RECHTBANK
ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer / rekestnummer: 11351496 \ AZ VERZ 24-69
Beschikking van 27 februari 2025
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [de werkgever] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [de werkgever] ,
gemachtigde: mr. W.M.C.T. van den Bouwhuijsen,
[werknemer]
,
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [werknemer] ,
procederend in persoon.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties 1 tot en met 12;
- de mondelinge behandeling van 20 december 2024 die gelijktijdig heeft plaatsgevonden met de zaak van [de werkgever] tegen de heer [de collega] onder zaak/rekestnummer 11351308 AZ VERZ 24-68;
- de akte uitlaten van [de werkgever] met overlegging productie 13.
1.2.
[werknemer] heeft niet van de gelegenheid gebruik gemaakt om een antwoordakte in te dienen. Daarom is de beschikking bepaald op vandaag.
3 De feiten
3.1.
[de werkgever] is een onderneming die zich bezig houdt met het vervaardigen van parfums en cosmetica onder eigen merk en onder private label.
3.2.
[werknemer] , geboren op [geboortedag] 1976, is sinds 10 oktober 2022 in dienst getreden bij [de werkgever] als logistiek medewerker tegen een loon van laatstelijk € 2.500,00 bruto per maand exclusief emolumenten.
3.3.
Medio 2024 bestond bij [de werkgever] het vermoeden dat via de nooduitgang in het magazijn - waar de eindproductie is opgeslagen – dozen van deelpallets1 werden weggenomen. [de werkgever] heeft daarom het onderzoeksbureau Risc & Fraud Investigations BV (hierna: het onderzoeksbureau) ingeschakeld die op verschillende plekken in het magazijn en bij de nooduitgang camera’s heeft aangebracht.
3.4.
Op 12 augustus 2024 heeft het onderzoeksbureau verslag uitgebracht aan [de werkgever] over een incident op 9 augustus 2024. Uit het verslag van het onderzoeksbureau volgt dat [werknemer] die dag samen met collega [de collega] 13 dozen met Rituals producten van een deelpallet in een Landrover heeft geplaatst die rond 18.01 uur van het terrein van [de werkgever] is vertrokken.
3.5.
[de werkgever] heeft [werknemer] uitgenodigd voor een gesprek dat op 13 augustus 2024 via beeldverbinding plaatsvond omdat [werknemer] vrij had en niet in Nederland was. Bij dat gesprek waren [werknemer] , de heer [naam 1] (Risc & Fraud), de heer [naam 2] (director supply chain) en een Poolse collega als tolk aanwezig. [werknemer] heeft in het gesprek erkend de goederen op 9 augustus 2024 te hebben weggenomen.
3.6.
Bij brief van 13 augustus 2024 heeft [de werkgever] [werknemer] op staande voet ontslagen omdat hij (kort gezegd) op 9 augustus 2024 zonder toestemming van [de werkgever] goederen van [de werkgever] heeft ontvreemd. Op 28 augustus 2024 heeft [de werkgever] een Poolse vertaling van de brief van 13 augustus 2024 aan [werknemer] gestuurd.
3.7.
[de werkgever] heeft aangifte gedaan bij de politie van verduistering door [werknemer] .
4 Het verzoek en het verweer
4.1.
[de werkgever] verzoekt de kantonrechter om:
-
de procedure gevoegd te behandelen met de zaak tegen [de collega] ;
-
voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet van 13 augustus 2024 rechtsgeldig is gegeven;
-
[werknemer] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding van € 4.354,84 netto, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 13 augustus 2024;
-
voor recht te verklaren dat [werknemer] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [de werkgever] ;
-
[werknemer] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de onderzoekskosten van € 7.172,15 vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 14 september 2024;
-
[werknemer] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de gemaakte advocaatkosten van € 1.100,28 vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 13 augustus 2024;
-
[werknemer] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van schade van € 410,28 netto vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 9 augustus 2024;
-
[werknemer] te veroordelen in de kosten van de procedure.
4.2.
[de werkgever] legt aan haar verzoeken – samengevat – ten grondslag dat [werknemer] terecht op staande voet is ontslagen wegens diefstal dan wel verduistering op 9 augustus 2024. [de werkgever] stelt dat [werknemer] wegens het rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd is en die ziet op het loon (inclusief vakantiegeld) over de periode van 13 augustus 2024 tot 1 oktober 2024 van totaal € 4.354,84 netto. Daarnaast stelt [de werkgever] dat [werknemer] de gemaakte onderzoekskosten van het onderzoeksbureau verschuldigd is van € 7.172,15 en de gemaakte advocaatkosten van € 1.100,28. [de werkgever] stelt dat [werknemer] ook de schade van de meegenomen 13 dozen met elk 12 potten Rituals producten dient te vergoeden en dat met een verkoopprijs van € 2,63 per pot neerkomt op een totale schade van € 410,28. [de werkgever] vordert de onderzoekskosten, advocaatkosten en schade hoofdelijk omdat [werknemer] en [de collega] zich beiden schuldig hebben gemaakt aan het (mede)plegen van diefstal/verduistering.
4.3.
[werknemer] erkent dozen met Rituals producten bij [de werkgever] te hebben meegenomen en dat hij daarmee diefstal heeft gepleegd. [werknemer] is bereid tot betaling van de verzochte gefixeerde schadevergoeding en verzochte schadevergoeding, maar voert aan geen loon te hebben gehad na 13 augustus 2024. [werknemer] maakt bezwaar tegen de onderzoekskosten omdat het onderzoek niet specifiek tot hem was gericht en volgens hem heel veel collega’s producten meenamen bij [de werkgever] .
5 De beoordeling
5.1.
[de werkgever] heeft de kantonrechter verzocht om deze zaak gevoegd te behandelen met de zaak van [de werkgever] tegen [de collega] onder zaak/rekestnummer 11351308 AZ VERZ 24-68. De kantonrechter is van oordeel dat de beide zaken verknocht zijn met elkaar omdat het feitencomplex en de verzoeken in beide zaken nagenoeg hetzelfde zijn. Het verzoek tot voeging wordt toegewezen. Dit betekent dat beide zaken tegelijkertijd zijn behandeld en dat in beide procedures tegelijk wordt beslist. Er blijft evenwel sprake van twee verschillende procedures. Voeging is immers slechts een maatregel van orde en tast geen rechten aan. Beide procedures behouden dan ook hun zelfstandigheid.
5.2.
[werknemer] heeft ter zitting erkend dozen met Rituals producten bij [de werkgever] te hebben meegenomen en die in Polen te hebben verkocht en daarmee een dringende reden te hebben gegeven voor een ontslag op staande voet. Hij betwist ook verder niet dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. De verzochte verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet op 13 augustus 2024 rechtsgeldig is gegeven, wordt daarom toegewezen.
Gefixeerde schadevergoeding
5.3.
[de werkgever] verzoekt om toekenning van een gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW). Voor toewijzing van de gefixeerde schadevergoeding is vereist dat de dringende reden door opzet of schuld is gegeven. Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.2 is overwogen, is dat het geval.
5.4.
[werknemer] is daarom de verzochte gefixeerde schadevergoeding verschuldigd. Hij heeft op de zitting ook verklaard bereid te zijn deze vergoeding te betalen. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Het gaat om het bruto loon inclusief vakantiegeld over de periode van 13 augustus 2024 tot en met 31 augustus 2024 (€ 1.654,84) en van 1 september 2024 tot en met 30 september 2024 (€ 2.700,00). De gefixeerde schadevergoeding bedraagt – anders dan [de werkgever] stelt – dus € 4.354,84 bruto.
5.5.
Bij akte heeft [de werkgever] gesteld dat zij aan eindafrekening nog een bedrag van € 2.967,72 netto/€ 4.431,11 bruto aan [werknemer] verschuldigd is en zij beroept zich op verrekening van de eindafrekening met hetgeen [werknemer] aan haar verschuldigd is. [werknemer] heeft niet meer gereageerd op de door [de werkgever] overgelegde eindafrekening (productie 13) die ziet op het loon en vakantiegeld tot 13 augustus 2024, vakantiedagen en overuren. Hierdoor wordt ervan uit gegaan dat de eindafrekening juist is. Na verrekening is [werknemer] daarom aan gefixeerde schadevergoeding een bedrag van niets meer aan [de werkgever] verschuldigd (€ 4.354,84 bruto minus € 4.431,11 bruto = € -76,27 bruto).
5.6.
[de werkgever] verzoekt voor recht te verklaren dat [werknemer] onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar. Dit verzoek zal worden toegewezen wegens diefstal/verduistering op 9 augustus 2024 waardoor schade aan [de werkgever] is toegebracht.
5.7.
[de werkgever] verzoekt [werknemer] te veroordelen tot betaling van het bedrag van € 7.172,15 aan gemaakte onderzoekskosten. Die kosten komen als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking indien er sprake is van redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW ). De kantonrechter acht het redelijk dat [de werkgever] een onafhankelijk bureau heeft ingeschakeld om onderzoek te doen naar diefstal binnen haar onderneming omdat zij steeds goederen mistte. Uit dit onderzoek volgt dat [werknemer] degene is die met [de collega] goederen van [de werkgever] in de auto van [werknemer] heeft geplaatst en heeft meegenomen, zodat er causaal verband is met het handelen van [werknemer] om die kosten op [werknemer] te verhalen. De kantonrechter is van oordeel dat de kosten voldoende zijn onderbouwd met de als productie 10 overgelegde factuur en deze zijn zonder btw toewijsbaar. [de werkgever] kan btw namelijk verrekenen waardoor btw geen schadepost is voor haar. Er wordt dan ook uitgegaan van een bedrag van € 5.927,40 aan kosten die redelijk worden beschouwd en deze kosten zijn toewijsbaar. Op dit bedrag komt nog een bedrag van € 76,27 bruto ter zake de eindafrekening in mindering gelet op de verzochte verrekening (zie 5.5). [de werkgever] verzoekt ook wettelijke rente over de onderzoekskosten, maar zij heeft niet onderbouwd op welk moment zij de kosten heeft betaald. Daarom zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf datum indiening verzoekschrift op 11 oktober 2024 (artikel 6:119 BW).
5.8.
[de werkgever] verzoekt om vergoeding van advocaatkosten van € 1.100,28 voor het verrichten van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden. Die kosten komen ook voor vergoeding in aanmerking omdat ze voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets. Zowel het door [de werkgever] inroepen van rechtsbijstand als de gemaakte kosten, zoals onderbouwd is met de als productie 11 overgelegde factuur, zijn redelijk. De verzochte btw is niet toewijsbaar. Dit betekent dat aan advocaatkosten een bedrag van € 913,80 (€ 888,00 + € 25,80) toewijsbaar is. De verzochte wettelijke rente zal ook worden toegewezen vanaf datum indiening verzoekschrift op 11 oktober 2024 omdat niet onderbouwd is wanneer de kosten zijn betaald. (artikel 6:119 BW).
5.9.
[de werkgever] verzoekt om vergoeding van schade door de weggenomen Rituals producten die volgens haar totaal € 410,28 bedragen. [werknemer] heeft die schade niet betwist en dit bedrag zal worden toegewezen. De verzochte wettelijke rente hierover zal ook worden toegewezen vanaf 9 augustus 2024 (artikel 6:119 BW).
5.10.
In de zaak van [de werkgever] tegen [de collega] is geoordeeld dat ook [de collega] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal/verduistering op 9 augustus 2024 en hij aansprakelijk is voor de onderzoekskosten, de advocaatkosten en de schade. Hierdoor is er sprake van groepsaansprakelijkheid en geldt dat iedere deelnemer hoofdelijk aansprakelijk is (artikel 6:166 BW). Daarom zal [werknemer] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van de toegewezen bedragen aan onderzoekskosten, advocaatkosten en schade.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van [werknemer] omdat [de werkgever] grotendeels in het gelijk is gesteld. Vanwege de gezamenlijke mondelinge behandeling met de zaak tegen [de collega] zal het salaris worden gematigd tot de helft van het geldende liquidatietarief. De kosten van het betekeningsexploot worden afgewezen als niet noodzakelijke kosten. De proceskosten aan de zijde van [de werkgever] worden begroot op € 1.951,00 waarvan € 1.409,00 aan griffierecht, € 407,00 (0,5 x € 814,00) aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.
6 De beslissing
6.1.
voegt de zaak met zaaknummer 11351308 AZ VERZ 24-68 met de bij de kantonrechter van deze rechtbank aanhangige zaak met zaaknummer 11351496 AZ VERZ 24-69
6.2.
verklaart voor recht dat [werknemer] op 9 augustus 2024 onrechtmatig heeft gehandeld jegens [de werkgever] ;
6.3.
veroordeelt [werknemer] hoofdelijk om aan [de werkgever] te betalen:
-
een bedrag van € 5.927,40 aan onderzoekskosten verminderd met € -76,27 bruto ter zake van de eindafrekening, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 11 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling;
-
een bedrag van € 913,80 aan advocaatkosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 11 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling;
-
een bedrag van € 410,28 aan schade, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 9 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling;
6.4.
veroordeelt [werknemer] in de proceskosten van € 1.951,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [werknemer] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;2
6.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2025.