3.1.
In de hoofdzaak vordert [eiser] , na vermeerdering van eis, om bij vonnis en voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren:
-
dat de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt;
-
dat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst een fulltime arbeidsovereen-
komst is;
2. [gedaagde] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis:
a. conform artikel 7:626 BW salarisstroken van [eiser] over de periode 26 maart
2022 tot 1 januari 2023 te verstrekken;
een jaaropgave 2022 toe te zenden, ook over de periode waarin [eiser] op een
andere loonlijst geplaatst was;
[eiser] aan te melden bij het bedrijfstakpensioenfonds over de periode 26 maart
2022 tot 1 januari 2023 en bewijs van aanmelding toe te zenden aan de gemachtigde van [eiser] ;
3. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 250,00 per dag en per overtreding voor het geval en zolang dat gedaagde in gebreke blijft binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan de veroordelingen sub 2 te voldoen;
4. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een salaris van € 2.053,48 bruto vanaf
5 maart 2023 (onder aftrek van het reeds betaalde salaris), te verhogen met de wettelijke rente, telkens met ingang van de dag volgend op het einde van een periode, alsmede met de maximale wettelijke verhoging van 50%;
5. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van vakantiegeld over de periode van 26 maart 2022 tot en met 31 december 2022 ad € 1.365,81 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging van 50%;
6. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
In een op 26 februari 2024 ingediende incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening vordert [eiser] bovendien dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot doorbetaling van het (niet betwiste) loon van € 1.751,04 bruto per 4 weken, het achterstallige deel te verhogen met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente. Tevens vordert hij dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van het incident.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , althans om aan hem zijn vorderingen te ontzeggen, met veroordeling van [eiser] , uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van deze procedure.