienst getreden van [verweerder] in de functie van Medewerker algemeen schoonmaakonderhoud tegen een loon van laatstelijk € 2.108,43 bruto per vier weken. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf van toepassing.

2.2.

Op 25 oktober 2021 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld. Hij verbleef op dat moment in Polen.

2.3.

Op 7 december 2021 heeft de bedrijfsarts de Probleemanalyse opgesteld. In de Probleemanalyse heeft de bedrijfsarts, voor zover van belang, geschreven onder “6 Beperkingen en mogelijkheden”:

“ernstige psycho-emotionele beperkingen waarvoor medisch-specialistische begeleiding in thuisland Polen; werknemer verblijft in Polen vanwege mantelzorg”

Onder “8 Conclusie arbeidsmogelijkheden” heeft hij aangekruist:

“Nu geen benutbare mogelijkheden, de toekomst is nog onduidelijk”

Onder “10 Advies stappenplan re-integratie-activiteiten” heeft hij geschreven:

“zie 6.3

Het advies is om over 6 weken opnieuw contact te nemen (evt. fysiek spreekuur)

In de tussenliggende periode ook regelmatig tussen werkgever en werknemer conform UWV Werkwijzer Poortwachter”

2.4.

De Probleemanalyse is op 16 mei 2022 aangepast. In de Bijstelling probleemanalyse heeft de bedrijfsarts geschreven onder “3 Bijstelling”:

“Werknemer is arbeidsongeschikt voor het eigen werk met de volgende beperkingen:

Persoonlijk functioneren (fors, mn aandacht en concentratie, stress bestendigheid, begeleiding nodig)

Sociaal functioneren (reizen, auto rijden, omgang met conflicten en emoties)

Energie / uren (hoofdprobleem ).

Re-integratieadvies (handvatten om tot werkhervatting te komen c.q. de huidige inzet uit te breiden, frequentie en inhoud evaluatie gesprekken):

Werknemer is nog arbeidsongeschikt voor zijn eigen werk door ziekte en gebrek. Er zijn marginale mogelijkheden voor aangepast werk. Maar hij leeft nu in Polen. Dat komt de behandeling ten goede, maar het is lastig uren opbouwen zo.

Beleid:

De behandeling lijkt adequaat (specialist).

Arbeidsgerelateerd:

Onduidelijk.

Prognose (tijd nodig voor voldoende herstel voor volledig eigen werk):

De aandoening kan nog vele maanden duren.

Advies volgend contact: Revisie over 6-8 weken.”

2.5.

Bij brief van 27 mei 2022 heeft [verweerder] aan [verzoeker] bericht dat zijn verblijf in Polen de re-integratie bemoeilijkt en dat indien hij geen datum opgaf waarop hij zou terugkeren naar Nederland, zijn loon zou worden stopgezet vanaf 16 juni 2022. De gemachtigde van [verzoeker] heeft daarop geantwoord bij brief van 13 juni 2022 dat [verzoeker] werd behandeld in Polen en dat [verweerder] niet van [verzoeker] kon verlangen dat hij terugkeerde naar Nederland of dat hij daarvoor een datum opgaf.

2.6.

[verweerder] heeft vervolgens loon van [verzoeker] ingehouden.

2.7.

Bij e-mail van 2 augustus 2022 heeft de gemachtigde van [verzoeker] een verklaring van de Poolse dokter de heer [dokter] van 14 juli 2022 en een Engelse vertaling daarvan aan [verweerder] toegezonden. In de Engelse vertaling staat onder “Diagnosis”:

“Acute stress reaction and adjustment disorder

Mental state: Quiet demeanour, depressed mood, reduced psychomotor drive, statements show slowed down train of thought, patient reports anxiety and worry, insomnia, reports thoughts of resignation and periodically occurring suicidal thoughts.”

en onder “Recommendations”:

“ - pharmacotherapy was modified, anti-anxiety medications were included

  • -

    avoiding travelling to the Netherlands

  • -

    ban on driving motor vehicles due to pharmacotherapy

  • -

    staying in the family home in Poland”

2.8.

[verweerder] heeft vervolgens het loon van [verzoeker] betaald dat zij eerder had ingehouden en de loonbetaling hervat.

2.9.

In opdracht van [verweerder] heeft de [arbeidsdeskundige] van [adviesbureau] een arbeidsdeskundigonderzoek uitgevoerd. Daarvoor heeft zij [verzoeker] en mevrouw [naam 3] van [verweerder] geïnterviewd. Mevrouw [arbeidsdeskundige] heeft haar bevindingen opgenomen in een rapport van 23 maart 2023. In dat rapport heeft zij geschreven onder “Samenvatting conclusies”:

“Ik acht de maatgevende functie van algemeen medewerker schoonmaak op basis van de thans voorliggende belastbaarheid v.w.b. de belasting in de functie weliswaar passend c.q. v.w.b. de werktijden aanpasbaar voor werknemer. Door de thans geldende beperkingen in het vervoer en de noodzaak om voor de behandeling van zijn gezondheidsklachten in Polen te verblijven blijkt de re-integratie in de maatgevende functie binnen het eigen of een ander bedrijf in Nederland thans echter niet mogelijk. De re-integratie zal zich om deze reden op dit moment dan ook op andere werkmogelijkheden moeten richten. Hierbij zal gedacht moeten worden aan passend werk in Polen, maar ook aan telefonisch of online werk in Nederland. Zodra de vervoersbeperking van werknemer is komen te vervallen kan werknemer de re-integratie in zijn maatgevende functie overigens alsnog opstarten. Deze functie is immers passend te achten en kan zo nodig ook structureel worden aangepast in werktijden (mocht er op dat moment nog een urenbeperking gelden).

(…)

Aangezien werknemer thans ruim een jaar uit is gevallen adviseer ik om een re-integratiebureau in te schakelen om werknemer te begeleiden naar passend werk in Polen of Nederland (voor Nederland uitsluitend online of telefonisch werk). Het in te schakelen re-integratiebureau kan zich op de werkzaamheden en functies richten die binnen het door mij hierboven geschetste kader passen. Het is hierbij van belang, dat de ingeschakelde reintegratiecoach bekend is met de Poolse arbeidsmarkt. Werknemer spreekt en verstaat zelf Nederlands, maar voor zijn verdere re-integratie heeft het inschakelen van een reintegratiecoach, die de Poolse taal spreekt naar mijn inschatting wel duidelijke meerwaarde (zeker voor de begeleiding naar passend werk in Polen, maar ook voor de soepelere communicatie met werknemer tijdens het coaching traject).”

2.10.

Bij e-mail van 1 juni 2023 heeft [verweerder] de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2022 opgezegd.

2.11.

Op 10 juli 2023 heeft de bedrijfsarts een Bijstelling probleemanalyse opgesteld. Daarin heeft hij geschreven:

“De bedrijfsarts heeft de arbeidsdeskundig onderzoek vragen en antwoorden doorgenomen en is het eens met de arbeidsdeskundige om zich te richten op volledig spoor 2 in Polen in thuiswerk waar de cliënt affiniteit mee heeft, namelijk ICT werk.

Er zijn geen veranderingen in zijn beperkingen.

Er zijn marginale mogelijkheden voor aangepast werk, mits het thuiswerk is.

Er is nog sprake van ziekte of gebrek. Behandelingen en de wekelijkse vervolgafspraken lopen nog.

Client zal nieuwe medische informatie naar de bedrijfsarts sturen.

werknemer is arbeidsongeschikt voor het eigen werk met de volgende beperkingen:

Persoonlijk functioneren (fors, mn aandacht en concentratie, stress bestendigheid, begeleiding nodig)

Sociaal functioneren (auto rijden/besturen van voertuigen, omgang met conflicten en emoties)

Energie / uren (hoofdprobleem). tot 2 uur per dag beperkt.

Beleid:

De behandeling lijkt adequaat (specialist).

Arbeidsgerelateerd:

Onduidelijk.

Prognose (tijd nodig voor voldoende herstel voor volledig eigen werk):

De aandoening kan nog vele maanden duren.

Advies volgend contact:

Revisie over 6-8 weken. I.v.m. taal, begrip en uitleg. 15 minuten meer tijd inplannen dan gewoonlijk.”

3 Het geschil

3.1.

[verzoeker] verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

a. de opzegging van de arbeidsovereenkomst ingevolge artikel 7:681 lid 1 sub a juncto 671 lid 1 sub c juncto 677 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) te vernietigen,

b. voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na 1 januari 2022 respectievelijk 1 juni 2023 voortduurt,

c. [verweerder] te veroordelen om aan [verzoeker] het salaris voor periode 6 (22 mei 2023 t/m 18 juni 2023), periode 7 (19 juni 2023 t/m 16 juli 2023) en periode 8 (17 juli 2023 t/m 13 augustus 2023), totaal € 6.325,29 bruto, te betalen,

d. [verweerder] te veroordelen om de toekomstige salarissen tijdig te voldoen tot het moment dat de arbeidsovereenkomst op regelmatige wijze zal zijn geëindigd,

e. [verweerder] te veroordelen tot het betalen aan [verzoeker] van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het onder punt c genoemde bedrag,

f. [verweerder] te veroordelen tot het betalen aan [verzoeker] van de wettelijke rente over de onder punt c en d genoemde bedragen,

g. [verweerder] te veroordelen tot het betalen van € 691,26 aan buitengerechtelijke incassokosten ex artikel 6:96 BW,

h. [verweerder] te veroordelen in de kosten van dit geding, de kosten voor het salaris van gemachtigde daaronder begrepen,

i. [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de nakosten ad € 132,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van deze betekening.

3.2.

[verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verweerder] niet rechtsgeldig is. De opzegging komt neer op een ontslag op staande voet. Daarvoor ontbreekt de vereiste dringende reden. Bovendien is het een ontslag met terugwerkende kracht. Dat is niet mogelijk.

3.3.

[verweerder] voert verweer.

3.4.

Op de standpunten van partijen zal – voor zover van belang – onder de beoordeling worden ingegaan.

4 De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht

4.1.

De kantonrechter stelt voorop dat sprake is van een internationale kwestie, nu [verzoeker] in Polen verblijft en [verweerder] in Nederland is gevestigd. De vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in deze internationale kwestie, dient te worden beantwoord aan de hand van de herschikte verordening (EU) Nr. 1215/2012 (Brussel I bis). Op grond van artikel 20 lid 1 jo. artikel 21 lid 1 aanhef en sub a Brussel I bis kan voor individuele verbintenissen uit een arbeidsovereenkomst de werkgever worden opgeroepen voor het gerecht van de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft. In dit geval is dat voor [verweerder] de Nederlandse rechter.

4.2.

De vraag wat het toepasselijke recht is, dient te worden beantwoord aan de hand van de verordening (EG) Nr. 593/2008 (Rome I). Ingevolge artikel 8 lid 2 Rome I wordt, bij het ontbreken van een rechtskeuze, een individuele arbeidsovereenkomst beheerst door het recht van het land van waaruit de werknemer ter uitvoering van de overeenkomst gewoonlijk zijn arbeid verricht. In dit geval heeft [verzoeker] zijn arbeid verricht voor [verweerder] in Nederland, zodat het Nederlandse recht van toepassing is op de beoordeling van het verzoek.

Ontslag op staande voet

4.3.

De opzegging bij brief van 1 juni 2023 door [verweerder] is een ontslag op staande voet. [verweerder] vermeldt in haar brief dat het ontslag terugwerkt tot 1 januari 2022. Een ontslag met terugwerkende kracht is niet mogelijk. Op de mondelinge behandeling heeft [verweerder] dat gecorrigeerd, in die zin dat het ontslag volgens haar in ieder geval dient in te gaan per 1 juni 2023. Nog daargelaten of een ontslag achteraf kan worden gecorrigeerd, is het ontslag niet rechtsgeldig gegeven omdat een dringende reden voor ontslag ontbreekt. De kantonrechter overweegt daarvoor het volgende.

4.4.

Een ontslag op staande voet is een uiterst middel om een arbeidsovereenkomst te beëindigen gelet op de grote (financiële) gevolgen daarvan voor de werknemer. Een ontslag op staande voet is daarom alleen geldig als daarvoor een dringende reden aanwezig is. Voor de werkgever worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:678 lid 1 BW).

4.5.

In haar brief van 1 juni 2023 grondt [verweerder] het ontslag op een aantal omstandigheden die neerkomen op het volgende:

a. [verzoeker] is zonder toestemming naar Polen gereisd,

b. hij had eind 2021 al het plan om niet meer terug te keren naar Nederland,

c. hij heeft in strijd met de waarheid verklaard dat hij niet kon reizen,

d. hij heeft essentiële informatie over zijn verblijfplaats achtergehouden,

e. hij zal nooit gaan re-integreren en kan ook niet re-integreren vanuit Polen.

a. [verzoeker] is zonder toestemming naar Polen gereisd

4.6.

Op de mondelinge behandeling heeft mevrouw [naam 2] van [verweerder]

verklaard dat [verzoeker] vakantie had toen hij zich ziek meldde vanuit Polen op 25 oktober 2021. De kantonrechter overweegt dat het [verzoeker] tijdens zijn vakantie is toegestaan naar Polen te gaan. Daarvoor hoeft hij geen toestemming aan [verweerder] te vragen. Niet gesteld of gebleken is dat [verzoeker] reeds ziek was voordat hij naar Polen ging en dat hij er rekening mee moest houden dat zijn reis naar Polen of zijn verblijf daar nadelig zou zijn voor zijn re-integratie.

b. [verzoeker] had eind 2021 al het plan om niet meer terug te keren naar Nederland

4.7.

Volgens [verweerder] volgt dat plan uit de omstandigheden dat [verzoeker] eind 2021 een woning in Polen heeft gekocht, dat hij de huur van zijn woning in Nederland heeft opgezegd en dat hij zijn spullen naar Polen heeft verhuisd.

4.8.

De kantonrechter overweegt dat [verzoeker] ’s plannen, waarover partijen overigens van mening verschillen, in het midden kunnen blijven. Het gaat erom dat [verzoeker] meewerkt aan zijn re-integratie. Tussen partij is niet in geschil dat [verzoeker] ziek is en daardoor de bedongen arbeid niet kan verrichten. In artikel 7:660a BW zijn de re-integratieverplichtingen voor [verzoeker] opgenomen voor de periode dat hij door ziekte ongeschikt is om de bedongen arbeid te verrichten. Zo dient hij gevolg te geven aan redelijke voorschriften van [verweerder] of een door haar aangewezen deskundige en mee te werken aan door [verweerder] of een door haar aangewezen deskundige getroffen maatregelen (artikel 7:660a lid 1 sub a BW). Ook dient [verzoeker] zijn medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak (7:660a lid 1 sub b BW) en hij dient passende arbeid te verrichten waartoe [verweerder] hem in de gelegenheid stelt (artikel 7:660a lid 1 sub c BW). Zoals uit de beoordeling van de volgende omstandigheden zal volgen, is niet gebleken dat [verzoeker] zijn re-integratieverplichtingen of de voorschriften om dat door [verweerder] te laten controleren heeft verzaakt, althans niet in de mate dat dit leidt tot een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Wat de verdere plannen van [verzoeker] voor de toekomst dan zijn, is niet relevant. Daarbij wijst de kantonrechter er op dat volgens vaste rechtspraak (HR 8 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9549 “Vixia/ [naam 4] ”) het overtreden van re-integratie- en controlevoorschriften in beginsel geen dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. Een werkgever dient daarvoor de minder vergaande maatregel van een loonsanctie aan te wenden. Dat is slechts anders bij bijzondere omstandigheden.

c. [verzoeker] heeft in strijd met de waarheid verklaard dat hij niet kon reizen

4.9.

[verweerder] stelt dat [verzoeker] heeft verklaard dat hij niet naar Nederland kon reizen voor zijn re-integratie, maar dat het haar is gebleken dat [verzoeker] wel degelijk kon reizen. Zij voert daarvoor aan dat [verzoeker] tussen 27 november en 3 december 2021 terug naar Nederland is gereisd om zijn huurwoning in [plaats 3] te ontruimen. Verder voert zij aan dat [verzoeker] 600 kilometer heeft gereisd van [plaats 1] in Polen naar [plaats 4] in Polen en dat hij met eigen vervoer zijn dochter ophaalde bij de kinderopvang in de periode van 15 november 2021 tot en met 31 maart 2023.

4.10.

De kantonrechter volgt [verweerder] niet in haar stelling. De Poolse [dokter] verklaart dat [verzoeker] niet in staat is om te reizen naar Nederland (zie twee opsommingsteken onder “Recommendations” in rechtsoverweging 2.7). [verzoeker] betwist dat hij in Nederland is geweest voor de ontruiming van zijn huurwoning. Gelet op die betwisting had het op de weg van [verweerder] gelegen om feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat [verzoeker] in Nederland was. Dat heeft [verweerder] niet gedaan. Zij heeft wel een chatconversatie met foto’s overgelegd (bijlage 2 van [verweerder] ). Op die foto’s is te zien dat twee mannen spullen in of uit een aanhanger tillen. Ter zitting heeft [verweerder] verklaard dat zij vermoedt dat [verzoeker] zelf bij de ontruiming van de woning in Nederland aanwezig is geweest, maar dat niet zeker weet. Hij is niet een van de mannen op de foto’s. De kantonrechter kan dan ook niet vaststellen dat [verzoeker] tussen 27 november en 3 december 2021 vanuit Polen naar Nederland is gereisd.

4.11.

[verzoeker] betwist ook dat hij tussen [plaats 1] en [plaats 4] reist. De gemachtigde van [verzoeker] heeft op de mondelinge behandeling toegelicht dat [verzoeker] bij zijn familie in [plaats 4] verblijft, omdat hij niet de financiële middelen heeft om zelfstandig te wonen. [verweerder] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat [verzoeker] eenmaal of vaker tussen [plaats 1] en [plaats 4] heeft gereisd. Zij heeft een kwitantie van een tolweg in Polen overgelegd (bijlage 4 van [verweerder] ), maar daaruit volgt niet dat dit betrekking heeft op een reis die [verzoeker] heeft gemaakt.

4.12.

Mogelijk, want niet weersproken, is [verzoeker] wel in staat om met eigen vervoer, waarmee [verweerder] kennelijk bedoelt door het besturen van een auto, zijn dochter bij de kinderopvang op te halen. Dat is echter niet te vergelijken met een reis naar Nederland. Het feit dat de Poolse [dokter] [verzoeker] afraadt om motorvoertuigen te besturen in verband met zijn medicijngebruik (zie derde opsommingsteken onder “Recommendations” in rechtsoverweging 2.7), maakt niet dat hij door zijn dochter op te halen zodanig in strijd handelt met een gegeven voorschrift, dat om die reden een ontslag op staande voet wordt gerechtvaardigd (zie ook hierna rechtsoverweging 4.15). Ook de bedrijfsarts heeft [verzoeker] niet verboden om een auto te besturen (zie rechtsoverweging 2.4 en 2.11).

d. [verzoeker] heeft essentiële informatie over zijn woonplaats achtergehouden

4.13.

[verweerder] stelt dat het haar bij het arbeidsdeskundigonderzoek duidelijk werd dat [verzoeker] niet verbleef in [plaats 1] zoals hij aanvankelijk had opgegeven, maar dat hij in plaats daarvan in [plaats 4] verbleef.

4.14.

Van [verzoeker] mag worden verwacht dat hij [verweerder] op de hoogte houdt van zijn verblijfplaats. Zo kan [verweerder] controleren of [verzoeker] meewerkt aan de re-integratie. [verzoeker] betwist niet dat hij heeft verzuimd om te melden aan [verweerder] dat hij in [plaats 4] verblijft. Anderzijds is het niet zo dat [verzoeker] zich onbereikbaar heeft gehouden. Hij was immers wel bereikbaar voor [verweerder] , alsmede de door haar aangewezen bedrijfsarts en arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige] . Gelet daarop is het verwijt van [verweerder] op dit onderdeel van onvoldoende gewicht om dat aan te merken als een dringende reden voor een ontslag op staande voet.

4.15.

Bovendien geldt, zoals reeds in rechtsoverweging 4.8 is geoordeeld, dat het overtreden van re-integratie- en controlevoorschriften in beginsel geen dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dergelijke omstandigheden zijn niet gesteld of gebleken.

e. [verzoeker] zal nooit re-integreren en kon niet re-integreren vanuit Polen

4.16.

[verweerder] miskent dat de bedrijfsarts aanvankelijk geen taken in het kader van de re-integratie heeft opgelegd aan [verzoeker] . De bedrijfsarts heeft op 7 december 2021 verklaard dat er geen benutbare arbeidsmogelijkheden waren voor [verzoeker] (zie rechtsoverweging 2.3). Op 16 mei 2022 heeft hij verklaard dat er marginale mogelijkheden waren, maar dat het lastig was omdat hij in Polen verbleef, hetgeen zijn herstel evenwel ten goede kwam (zie rechtsoverweging 2.3). Pas op 10 juli 2023 heeft de bedrijfsarts verklaard dat er marginale mogelijkheden waren voor [verzoeker] in de vorm van thuiswerk (zie rechtsoverweging 2.11). Zonder toelichting van [verweerder] , die ontbreekt, valt niet in te zien waarom dat thuiswerk niet in Polen kan plaatsvinden. Als [verweerder] het niet eens was met de bevindingen van de bedrijfsarts, had zij het UWV om een second opinion/ deskundigenoordeel moeten vragen. Dat heeft zij niet gedaan.

4.17.

Daarnaast geldt ook op dit onderdeel dat het overtreden van re-integratie- en controlevoorschriften in beginsel geen dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Die omstandigheden zijn niet gesteld of gebleken.

4.18.

De kantonrechter begrijpt uit de verklaringen van [verweerder] ter zitting dat bij haar op grond van alle in de brief van 1 juni 2023 genoemde omstandigheden gezamenlijk de indruk is ontstaan te worden/zijn misbruikt door [verzoeker] . [verweerder] meent kennelijk dat [verzoeker] van aanvang af de bedoeling heeft gehad met behoud van loon en/of uitkering terug naar Polen te verhuizen en nooit de intentie heeft gehad om terug te keren naar Nederland. Dat dit gevoel bij [verweerder] leeft, is vanuit haar oogpunt begrijpelijk. In de door haar aangevoerde feiten en omstandigheden wordt hiervoor echter onvoldoende onderbouwing gevonden, zoals uit voorgaande overwegingen blijkt, ook als die worden bezien in onderlinge samenhang.

Geen rechtsgeldig ontslag

4.19.

Gelet op het bovenstaande oordeelt de kantonrechter dat niet is gebleken van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Het ontslag is daarom niet rechtsgeldig gegeven. De kantonrechter zal conform het verzoek daartoe de opzegging van de arbeidsovereenkomst vernietigen en de verklaring in rechtsoverweging 3.1 onder b afgeven.

Achterstallig loon

4.20.

Aangezien de arbeidsovereenkomst is voortgezet, is [verweerder] gehouden het loon door te betalen tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd.

4.21.

Op grond van artikel 31 van de cao Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf, dat algemeen verbindend is verklaard, heeft [verzoeker] ook in geval van arbeidsongeschiktheid gedurende 104 weken recht op 100% doorbetaling van het loon. Voor de periodes 6 tot en met 8 in het verzoek in rechtsoverweging 3.1 onder c komt hem derhalve een bedrag toe van 3 periodes à € 2.108,43 bruto, derhalve € 6.325,29 bruto. Dat bedrag zal worden toegewezen.

4.22.

De verschuldigdheid van de wettelijke rente over het loon is niet weersproken. Die zal worden zal toegewezen op de wijze zoals verzocht.

Wettelijke verhoging

4.23.

De verschuldigdheid van de wettelijke verhoging over voormeld bedrag van

€ 6.325,29 bruto is evenmin weersproken. Omdat [verweerder] het loon niet tijdig heeft betaald, is zij op grond van artikel 7:625 BW de wettelijke verhoging verschuldigd, met dien verstande dat de kantonrechter de wettelijke verhoging gelet op de omstandigheden van het geval zal beperken tot 25%. Berekend over het loon van € 6.325,29 bruto levert dat een bedrag op van € 1.581,32 aan wettelijke verhoging.

Incassokosten

4.24.

Tot slot is ook de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten niet weersproken. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW heeft [verzoeker] recht op een vergoeding van redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. De kantonrechter zal het verzochte bedrag van € 691,26 toewijzen. Dat bedrag overschrijdt niet het bedrag in de staffel in artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.

Proceskosten

4.25.

[verweerder] is de partij die overwegend in het ongelijk wordt gesteld. Zij zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten, waaronder de nakosten. Tot aan deze beschikking worden de proceskosten aan de zijde van [verzoeker] als volgt vastgesteld:

- griffierecht

244,00

- salaris gemachtigde

793,00

- nakosten

132,00

totaal

1.169,00

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1.

vernietigt de opzegging van de arbeidsovereenkomst,

5.2.

verklaart dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na 1 januari 2022 respectievelijk 1 juni 2023 voortduurt,

5.3.

veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] te betalen het salaris voor periode 6 (22 mei 2023 t/m 18 juni 2023), periode 7 (19 juni 2023 t/m 16 juli 2023) en periode 8 (17 juli 2023 t/m 13 augustus 2023), totaal € 6.325,29 bruto,

5.4.

veroordeelt [verweerder] om de salarissen na periode 8 (17 juli 2023 t/m 13 augustus 2023) tijdig te voldoen tot het moment dat de arbeidsovereenkomst op regelmatige wijze zal zijn geëindigd,

5.5.

veroordeelt [verweerder] tot het betalen aan [verzoeker] van € 1.581,32 aan wettelijke verhoging,

5.6.

veroordeelt [verweerder] tot het betalen aan [verzoeker] van de wettelijke rente over de in rechtsoverweging 5.3 en 5.4 genoemde bedragen,

5.7.

veroordeelt [verweerder] tot het betalen aan [verzoeker] van € 691,26 aan buitengerechtelijke incassokosten,

5.8.

veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot deze beschikking vastgesteld op € 1.169,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, vermeerderd met de kosten van betekening als de beschikking daarna wegens niet betalen wordt betekend,

5.9.

verklaart de vernietiging in rechtsoverweging 5.1 en de veroordelingen in de rechtsoverwegingen 5.3 tot en met 5.8 uitvoerbaar bij voorraad,

5.10.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.