In deze zaak verzoekt werknemer om vernietiging van het ontslag op staande voet dat aan hem is gegeven door werkgever. Ook verzoekt werknemer om een voorlopige voorziening, die inhoudt dat werknemer weer tot het werk wordt toegelaten en dat het loon wordt doorbetaald. Werkgever is het niet eens met deze verzoeken en heeft een (voorwaardelijk) tegenverzoek ingediend. In dit tegenverzoek vraagt zij om de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden als het aan hem gegeven ontslag op staande voet wordt vernietigd. De ktr wijst de verzoeken van werknemer af omdat zij tot het oordeel komt dat het onstlag (rechts)geldig is gegeven. Het voorwaardelijke tegenverzoek van werkgever hoeft hierdoor niet besproken te worden
Zaaknummer / rekestnummer: 10761166 \ AZ VERZ 23-59
Beschikking van 19 februari 2024
in de zaak van
[verzoeker]
,
te [plaats 1] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
procedeert met een toevoeging, onder [nummer] ,
gemachtigde: mr. J.W. van de Wege,
tegen
[verweerder] B.V.,
te [plaats 2] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
hierna te noemen: [verweerder] B.V.,
gemachtigde: mr. N. Duine.
1 De zaak in het kort
1.1.
In deze zaak verzoekt [verzoeker] om vernietiging van het ontslag op staande voet dat aan hem is gegeven door [verweerder] B.V. Ook verzoekt [verzoeker] om een voorlopige voorziening, die inhoudt dat [verzoeker] weer tot het werk wordt toegelaten en dat zijn loon wordt doorbetaald. [verzoeker tegenverzoek] B.V. is het niet eens met deze verzoeken en heeft een (voorwaardelijk) tegenverzoek ingediend. In dit tegenverzoek vraagt zij om de arbeidsovereenkomst met [verweerder tegenverzoek] te ontbinden als het aan hem gegeven ontslag op staande voet wordt vernietigd.
2 De beslissing in het kort
2.1.
De kantonrechter wijst de verzoeken van [verzoeker] af, omdat zij tot het oordeel komt dat het ontslag (rechts)geldig is gegeven. Hierdoor hoeft het (voorwaardelijke) tegenverzoek van [verzoeker tegenverzoek] B.V. niet verder besproken te worden.
2.2.
De kantonrechter zal hieronder ingaan op (het verloop van) de procedure, de feiten, wat partijen willen, de (juridische) beoordeling en de beslissing in deze zaak
3 De procedure
3.1.
De procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van [verzoeker] , waarin ook om een voorlopige voorziening wordt gevraagd;
- het verweerschrift van [verzoeker tegenverzoek] B.V., met een (voorwaardelijk) tegenverzoek;
- de aanvullende producties 15 tot en met 17 door [verweerder] B.V.;
- de spreekaantekeningen van mr. N. Duine, die op de mondelinge behandeling zijn overlegd;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 22 januari 2024;
- de mededeling van beide partijen op de zitting dat alle stukken die in de zelfstandige zaak van [verweerder] B.V. tegen [verzoeker] (zaaknummer 10760720 AZ VERZ 23-58) zijn overgelegd, ook voor deze procedure gelden. In deze zaak geldt dus ook de informatie uit het verzoekschrift van [verweerder] B.V., het verweerschrift van [verzoeker] en de loonstroken die [verzoeker] daarna nog als productie 2 heeft ingediend.
3.2.
Hierna is de uitspraak van de beschikking op vandaag bepaald.
4 Feiten
Hieronder volgen de feiten die van belang zijn voor zowel de verzoeken van [verzoeker] , als voor het (voorwaardelijk) tegenverzoek van [verzoeker tegenverzoek] B.V.
4.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedag] 1986, is sinds 1 mei 2022 in dienst bij [verweerder] B.V. Kort na aanvang is [verzoeker] doorgestroomd naar de functie Chef Bandenhotel. Deze functie houdt onder meer in het verzorgen van de bandenopslag en uitlevering van de winter- en zomerbanden wissel. Ook hield [verzoeker] zich bezig met het op orde houden van de voorraad van de banden in het magazijn en de verkopen via Eurostocks.
4.2.
Met ingang van 1 juli 2023 is de arbeidsovereenkomst verlengd tot en met 30 juni 2024. Het salaris bedraagt € 3.081,25 bruto per maand op basis van een arbeidsduur van 42,5 uur per week, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
4.3.
[verzoeker] heeft zich op 19 juli 2023 ziekgemeld.
4.4.
Op 11 augustus 2023 is namens [verweerder] B.V. naar [verzoeker] een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:
“Zoals zojuist besproken ben je per direct geschorst tot nader order in verband met het lopende onderzoek naar het vervreemden van verschillende bandensets. Aankomende maandag 14 augustus 2023 om 16.00u heb je een gesprek met [naam 1] (toevoeging kantonrechter: HR directeur) en [naam 2] (toevoeging kantonrechter: Clustermanager magazijn)(…).”.
4.5.
Op 23 augustus 2023 is [verzoeker] op staande voet ontslagen.
4.6.
In de brief van 24 augustus 2023 van [verweerder] aan [verzoeker] staat onder andere het volgende:
“In vervolg op de gesprekken van 16 augustus 2023 en 23 augustus 2023 (…) bevestig ik jou hierbij (nogmaals) dat [verweerder] B.V. (…) jouw arbeidsovereenkomst op 23 augustus 2023 met onmiddellijke ingang heeft beëindigd op grond van een dringende reden. Jij bent dus op staande voet ontslagen. Ter toelichting dient het volgende.
Je bent sinds 1 mei 2022 bij [verweerder] in dienst in de functie van Chef bandenhotel.
Op 11 augustus 2023 werd [naam 2] door [naam 3] (Project Manager After Sales) geïnformeerd dat een fors aantal bandensets van het bandenhotel is verdwenen. Hierbij heeft [verweerder] geconstateerd dat 32 sets velgen en 28 banden zijn verdwenen, zonder dat hiervoor een factuur is verstuurd en/of een betaling is ontvangen. [naam 2] heeft vervolgens van Eurostocks — het systeem waarmee de banden op Marktplaats worden aangeboden - begrepen dat jij op 18 juli 2023 een groot aantal advertenties met een groot aantal van de verdwenen velgen en/of banden hebt verwijderd. [verweerder] is vervolgens in gesprek gegaan met [naam 4] (Chauffeur). [naam 4] verklaarde dat hij in opdracht van jou ongeveer 32 sets velgen en 28 banden heeft afgeleverd op het [adres]
in [plaats 3] ( [bedrijf] ). [bedrijf] is geen klant/relatie van [verweerder] en [verweerder] heeft ook niet via het daarvoor bestemde systeem een order ontvangen voor de betreffende sets velgen en banden. (…).
Wij hebben met jou besproken dat aanleiding voor het ontslag op staande voet onze constateringen op 11 augustus 2023 zijn en de gesprekken die daarop met jou volgden op 16 en 23 augustus jl., waardoor een sterk vermoeden bestaat dat jij sets banden en/of velgen op ongeoorloofde wijze hebt (laten) leveren en/of hebt laten verdwijnen. Wij hebben jou in de gelegenheid gesteld om jouw toelichting te onderbouwen, maar dat is jou niet gelukt. Integendeel, je hebt geen heldere en ongeloofwaardige en niet consistente verklaringen afgelegd. Dat je je niet zou herinneren hoe e.e.a. precies is verlopen, vinden wij bovendien ongeloofwaardig. (…)”.
4.7.
[verweerder] B.V. heeft het loon tot 24 augustus 2023 betaald.
5 Wat partijen willen
In de verzoeken van [verzoeker]
5.1.
verzoekt de kantonrechter in de eerste plaats (primair) om het ontslag op staande voet te vernietigen en [verweerder] B.V. te veroordelen tot betaling van loon. [verzoeker] had in het verzoekschrift de mogelijkheid opengehouden om tijdens de procedure nog over te kunnen stappen op de tweede (subsidiaire) grondslag waarbij hij zou berusten in het ontslag en in plaats daarvan een aantal vergoedingen verzoekt. [verzoeker] heeft echter op de zitting nadrukkelijk gekozen voor het (primaire) verzoek tot vernietiging van het ontslag. Ook verzoekt [verzoeker] een voorlopige voorziening, die inhoudt dat [verzoeker] weer tot het werk wordt toegelaten en dat zijn loon tijdens wordt doorbetaald tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. Als het ontslag op staande voet wel stand houdt, maakt [verzoeker] (meer subsidiair) aanspraak op de transitievergoeding van € 1.459,50 bruto, de vakantietoeslag van € 479,63 bruto en een vergoeding voor niet-opgenomen vakantiedagen van € 217,49 bruto. Ook verzoekt [verzoeker] dat [verweerder] B.V. de proceskosten moet betalen.
5.2.
[verweerder] B.V. voert verweer en stelt dat de verzoeken van [verzoeker] moeten worden afgewezen. [verweerder] B.V. voert – samengevat – aan dat het ontslag (rechts)geldig is gegeven.
In het (voorwaardelijk) tegenverzoek van [verzoeker tegenverzoek] B.V
5.3.
[verzoeker tegenverzoek] B.V. verzoekt, voor zover het verzoek van [verweerder tegenverzoek] tot vernietiging van het ontslag op staande voet wordt toegewezen, om de arbeidsovereenkomst op zo kort mogelijke termijn te ontbinden:
- in de eerste plaats (primair) op grond van verwijtbaar handelen door [verweerder tegenverzoek]1;
- in de tweede plaats (subsidiair) op grond van kort gezegd een verstoorde arbeidsverhouding2.
Daarbij vraagt [verzoeker tegenverzoek] B.V. ook om gelet op het ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder tegenverzoek] geen rekening te houden met de geldende opzegtermijn3 en geen transitievergoeding toe te kennen. [verzoeker tegenverzoek] B.V. vindt dat [verweerder tegenverzoek] de proceskosten moet betalen.
5.4.
[verweerder tegenverzoek] voert verweer tegen de verzochte ontbinding. Hij betwist kort gezegd dat hij (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld en dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding.
6 De (juridische) beoordeling
In de verzoeken van [verzoeker]
6.1.
Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of het ontslag op staande voet door [verweerder] B.V. moet worden vernietigd.
6.2.
De kantonrechter oordeelt dat dit niet het geval is omdat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. De kantonrechter legt hierna uit hoe tot dit oordeel is gekomen.
6.3.
Een werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, tenzij sprake is van een opzegging op grond van artikel 7:677 lid 1 BW. In dit artikel is bepaald dat ieder van de partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. De werkgever, in dit geval [verweerder] B.V., heeft hierbij de bewijslast van haar stelling dat er sprake is van zo’n dringende reden. De kantonrechter oordeelt dat [verweerder] B.V. in dit geval voldoende onderbouwd heeft aangevoerd dat er sprake is van een dringende reden voor ontslag. Hieronder volgen de belangrijkste argumenten van partijen over de vraag of er sprake is van een dringende reden, gevolgd door een verdere onderbouwing van het oordeel van de kantonrechter op dit punt.
6.4.
Wat stelt [verweerder] B.V. over de dringende reden?
6.4.1.
[verweerder] B.V. stelt dat zij op 11 augustus 2023 het signaal kreeg dat een fors aantal bandensets van het bandenhotel is verdwenen. Hierbij heeft [verweerder] geconstateerd dat in totaal 32 sets velgen en 28 banden zijn verdwenen, zonder dat hiervoor een factuur is verstuurd en/of een betaling is ontvangen. Deze sets velgen en/of banden zijn nergens (in het magazijn of ergens anders) gevonden. Er is vervolgens uit Eurostocks4 gebleken dat op naam van [verzoeker] op 18 juli 2023 een groot aantal advertenties met een groot aantal van de verdwenen velgen en/of banden is verwijderd. [verweerder] B.V. heeft een excelbestand overgelegd, met een lijst van de handmatig door [verzoeker] verwijderde advertenties5. Dit bestand is gecontroleerd door de heer [naam 3] , de projectmanager, die hierover een verklaring heeft afgelegd6.
6.4.2.
Volgens het verslag van het gesprek dat de heer [naam 3] en de heer [naam 2] op 11 augustus 2023 met chauffeur [naam 4] hebben gehad, heeft [naam 4] verklaard dat hij in opdracht van [verzoeker] 32 sets velgen en 28 banden (inclusief ongeveer 28 Qumo banden) in twee keer rijden bij [bedrijf] heeft afgeleverd7. Ook zou [verzoeker] volgens [naam 4] tegen hem hebben gezegd dat hij moest oppassen wat hij tegen de leidinggevende, de heer [naam 2] vertelde.
6.4.3.
[verzoeker] heeft steeds een andere verklaring gegeven. Zo heeft [verzoeker] eerst verklaard dat hij inderdaad aan [bedrijf] banden en velgen heeft geleverd, maar dat dit betrekking had op een ruildeal in januari 2023. Over deze ruildeal geeft hij geen duidelijke verklaring. [bedrijf] is daarbij geen vaste klant/relatie van [verweerder] B.V. en [verweerder] B.V. heeft hiervoor ook geen order en/of factuur ontvangen voor deze banden via het daarvoor bestemde systeem. Eerst wist [verzoeker] ook niet meer precies met wie dit was afgesproken. Later is door [verzoeker] verklaard dat dit zou zijn afgesproken met ene [naam 5] van [bedrijf] . Nog later zou het zijn afgesproken met ene [naam 6] van [bedrijf] . Daarna heeft [verzoeker] verklaard dat de betreffende velgen en banden zijn geruild tegen winterbanden van particulieren, die hiervoor vouchers kregen. Ook dat blijkt niet uit het systeem. Bovendien heeft [verzoeker] aanvankelijk verklaard dat alle geruilde banden zijn verkocht en later dat dat niet zo is.
6.4.4.
Daarbij is [verzoeker] de twee keer de gelegenheid gegeven om in het magazijn de betreffende banden aan te wijzen en/of verder te laten zien dat de banden van de lijst nog in het magazijn lagen, maar dit heeft hij niet gedaan. Tijdens het tweede gesprek met [verzoeker] , waarbij [verzoeker] een instructie gaf waar de banden zouden zijn, is gebeld met [naam 4] om met die instructie op de door [verzoeker] aangegeven plek te gaan kijken. De banden zijn daar niet aangetroffen.
6.4.5.
[verweerder] B.V. zegt tot slot in reactie op de mededeling van [verzoeker] tijdens de zitting dat in het kader van de ruildeal 100 sets van vier banden naar het bandenhotel zouden zijn gebracht, dat dat haar gelet op dit grote aantal dan ook zeker zou moeten hebben zijn opgevallen in het magazijn. Deze banden zijn echter niet aangetroffen.
6.4.6.
Bovendien was de werkwijze binnen het bedrijf duidelijk. Zeker als Chef bandenhotel wist [verzoeker] dat voor alles duidelijke facturen/verantwoording moest worden opgemaakt.
6.5.
Wat stelt [verzoeker] over de dringende reden?
6.5.1.
Hij heeft nooit gezegd dat de betreffende velgen en banden moesten worden ingeleverd voor vouchers. [verzoeker] betwist ook dat hij de betreffende advertenties heeft verwijderd en zegt dat hij een aantal advertenties inactief heeft gemaakt omdat deze fouten bevatten. Daarbij zegt [verzoeker] dat anderen, waaronder [naam 4] , ook gebruik kon maken van zijn account.
6.5.2.
Er was sprake van een ruildeal in januari 2023 met [bedrijf] . [naam 5] was hierbij de tussenpersoon om te stallen en [naam 6] de juiste contactpersoon. [naam 6] heeft geen verklaring afgelegd omdat hij bang was dat dat zijn bedrijf zou schaden. [verweerder] B.V. heeft bij deze deal in januari 2023 winterbanden van SB gekregen. Dit ging op goed vertrouwen. [verzoeker] heeft op de zitting verklaard dat hij in januari 2023 100 sets van vier banden van [bedrijf] had gekregen en dat die zo verkocht waren. Hij heeft hiermee zo’n € 20.000,- verdiend. [verzoeker] hield zich niet bezig met de facturatie. Hij had het te druk met andere dingen. De waarde van de gekregen banden is veel groter dan de goederen die op een later moment aan [bedrijf] zijn geleverd.
6.5.3.
De aan [bedrijf] geleverde banden en velgen zijn niet de genoemde 32 sets velgen en 28 banden zijn die volgen het systeem zouden ontbreken. Daarbij heeft [verzoeker] wel aangegeven dat bij de aan [bedrijf] geleverde goederen mogelijk wel een aantal van deze sets en/of velgen zaten8.
6.5.4.
[verzoeker] heeft op de zitting aangegeven dat [naam 4] , die bij het tweede gesprek zou kijken in het magazijn, niet goed heeft gekeken. Er staan/stonden 32 banden, vierhoog achter een paal, zodat iedereen er vanaf zou blijven. [verzoeker] geeft op de zitting aan dat hij zeker weet dat die banden er nog staan en dat hem tijdens het gesprek de toegang was geweigerd om zelf te gaan kijken.
6.5.5.
Bovendien speelde een rol dat [verzoeker] ziek was. Door de zware pijnstillers was [verzoeker] minder helder bij het beantwoorden van de vragen tijdens de gesprekken vanuit [verweerder] B.V.
6.6.
Het oordeel van de kantonrechter
6.6.1.
Gelet op de volgens het systeem ontbrekende banden en/of velgen en de onderbouwing van [verweerder] B.V., had het op weg gelegen van [verzoeker] om een duidelijke verklaring te geven en zijn verweer te onderbouwen. [verzoeker] heeft dat niet gedaan. Hij heeft bijvoorbeeld geen verklaring van [bedrijf] overgelegd waaruit van de door hem gestelde ruilhandel blijkt. Bovendien heeft hij steeds wisselende verklaringen afgelegd. De stelling dat [verzoeker] niet meteen een sluitende verklaring kon geven, omdat hij minder helder was tijdens het onderzoek door zware pijnstillers, is niet (voldoende) onderbouwd. Daarnaast verklaart [verzoeker] ook nu nog tegenstrijdig. Zo heeft [verzoeker] op de zitting verklaard dat de banden die hij van [bedrijf] in januari 2023 heeft verkregen, zó verkocht waren, voor ongeveer € 20.000,-. Dit terwijl hij ook op de zitting verklaard heeft dat deze banden niet of niet allemaal verkocht waren. [verzoeker] komt daarbij op de zitting pas voor het eerst met de stelling dat het zou gaan om 100 sets van vier banden, die in januari 2023 zouden zijn geleverd door [bedrijf] . Deze aantallen blijken niet uit eerdere verklaringen of stukken. Op de zitting heeft [verzoeker] ook maar liefst drie keer verschillend geantwoord op de vraag van de kantonrechter of de van [bedrijf] verkregen banden op Eurostocks stonden.
6.6.2.
[verzoeker] heeft daarbij een aantal keer de mogelijkheid gehad om de verdwenen banden en/of velgen te komen zoeken en verklaren, maar [verzoeker] heeft dit niet gedaan. [verzoeker] zegt wel dat hem de toegang zou zijn geweigerd, maar dit blijkt niet uit het gespreksverslag van 15 augustus 20239. In dit gespreksverslag staat geschreven dat [verweerder] B.V. wil dat [verzoeker] de door hem aangevoerde ruildeal volledig in kaart brengt. Daarbij staat geschreven dat als hij daarvoor in Eurostocks moet of in het magazijn, hij dat kan onder begeleiding van de heer [naam 2] . Ook heeft [verzoeker] niet weersproken dat met [naam 4] is gebeld en dat die met de instructie van [verzoeker] is gaan kijken en de ontbrekende, dan wel de van [bedrijf] verkregen banden niet heeft aangetroffen.
6.6.3.
[verzoeker] kan daarbij echter ook niet duidelijk uitleggen wat en wanneer voor de verkregen banden zou zijn teruggegeven aan [bedrijf] . [verzoeker] komt ook niet met een duidelijke verklaring van [bedrijf] hoe dit precies zat. Dit mocht wel van hem worden verwacht in deze situatie.
6.6.4.
Bovendien, voor zover de door [verzoeker] aangevoerde ruilhandel al zou hebben plaatsgevonden, is de kantonrechter met [verweerder] B.V. eens dat de werkwijze die werknemers moesten volgen heel duidelijk was. [verzoeker] was daarbij zelfs Chef Bandenhotel, waardoor van hem op dit punt extra verantwoordelijkheid mag worden verlangd.
6.6.5.
Het feit blijft dan ook dat de ontbrekende banden en/of velgen, die vanuit het account van [verzoeker] uit het systeem zijn verwijderd, niet zijn aangetroffen en dat er ook geen factuur of betaling daarvoor is gevonden.
Gelet op het voorgaande heeft [verzoeker] zijn verweer dat hij de banden en/of velgen niet heeft vervreemd maar geruild tegen andere banden en/of velgen onvoldoende onderbouwd. Daarom wordt dit gepasseerd. Dit geldt ook voor de stelling van [verzoeker] dat [verweerder] B.V. zelfs een voordeel heeft gekregen gelet op de hogere waarde van de banden die [verweerder] B.V. zou hebben gekregen van [bedrijf] is daarbij op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt.
6.7.
Conclusie ontslag op staande voet
De kantonrechter oordeelt dat [verweerder] B.V. een dringende reden had om [verzoeker] te ontslaan op staande voet. [verweerder] B.V. heeft deze dringende reden voldoende onderbouwd en [verzoeker] heeft zijn verweer dat er geen dringende reden is niet voldoende onderbouwd. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven.
6.8.
Gevolgen ontslag op staande voet voor de verzoeken
6.8.1.
Het verzoek van [verzoeker] om vernietiging van het ontslag op staande voet wordt daarom afgewezen. Hierdoor wordt ook geen verdere loonbetaling toegewezen.
6.8.2.
Het verzoek om een voorlopige voorziening moet ook worden afgewezen. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen voor de duur van procedure. Deze procedure is echter al geëindigd doordat een beslissing wordt genomen op het verzoek van [verzoeker] . 10
6.8.3.
Het verzoek om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt ook afgewezen. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat sprake is van feiten en omstandigheden die een dringende reden opleveren voor het ontslag op staande voet. In dit geval brengen die feiten en omstandigheden ook mee dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van handelen of nalaten van [verzoeker] dat als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Daarom is geen transitievergoeding verschuldigd.11Er zijn ook geen redenen aangevoerd die maken dat het niet toekennen van deze vergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.12
6.8.4.
Ten aanzien van de verzoeken van [verzoeker] om de vakantietoeslag van € 479,63 bruto en een vergoeding voor niet-opgenomen vakantiedagen van € 217,49 bruto, overweegt de kantonrechter dat [verweerder] B.V. niet weersproken heeft dat [verzoeker] daar in beginsel recht op heeft. Gelet echter op wat gelijktijdig in de beschikking op het tegenverzoek van [verzoeker tegenverzoek] B.V. wordt beslist13, is dit verzoek hier niet toewijsbaar.
6.9.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] , omdat hij overwegend ongelijk krijgt en sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] .
In het (voorwaardelijk) tegenverzoek van [verzoeker tegenverzoek] B.V
6.10.
Aangezien het door [verweerder tegenverzoek] ingediende verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet wordt afgewezen, heeft [verzoeker tegenverzoek] B.V. geen belang meer bij het voorwaardelijk ontbindingsverzoek. In zoverre dient het verzoek te worden afgewezen.
6.11.
De kantonrechter bepaalt dat allebei de partijen in dit geval hun eigen kosten ten aanzien van het (voorwaardelijk) tegenverzoek moeten dragen.
7 De beslissing
De kantonrechter:
In de verzoeken van [verzoeker]
7.1.
wijst de verzoeken van [verzoeker] af;
7.2.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verweerder] B.V. tot en met vandaag vaststelt op € 814,- aan salaris voor de gemachtigde van [verweerder] B.V.;
In het (voorwaardelijk) tegenverzoek van [verzoeker tegenverzoek] B.V.
7.3.
wijst het verzoek bij gebrek aan belang af;
7.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
In de verzoeken van [verzoeker] en in het (voorwaardelijk) tegenverzoek van [verzoeker tegenverzoek] B.V.
7.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad14.
Deze beschikking is gewezen door mr. Tilman-Knoester, kantonrechter en op 19 februari 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
1 artikel 7:671b BW juncto artikel 7:669 aanhef en lid 3 sub e BW.
2 artikel 7:671b BW juncto artikel 7:669 aanhef en lid 3 sub g BW.
13 Zie overweging 6.6 in de beschikking met zaaknummer 10760720 AZ VERZ 23-58.
14 Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat [verweerder] B.V. de beschikking, in dit geval voor wat betreft de proceskostenveroordeling tegen [verzoeker] , direct kan (laten) uitvoeren, als [verzoeker] hier niet aan voldoet. [verzoeker] kan dus niet wachten met voldoen aan deze veroordeling in de periode dat tegen de beschikking nog hoger beroep mogelijk is of als hoger beroep wordt ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: