Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2024:5733

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
07-08-2024
22-08-2024
10919720 / CV EXPL 24-402 (E)
Arbeidsrecht
Bodemzaak

Eiser is in dienst geweest van gedaagde. Er is een discussie ontstaan of eiser als werknemer recht had op ADV-uren. In de arbeidsovereenkomst tussen partijen is de cao Metaal en Techniek Metaalbewerkingsbedrijf van toepassing verklaard. Gedaagde stelt dat zij hiervoor heeft gekozen om haar werknemers een pensioenregeling te bieden. De vordering wordt toegewezen omdat uit de cao volgt dat werknemers hier recht op hebben.

Rechtspraak.nl
VAAN-AR-Updates.nl 2024-1075
AR-Updates.nl 2024-1075

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Middelburg

Zaaknummer: 10919720 \ CV EXPL 24-402

Vonnis van 7 augustus 2024

in de zaak van

[eiser] ,

te [plaats 1] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiser] ,

gemachtigde: mr. R.J.H. van den Dungen,

tegen

[gedaagde] B.V.,

te [plaats 2] ,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

gemachtigde: mr. J.A. de Waard.

1 De procedure

1.1.

Voor het verloop van de procedure verwijst de kantonrechter naar het tussenvonnis van 10 april 2024 en de daarin genoemde processtukken. Ten behoeve van de mondelinge behandeling heeft [eiser] de producties 4 tot en met 6 ingediend. Op 14 juni 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De gemachtigde van [eiser] heeft daarbij spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Ook heeft de gemachtigde van [eiser] een akte wijziging van eis ingediend die betrekking heeft op het gevorderde hierna genoemde onder punt 3.1 sub c.. De griffier heeft verder aantekeningen gemaakt van hetgeen partijen hebben aangevoerd.

1.2.

Partijen hebben deels een minnelijke regeling bereikt die in een proces-verbaal is vastgelegd.

1.3.

Na het sluiten van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter de procedure verwezen naar de rol voor het wijzen van vonnis.

2 De feiten

2.1.

[eiser] is per 20 september 2021 in dienst getreden van [gedaagde] . Op de arbeidsovereenkomst is de cao Metaal en Techniek Metaalbewerkingsbedrijf (hierna: de cao) van toepassing verklaard.

2.2.

De arbeidsovereenkomst is op 1 december 2023 geëindigd.

2.3.

[eiser] is per 1 januari 2024 in dienst getreden van [B.V.] .

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:

  1. tot betaling van € 2.307,51 bruto wegens niet-toegekende ADV-uren, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, te vermeerderen met de wettelijke verhoging € 1.153,75 bruto (50%), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 januari 2024;

  2. tot betaling van € 346,12 wegens buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 december 2023;

  3. primair tot afgifte aan [eiser] de lijst van de verboden Relaties binnen twee weken na betekening van het vonnis met een daarbij af te geven verklaring voor recht inhoudende dat [gedaagde] geen rechten meer kan ontlenen aan het concurrentiebeding indien hij deze lijst niet tijdig afgeeft, althans, subsidiair, [gedaagde] te veroordelen tot afgifte aan [eiser] de lijst van de verboden Relaties binnen twee weken na betekening van het vonnis, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000 indien [gedaagde] niet tijdig aan de tegen hem uit te spreken veroordeling voldoet, te vermeerderen met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze overtreding van het vonnis voortduurt;

Daarnaast vordert [eiser] de veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3.2.

[eiser] heeft in verband met de gedeeltelijk bereikte minnelijke regeling op de mondelinge behandeling, zijn vordering onder c. ingetrokken.

3.3.

[eiser] legt – samengevat – het volgende ten grondslag aan zijn vorderingen. [eiser] heeft conform de cao over 2021 en 2022 recht op 133,12 uren ADV. [gedaagde] heeft deze uren niet toegekend. Volgens de cao worden niet toegekende ADV-uren omgezet in een geldelijke vordering. [eiser] heeft gelet hierop een (loon)vordering van € 2.307,51 bruto inclusief vakantiebijslag. [eiser] maakt daarbij ook aanspraak op de maximale wettelijke verhoging, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten.

3.4.

[gedaagde] voert – samengevat – het volgende verweer. [eiser] voldoet niet aan zijn substantiëringsplicht. [gedaagde] verzoekt de kantonrechter hieraan de conclusies te verbinden die zij gerade acht.

Voor de onderneming van [gedaagde] is toepassing van een cao niet verplicht. Als goed werkgever heeft [gedaagde] deze cao van toepassing verklaard, omdat zij haar werknemers een pensioenregeling wilde aanbieden. [gedaagde] betwist dat [eiser] recht heeft op betaling van ADV-uren over 2021 en 2022. Partijen zijn een loon overeengekomen gebaseerd op een werkweek van 40 uur. De cao kent echter alleen een 38-urige werkweek. [eiser] heeft daardoor twee uur teveel loon ontvangen. Het is verder in de branche gebruikelijk voor werknemers om te kiezen tussen een arbeidsduur van 38 uur per week met twee ADV-uren per week, of een werkweek van 40 uur met een hoger salaris.

[gedaagde] heeft onverplicht vanaf 2023 wel ADV-uren toegekend, maar hier kunnen geen rechten aan worden ontleend voor de jaren vóór 2023.

Daarnaast is het bedrijf tussen kerst en nieuwjaar gesloten. De medewerkers hoeven hiervoor geen vrije dagen op te nemen. Indien [eiser] een vordering qua dagen heeft, dan dienen deze uren voor 2021 en 2022 in mindering worden gebracht.

Ook de vordering tot betaling van de wettelijke verhoging dient afgewezen te worden, dan wel dient deze gematigd te worden tot nihil.

4 De beoordeling

ADV-uren

4.1.

Partijen verschillen van mening over de vraag of [eiser] recht heeft op uitbetaling van ADV-uren over de jaren 2021 en 2022. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] daar inderdaad recht op heeft en zal hierna uitleggen waarom.

4.2.

Uit artikel 18a lid 2 van de cao volgt dat de werknemer recht heeft op Arbeidsduurverkorting (ADV). In artikel 18b lid 2 van de cao is bepaald dat wanneer de werknemer stopt met werken en nog ADV-uren over heeft, deze worden omgezet in tijd of geld. In artikel 7 van de arbeidsovereenkomst is vermeld dat de cao op de arbeidsovereenkomst van toepassing is. Hierop zijn geen uitzonderingen gemaakt. Daarnaast blijkt ook niet van andersoortige afspraken over deze uren. Partijen zijn het erover eens dat er bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst niet over deze ADV-uren of de voorwaarden waaronder deze zouden worden toegekend is gesproken. Dit betekent dat [eiser] vanaf de aanvang van de arbeidsovereenkomst recht had op deze ADV-uren. Dat [eiser] salaris ontving voor een 40-urige werkweek, maakt dit niet anders. Hij werkte immers ook 40 uur per week in plaats van de 38-urige werkweek waarvan de cao uitgaat. De kantonrechter volgt [gedaagde] evenmin in haar (subsidiaire) standpunt dat de ADV-uren over 2021 en 2022 verrekend moeten worden met de vrije dagen tussen kerst en oud en nieuw. Partijen zijn dat niet overeengekomen. Nu [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de ADV-uren en het daaraan gekoppelde bedrag inclusief 8% vakantietoeslag, zal de vordering van € 2.307,51 bruto worden toegewezen.

Wettelijke verhoging

4.3.

De vordering tot betaling van de wettelijke verhoging is toewijsbaar, omdat [gedaagde] het loon (uitbetaling van ADV-uren) niet op tijd heeft voldaan. Het komt de kantonrechter met het oog op de omstandigheden billijk voor om de wettelijke verhoging te beperken tot 20%. Dit maakt dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van € 461,50 bruto wegens wettelijke verhoging, te vermeerderen met de wettelijke rente.

Buitengerechtelijke incassokosten

4.4.

[eiser] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijk incassowerkzaamheden zijn verricht. [gedaagde] heeft de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten niet betwist. Het gevorderde bedrag € 346,12 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.

Substantiëringsplicht

4.5.

Mr. Van Dungen heeft op de mondelinge behandeling toegelicht dat hij de brief van mr. De Waard met betrekking tot incorporatie van de cao verkeerd heeft geïnterpreteerd. Hij heeft daarvoor zijn excuses aangeboden. Gelet op het voorgaande verbindt de kantonrechter geen conclusies aan het niet opnemen van dit verweer.

Proceskosten

4.6.

[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en zal om die reden worden veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter stelt deze kosten aan de zijde van [eiser] tot vandaag vast op:

- griffierecht € 248,00

- kosten exploot van dagvaarding € 139,42

- salaris gemachtigde (2 punten à 271,-) € 542,00

- nakosten € 135,00

Totaal € 1.064,42

5 De beslissing

De kantonrechter

veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [eiser] € 2.307,51 bruto wegens niet toegekende ADV-uren, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 december 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;

veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [eiser] € 461,50 bruto wegens wettelijke verhoging, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 januari 2024 tot aan de dag van algehele voldoening;

veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [eiser] € 346,12 wegens buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 december 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot vandaag vastgesteld op € 1.064,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.

Dit vonnis is gewezen door mr. Borm en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.