Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2024:66

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
02-01-2024
29-01-2024
10810683 \ VV EXPL 23-57 (E)
Verbintenissenrecht
Kort geding

Vordering tot schorsing concurrentie- en relatiebeding. (ex-)Werknemer wil na 24 jaar wat anders en heeft het voornemen in dienst te treden bij een directe concurrent in dezelfde vestigingsplaats van werkgever. De kantonrechter is van oordeel dat werknemer niet onbillijk wordt benadeeld door de bedingen. Werkgever heeft de werking van de bedingen beperkt tot drie concurrenten. Daardoor blijven er voldoende potentiële werkgevers over. Het belang van werkgever weegt zwaarder omdat werknemer kennis heeft van de werkprocessen en strategieën en klanten van werkgever. Die informatie zou een directe concurrent een voordeel geven.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2024-0175
VAAN-AR-Updates.nl 2024-0175

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Middelburg

Zaaknummer: 10810683 \ VV EXPL 23-57

Vonnis in kort geding van 2 januari 2024

in de zaak van

[eiser] ,

te [plaats 1] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiser] ,

gemachtigde: mr. J.P. Quist,

tegen

MAATSCHAP [gedaagde],

te [plaats 2] ,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

gemachtigde: mr. B.R.J. Rothuizen.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 6 december 2023 met acht producties en

- de conclusie van antwoord met zestien producties.

1.2.

Op 18 december 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen partijen verder ter toelichting op hun standpunten naar voren hebben gebracht. Na het sluiten van de mondelinge behandeling is vonnis bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1.

[eiser] is op 1 september 1999 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) [gedaagde] . Partijen zijn op 10 december 2008 een nieuwe arbeidsovereenkomst aangegaan. In deze overeenkomst is een concurrentie- en relatiebeding opgenomen:

14.1 Het is de werknemer niet toegestaan om gedurende een termijn van een jaar na beëindiging van haar dienstverband binnen een straal van 25 kilometer van de huidige werkplaats in enigerlei vorm een zaak, gelijk, gelijksoortig, of aanverwant aan die van de werkgever en/of aan de werkgever gelieerde vennootschappen te vestigen, te drijven, mede te drijven of te doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, alsook financieel in welke vorm dan ook bij een dergelijke zaak belang te hebben, direct of indirect, of daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin een aandeel van welke aard dan ook te hebben.

14.2

Bij overtreding van bepaling 14.1 verbeurt de werkneemster ten behoeve van de werkgever een dadelijk opeisbare boete van € 25.000 per overtreding en voor elke dag dat de inbreuk blijft bestaan een dadelijk opeisbare boete van € 5.000 per dag, onverminderd haar gebondenheid tot betaling aan de werkgever van een volledige schadevergoeding ten gevolge van de overtreding indien die schade meer beloopt dan de boete.

14.3

De werkneemster verplicht zich om binnen 2 jaar na afloop van het dienstverband, geen werkzaamheden direct hetzij indirect, zelfstandig hetzij in samenwerking met of in dienstverband van anderen te zullen verrichten, voor bestaande cliënten van vestigingen van de werkgever respectievelijk van aan de werkgever gelieerde ondernemingen. Als bestaande cliënten worden ook relaties aangemerkt die zulks binnen het tijdvak van het einde van het dienstverband en 2 jaar daaraan voorafgaand zijn geweest.

14.4

Bij overtreding van bepaling 14.3 verbeurt de werkneemster ten behoeve van de werkgever een dadelijk opeisbare boete van € 5.000 per overtreding en voor elke dag dat de inbreuk blijft bestaan een dadelijk opeisbare boete va € 1.000 per dag, onverminderd haar gebondenheid tot betaling aan de werkgever van een volledige schadevergoeding ten gevolge van de overtreding indien die schade meer beloopt dan de boete.

2.2.

[eiser] vervult de functie van gevorderd assistent-accountant, thans voor 28 uur per week. Zij verricht haar werkzaamheden op het kantoor van [gedaagde] te [plaats 3] .

2.3.

[eiser] heeft, met inachtneming van de opzegtermijn van twee maanden, haar dienstverband met [gedaagde] tegen 31 december 2023 opgezegd.

2.4.

[eiser] is voornemens per 1 januari 2024 in dienst te treden bij [bedrijf 1] te [plaats 3] (hierna verder: [bedrijf 1] ).

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

primair

  1. het concurrentiebeding (artikel 14.1 van de arbeidsovereenkomst) en het daaraan gekoppelde boetebeding met ingang van 1 januari 2024 te schorsen totdat in een bodemprocedure anders is beslist;

  2. het relatiebeding (artikel 14.3 van de arbeidsovereenkomst) en het daaraan gekoppelde boetebeding met ingang van 1 januari 2024 te schorsen totdat in een bodemprocedure anders is beslist;

subsidiair

het concurrentiebeding (artikel 14.1 van de arbeidsovereenkomst) en het daaraan gekoppelde boetebeding met ingang van 1 januari 2024 te schorsen totdat in een bodemprocedure anders is beslist;

meer subsidiair

het concurrentiebeding (artikel 14.1 van de arbeidsovereenkomst) en het daaraan gekoppelde boetebeding met ingang van 1 januari 2024 te schorsen totdat in een bodemprocedure anders is beslist, in die zin dat het [eiser] is toegestaan per 1 januari 2024 bij [bedrijf 1] in dienst te treden.

Daarnaast vordert [eiser] [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.

3.2.

[eiser] legt – samengevat – het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. [eiser] is na 24 jaar in dienst te zijn geweest bij [gedaagde] toe aan een nieuwe uitdaging en werkomgeving. Zij wil aan de slag bij een kleinere, meer open, organisatie, met korte communicatielijnen zoals [bedrijf 1] . [eiser] zal bij [bedrijf 1] meer verdienen. Zij wordt onbillijk benadeeld door het concurrentiebeding. [eiser] beschikt niet over essentiële relevante commerciële en technische informatie over producten of diensten en/of kennis van unieke werkprocessen en strategieën van [gedaagde] . De informatie en kennis die [eiser] in haar werk als gevorderd assistent-accountant voor [gedaagde] heeft opgedaan, is niet anders dan bij ieder ander kantoor dat dergelijke werkzaamheden aanbiedt. Voor de uitvoering van haar functie heeft [eiser] geen kennis van essentiële concurrentiegevoelige informatie over [gedaagde] . Ook het feit dat [eiser] de door [gedaagde] gehanteerde tarieven kent, maakt dit niet anders aangezien deze tarieven ook door derden kunnen worden opgevraagd. Het voorgaande maakt dat [gedaagde] geen gerechtvaardigd belang heeft om [eiser] aan het concurrentiebeding te houden.

Verder wordt [eiser] onbillijk benadeeld door het relatiebeding. [eiser] heeft geen veelvuldig klantcontact. [eiser] was in haar functie met name bezig met het samenstellen van financiële stukken (jaarrekeningen). Het contact met klanten ging niet verder dan het opvragen van de relevante informatie en het zo nodig voorleggen van een vraag daarover of juist het kort beantwoorden van een vraag van een cliënt. Het doorspreken van de opgestelde financiële (jaar)stukken gebeurde vervolgens met de accountant. Er is geen dusdanige binding met klanten dat deze omwille van [eiser] naar een ander kantoor zullen overstappen. [eiser] is evenwel bereid zich aan een relatiebeding te houden, indien haar een uitputtend overzicht wordt overhandigd van de relaties die onder het bereik van het beding vallen. Met het overleggen van een dergelijk overzicht kunnen eventuele toekomstige discussies worden vermeden.

3.3.

[gedaagde] heeft – samengevat – het volgende verweer gevoerd. [gedaagde] betwist dat [eiser] onbillijk wordt benadeeld door de overeengekomen bedingen. [eiser] heeft meerdere jaren complexe jaarrekeningen en belastingaangiften opgesteld. Zij heeft daarbij veelvuldig en nauw contact met klanten gehad. [eiser] had toegang tot de MKB-schijf van [gedaagde] waarop bedrijfsgevoelige gegevens staan zoals klantdossiers en offertemodellen. Ook beschikt [eiser] over relevante kennis van unieke werkprocessen van [gedaagde] . Een assistent-accountant bij [gedaagde] boekt zowel administraties, verzorgt tussentijdse rapportages in het [naam systeem] , stelt jaarrekeningen samen en verzorgt de fiscale aangiften (inkomsten- en vennootschapsbelasting). Hiermee wordt binnen [gedaagde] efficiënter gewerkt en worden de klanten optimaler bediend. Bij andere kantoren is dit niet het geval. Het [naam systeem] is ontwikkeld door [gedaagde] . Dit is een totaalconcept op het gebied van administratieve dienstverlening en advisering. Voor het presenteren van de historische resultaten en de toekomstverwachtingen maakt [gedaagde] gebruik van dit systeem. [eiser] beschikt over relevante informatie ten aanzien van dit systeem. [eiser] heeft regelmatig tijd geschreven op de code ‘automatisering’. Dit betreft een interne code die onder meer wordt gehanteerd voor procesoptimalisatie. [eiser] heeft daar veel tijd aan besteed en dat duidt erop dat zij veel kennis heeft van de digitale (ICT-)processen van [gedaagde] .

[gedaagde] is bereid het concurrentiebeding te matigen per 1 januari 2024, in die zin dat het beding enkel geldt voor drie directe concurrenten van [gedaagde] . Dit betreffen [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] (die per 1 januari 2024 onderdeel wordt van [bedrijf 4] ). [eiser] kan dus bij meerdere ondernemingen in de buurt in dienst treden. Ook gelet hierop heeft [eiser] geen zwaarwegend belang. Voor [eiser] was bovendien geen zwaarwegende reden om ontslag te nemen. Zij heeft zelf hiertoe het initiatief genomen. [gedaagde] betwist dat [eiser] er qua salaris bij [bedrijf 1] op vooruit zal gaan. [eiser] heeft haar standpunt niet nader onderbouwd en ook geen stukken overgelegd waaruit dit zou blijkt.

4 De beoordeling

Toepasselijk recht

4.1.

In deze procedure is artikel 7:653 lid 2 BW (oud) van toepassing, aangezien dit artikel ten tijde van het overeenkomen van beide bedingen gold en het op grond van artikel XXIIc Overgangsrecht WWZ van toepassing blijft.

Spoedeisend belang

4.2.

Uit de stukken en hetgeen op de zitting is besproken blijkt dat [eiser] voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot schorsing van zowel het concurrentiebeding als het relatiebeding. [eiser] wil per 1 januari 2024 in dienst treden bij [bedrijf 1] . Tussen partijen staat niet ter discussie dat [bedrijf 1] een onderneming exploiteert die dezelfde zaken en/of diensten levert als [gedaagde] en eveneens is gevestigd in [plaats 3] . [bedrijf 1] is dus een directe concurrent van [gedaagde] . Aangenomen kan dan ook worden dat [eiser] als zij bij [bedrijf 1] in dienst treedt, de bedingen waarvan zij nu schorsing vordert, overtreedt. Door [gedaagde] is het gestelde spoedeisend belang overigens niet ter discussie gesteld.

Geen grond voor schorsing van de bedingen in kort geding

4.3.

Niet in geschil is dat het concurrentiebeding en het relatiebeding tussen partijen rechtsgeldig tot stand zijn gekomen. Door die bedingen wordt [eiser] beperkt in haar recht op vrije arbeidskeuze. Dat mag alleen als [eiser] in verhouding tot het te beschermen belang van [gedaagde] door (een van) deze bedingen niet onbillijk wordt benadeeld. Als dat het geval is, kunnen de bedingen in een bodemprocedure geheel of gedeeltelijk worden vernietigd. In kort geding kunnen deze bedingen niet worden vernietigd. Wel kan een vordering tot schorsing van deze bedingen worden toegewezen. De kantonrechter als voorzieningenrechter moet daarvoor beoordelen of het aannemelijk is dat de vordering(en) tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de bedingen een zodanige kans van slagen hebben, dat het – mede gelet op de belangen van partijen over en weer – gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een onmiddellijke voorziening.

4.4.

In het kader van de belangenafweging kan aan de zijde van de werkgever onder meer van belang zijn de vrees voor benadeling doordat de werknemer kennis draagt van bedrijfsgeheimen en persoonlijk contact heeft gehad met klanten of andere relaties van de werkgever, de duur van het dienstverband, de omstandigheid dat het dienstverband op initiatief van de werknemer is geëindigd en de omstandigheid dat de werkgever in belangrijke mate heeft geïnvesteerd in de opleiding en deskundigheid van de werknemer. Aan de zijde van de werknemer kan onder meer de mogelijkheid van een positieverbetering een rol spelen, alsook het risico dat hij loopt om bij onverkorte toepassing van het beding ernstig nadeel te ondervinden bij het vinden van een passende werkkring, het grondrecht van de vrijheid van arbeidskeuze en de duur van de arbeidsovereenkomst.

4.5.

Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter wordt [eiser] door handhaving van het concurrentie- en relatiebeding niet onbillijk benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van [gedaagde] . De kantonrechter overweegt daartoe het volgende.

4.6.

[eiser] heeft 24 jaar bij [gedaagde] gewerkt, waarvan 15 jaar als gevorderd assistent-accountant. In die functie heeft zij kennis opgedaan van de werkprocessen en strategieën van [gedaagde] , waaronder het [naam systeem] . Dit systeem heeft [gedaagde] zelf ontwikkeld en biedt grote efficiency-voordelen. [eiser] heeft niet betwist dat dit systeem alleen door [gedaagde] wordt gebruikt en in zoverre een uniek werkproces betreft. Zij erkent bedreven te zijn in het gebruik van het systeem, maar stelt niet over de ICT-kennis te beschikken om zelf een dergelijke systeem op te zetten. Dat is echter niet doorslaggevend. Het feit dat [eiser] beschikt over informatie waarmee efficiënter kan worden gewerkt en waarmee de klanten van [gedaagde] optimaler kunnen worden bediend, kan leiden tot een concurrentievoordeel dat een nieuwe werkgever die opereert of wil gaan opereren op dezelfde markt, anders niet zou hebben gehad. Ook staat vooralsnog voldoende vast dat [eiser] als gevorderd assistent-accountant regelmatig klantcontact had en dat het daarbij niet ging om eenmalige contacten met een klant. In de aard van het werk is gelegen dat dezelfde klanten op zijn minst jaarlijks, maar vaak ook meermalen in het jaar terugkomen bij de accountant voor te verrichten diensten als het opmaken van de jaarrekening, het opstellen van de aangiften voor diverse belastingen en het verkrijgen van adviezen op die terreinen. Het is aannemelijk dat [eiser] op grond van haar klantcontacten makkelijk(er) toegang krijgt tot bestaande klanten van [gedaagde] terwijl de concurrentiegevoelige informatie waarover [eiser] beschikt een toekomstige werkgever zoals [bedrijf 1] een voordeel geeft waarover deze nu niet beschikt.

4.7.

De kantonrechter gaat er in dit kort geding dan ook vanuit dat [gedaagde] een gerechtvaardigd belang heeft om [eiser] aan het concurrentie- en relatiebeding te houden ter bescherming van zowel haar bedrijfsdebiet als haar zakelijke relaties. Daartegenover is van een zwaarwegend belang van [eiser] om van de werking van het concurrentiebeding te worden ontheven onvoldoende gebleken. Het belang van [eiser] ligt in haar wens na 24 jaar elders te gaan werken. Dit op zichzelf begrijpelijke belang van [eiser] weegt onvoldoende op tegen het belang van [gedaagde] om de werking van het concurrentie- en relatiebeding te schorsen. Dit geldt temeer nu [gedaagde] de werking van de bedingen heeft beperkt tot de drie hiervoor onder 3.3 genoemde administratiekantoren. Ter zitting heeft [gedaagde] onweersproken toegelicht dat juist die kantoren in dezelfde markt werkzaam zijn of ambiëren te zijn als zij, maar dat er voldoende andere, kleinere, administratiekantoren zijn met een klantenkring die kennelijk naar tevredenheid bediend wordt met de door hen geboden diensten. Er blijven dan ook voldoende potentiële werkgevers voor [eiser] over. Haar stelling dat zij bij [bedrijf 1] meer gaat verdienen heeft zij tegenover het verweer van [gedaagde] niet nader onderbouwd, zodat dit mogelijke belang geen gewicht in de schaal legt. De kantonrechter gaat ook voorbij aan het aanbod van [eiser] zich aan het relatiebeding te houden, als zij van [gedaagde] een overzicht van relaties ontvangt. Met [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] niet kan worden verplicht op voorhand een overzicht van relaties aan [eiser] te verstrekken. Het ligt op de weg van [eiser] bij twijfel na te gaan of zij in haar toekomstige werk te maken heeft met een relatie van [gedaagde] .

4.8.

De kantonrechter komt tot de slotsom dat het niet aannemelijk genoeg is dat de afweging van de wederzijdse belangen van partijen in een bodemprocedure in het voordeel van [eiser] zal uitvallen, zodat zij er vooralsnog van uitgaat dat de bodemrechter het concurrentie- en relatiebeding in stand zal laten. Dit leidt ertoe dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.

Proceskosten

4.9.

Aangezien [eiser] ongelijk krijgt, zal zij in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 529,00 wegens salaris gemachtigde. De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1.

wijst de vorderingen af;

5.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 529,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;

5.3.

veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de explootkosten van de betekening als [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden;

5.4.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2024.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.