Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2025:2746

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
05-02-2025
09-05-2025
11142319 CV EXPL 24-2948 (E)
Civiel recht
Bodemzaak

De bonus is een arbeidsvoorwaarde. Eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarde.

Rechtspraak.nl
Sdu Nieuws Arbeidsrecht 2025/181
AR-Updates.nl 2025-0581

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Tilburg

zaaknummer 11142319 CV EXPL 24-2948

vonnis van 5 februari 2025

in de zaak van:

[werknemer] ,

wonende te [plaats 1] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [werknemer] ,

gemachtigde: mr. A.W. Meidanwal van ARAG Rechtsbijstand,

tegen

[werkgever] B.V.,

statutair gevestigd te [plaats 2] en kantoorhoudende te [plaats 3] ,

gedaagde,

hierna te noemen: [werkgever] ,

vertegenwoordigd door de heer [naam 1] .

1 De zaak in het kort

1.1

In deze zaak gaat het om de vraag of [werknemer] aanspraak kan maken op een bonus over het jaar 2023. [werkgever] heeft, gelet op het negatieve bedrijfsresultaat, geen bonus over het jaar 2023 uitgekeerd. De kantonrechter wijst een deel van de vorderingen [werknemer] toe. De kantonrechter legt hierna haar oordeel uit.

1 De verdere procedure

2.1

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:

a. het tussenvonnis van 21 augustus 2024, met de daarin genoemde stukken;

b. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 29 oktober 2024;

c. de spreekaantekeningen van [werknemer] ;

d. de brieven van de griffier van 27 november 2024;

e. de e-mail van [werknemer] , waarin hij ermee akkoord gaat dat een andere rechter in deze zaak uitspraak doet.

2.2

Hierna is de uitspraak van het vonnis op vandaag bepaald.

3 De feiten

De kantonrechter gaat, voor zover van belang, uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten:

a. [werknemer] is op 1 februari 2010 bij [werkgever] in dienst getreden. Hij werkt momenteel op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van Hoofd Administratie.

b. Vanaf 2010 heeft [werknemer] telkens aan het einde van elk jaar een bonus ter hoogte van een halve dertiende maand van [werkgever] ontvangen. Over 2023 heeft [werknemer] geen bonus ontvangen van [werkgever] .

c. In het functionerings- en beoordelingsformulier van 1 juli 2020 van [werknemer] -opgesteld door de heer [naam 2] - staat onder opmerkingen vermeld:

Met [werknemer] is gecommuniceerd dat de extra halve dertiende maand (indien resultaat [werkgever] dit toelaat) vanaf 2020 afhankelijk is van de persoonlijke beoordeling. Deze moet een C-score “voldoet aan de norm” of hoger (D-E) hebben om ervoor te kwalificeren. Eerstvolgende beoordeling vindt plaats in december 2020.” [werknemer] heeft het formulier voor ‘gezien’ getekend.

d. Bij e-mail van 28 december 2023 heeft [werkgever] aan haar medewerkers bericht:

Graag willen wij jullie vanuit de directie het volgende mededelen:

Persoonlijke bonus 2023;

In de functionerings-beoordelingsgesprekken van 2020 is een passage opgenomen die stelt dat ‘de extra halve dertiende maand (indien resultaat [werkgever] dit toelaat) vanaf 2020 afhankelijk is van de persoonlijke beoordeling. Deze moet een C-score “voldoet aan de norm” of hoger (D-E) hebben om ervoor te kwalificeren.’ De uitbetaling hiervan wordt normaliter verwerkt bij de salarisverwerking van periode 12.

Tot onze spijt is het bedrijfsresultaat [werkgever] over 2023 dusdanig negatief dat het een onverantwoordelijke keuze zou zijn om over te gaan tot het uitkeren van deze persoonlijke bonus.

Wij realiseren ons dat we deze mededeling eerder kenbaar hadden moeten maken, hiervoor onze oprechte excuses.

(….).”

e. Bij e-mail van 5 januari 2024 heeft [werknemer] in reactie op voornoemde e-mail geantwoord:

“Ik vind dit weinig respect tonen voor alle medewerkers die zich volop inzetten voor [werkgever] . Onze laatste functionerings-/beoordelingsgesprekken dateren volgens mij alweer van 01-07-20. Dus zijn er al 3 jaar geen andere gesprekken plaatsgevonden. Dat je nu komt met een passage in welke staat dat het “resultaat het moet toelaten” is mij niet bekend. Weet wel dat [naam 3] daar over gesproken heeft maar heb daar nooit positief op geantwoord (heb het altijd beschouwd als een recht op loon) en het zou toch ergens vastgelegd moeten zijn. Zou mooi zijn dat de resultaten het loon gaat bepalen voordat dit is vastgelegd. Zou je daarom willen verzoeken om mij deze passage te mailen zodat ik deze mee kan nemen in het dossier.”

f. [werkgever] heeft in reactie hierop aan [werknemer] per e-mail van 5 januari 2024 bericht:

Jammer om te horen dat je het “als weinig respect naar de medewerkers” ziet. Er zijn schriftelijke afspraken overeengekomen waar wij u naar teruggrijpen, helaas valt dit dan nu een keer ten nadele van de medewerker uit.

Ja het klopt dat de laatste functioneringsgesprekken op 01-07-2020. Wij zeggen over het niet toekennen van de bonus dan ook niets over het functioneren, allesbehalve dat.

(…).

De resultaten bepalen niet het loon, het loon is vastgesteld, het resultaat bepaald de bonus.”

g. Bij brief van 26 januari 2024 heeft [werknemer] [werkgever] verzocht om het bonusbesluit te heroverwegen. Op 1 februari 2024 heeft [werkgever] laten weten dat het bonusbesluit in stand blijft. h. Vervolgens heeft de gemachtigde van [werknemer] [werkgever] bij brief van 15 februari 2024 gesommeerd tot betaling van de bonus over 2023.

4 De vordering

4.1

[werknemer] vordert -samengevat- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

Primair

a. voor recht te verklaren dat de aanspraak op de bonus voor [werknemer] intussen een verworven recht is;

Subsidiair

b. voor recht te verklaren dat [werkgever] in strijd heeft gehandeld met de beginselen van goed werkgeverschap;

Primair en subsidiair

c. voor recht te verklaren dat er geen overeenstemming is bereikt over de bonusvoorwaarden die in 2020 in het functionerings- en beoordelingsformulier van [werkgever] werden opgenomen;

d. [werkgever] te veroordelen tot betaling van een extra halve dertiende maand over 2023, zijnde een bedrag van € 2.447,67;

e. [werkgever] te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging over het gevorderde bedrag vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van de volledige betaling;

f. [werkgever] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim tot aan de dag van de volledige betaling;

g. [werkgever] te veroordelen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan [werknemer] een bruto/netto specificatie te verstrekken op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat [werkgever] ter zake van de verstrekking van de specificaties in gebreke blijft met een maximum van € 2.500,00;

h. [werkgever] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 367,15 aan buitengerechtelijke incassokosten;

i. [werkgever] te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten vanaf veertien dagen na dit vonnis tot aan de dag van de volledige betaling.

4.2

[werknemer] legt, samengevat, het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. Er is geen overeenstemming bereikt over de bonusvoorwaarden die in 2020 in het functionerings- en beoordelingsformulier van [werknemer] zijn opgenomen. Verder is de bonus een verworven recht (arbeidsvoorwaarde) die niet zomaar gewijzigd kan worden. Voor het geval er geen sprake is van een verworven recht, maar van een discretionaire bevoegdheid heeft te gelden dat [werkgever] in strijd heeft gehandeld met de beginselen van goed werkgeverschap.

4.3

[werkgever] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [werknemer] in de proceskosten.

4.4

Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

5 Beoordeling

Is de bonus een arbeidsvoorwaarde?

5.1

Partijen verschillen onder meer van mening over de vraag of de bonus een arbeidsvoorwaarde is. Volgens [werknemer] is er sprake van een arbeidsvoorwaarde, omdat hij vanaf 2010 -telkens aan het einde van elk jaar- een bonus ter hoogte van een halve dertiende maand heeft ontvangen. [werkgever] heeft betwist dat er sprake is van een arbeidsvoorwaarde. Volgens [werkgever] moet er, in het geval van een arbeidsvoorwaarde, sprake zijn van een situatie waarin alle werknemers gelijk worden behandeld. In dit geval heeft [werkgever] niet aan alle medewerkers een bonus uitgekeerd, maar slechts aan enkele medewerkers. Verder heeft [werkgever] gesteld dat zij in het functionerings-en beoordelingsformulier een voorbehoud heeft gemaakt, waarmee [werknemer] akkoord is gegaan. Hij heeft namelijk alleen de beoordeling van zijn functioneren betwist. Verder heeft [werkgever] gesteld dat zij, gelet op het financiële verlies in 2023, geen andere mogelijkheid zag dan om de bonus niet uit te keren over dat jaar.

5.2

Bij beantwoording van de vraag of een vaste gedragslijn als arbeidsvoorwaarde kan worden aangemerkt komt het aan op de betekenis die partijen aan elkaars gedragingen en verklaringen hebben toegekend en in de gegeven omstandigheden mochten toekennen. Daarbij is onder meer van belang de lengte van de periode gedurende welke de werkgever de desbetreffende gedragslijn heeft gevolgd, hetgeen de werkgever en de werknemer in verband met deze gedragslijn jegens elkaar hebben verklaard of juist niet hebben verklaard en de aard en de omvang van de kring van werknemers jegens wie de gedragslijn is gevolgd.

5.3

Tussen partijen staat vast dat [werknemer] vanaf 2010 telkens aan het eind van elk jaar een bonus ter hoogte van een halve dertiende maand heeft ontvangen. Er is niet gebleken dat de werkgever bij het uitkeren van de bonus ooit kenbaar heeft gemaakt dat deze onverplicht werd verstrekt. Van de tachtig werknemers krijgen veertien werknemers deze bonus. Het gaat daarbij om werknemers die in dienst zijn bij een specifieke B.V. Gelet op het lengte van de periode, het bestendige gebruik dat steeds en zonder uitzondering op vaste tijdstippen plaatsvond en het feit dat de bonus werd toegekend aan een specifieke groep werknemers, is de kantonrechter van oordeel dat er sprake is van een arbeidsvoorwaarde.

Eenzijdige wijziging arbeidsvoorwaarde

5.4

Vervolgens is, in dit geval, aan de orde de vraag of [werknemer] heeft ingestemd met het verbinden van de voorwaarde (“indien resultaat [werkgever] dit toelaat”) aan de toekenning van de bonus. De kantonrechter is van oordeel dat [werknemer] niet heeft ingestemd met het verbinden van de voorwaarde. Dat [werknemer] in 2020 alleen de beoordeling van zijn functioneren heeft betwist, leidt niet tot de conclusie dat hij de eenzijdige wijziging stilzwijgend heeft aanvaard. Bovendien heeft [werknemer] het functionerings- en beoordelingsformulier van 1 juli 2020, waarin de voorwaarde is vermeld, slechts ‘voor gezien’ getekend. Ook heeft [werknemer] bij e-mail van 5 januari 2024 bezwaar aangetekend tegen het niet toekennen van een bonus over 2023.

5.5.

Daarmee komt de kantonrechter toe aan de vraag of sprake is van een voorstel tot (eenzijdige) wijziging dat [werknemer] had dienen te accepteren. In de arbeidsovereenkomst is geen eenzijdig wijzigingsbeding opgenomen. Dit betekent dat een arbeidsvoorwaarde niet zomaar mag worden gewijzigd, als een werknemer daar niet uitdrukkelijk of stilzwijgend mee heeft ingestemd. De werkgever kan echter ook met een beroep op artikel 7:611 BW (goed werkgever-werknemerschap) arbeidsvoorwaarden eenzijdig wijzigen. Er dient dan sprake te zijn van i) een door de werkgever gedaan redelijk wijzigingsvoorstel, ii) in verband met gewijzigde omstandigheden op het werk en iii) aanvaarding van dat voorstel moet in het licht van de omstandigheden van het geval, in redelijkheid van de werknemer kunnen worden gevraagd.

5.6

[werkgever] heeft echter niet voldaan aan het vereiste dat er sprake moet zijn van een wijzigingsvoorstel. Een dergelijk voorstel is namelijk niet gedaan, niet in 2020, maar ook niet in 2023. Dat [werkgever] in het functionerings- en beoordelingsformulier van 1 juli 2020 een passage heeft opgenomen dat zij “indien het resultaat van [werkgever] dit toelaat” een bonus uitkeert, betekent niet dat [werkgever] hiermee aan [werknemer] heeft verzocht om al dan niet in te stemmen met het verbinden van een voorwaarde aan de toekenning van de bonus. Bovendien is niet gesteld dat in 2020 al sprake was van gewijzigde omstandigheden, zodat ook niet is voldaan aan het vereiste van het bestaan van gewijzigde omstandigheden. Ook in de e-mail van 28 december 2023 wordt [werknemer] niet gevraagd om zijn instemming. Integendeel, er wordt medegedeeld dat de bonus over 2023, die normaliter in december zou zijn betaald, dit jaar niet wordt uitgekeerd.

Verklaring voor recht

5.7

Uit het voorgaande volgt dat de primair gevorderde verklaring voor recht dat de aanspraak op de bonus een verworven recht is (een arbeidsvoorwaarde is) zal worden toegewezen. Ook de gevorderde verklaring voor recht dat er geen overeenstemming is bereikt over de bonusvoorwaarden die in 2020 in het functioneringsgesprek- en beoordelingsformulier van [werknemer] werden opgenomen zal worden toegewezen.

Bonus, wettelijke rente en verhoging, specificatie en buitengerechtelijke incassokosten

5.8

Verder zal [werkgever] worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.447,67, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van verzuim tot aan de dag van de volledige betaling. De kantonrechter ziet, gelet op de gegeven omstandigheden van het geval, aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 10%. De gevorderde veroordeling van [werkgever] tot het verstrekken van een bruto/netto specificatie binnen 14 dagen zal ook worden toegewezen. De dwangsom wordt afgewezen, nu de kantonrechter ervan uitgaat dat [werkgever] binnen de gestelde termijn de verzochte specificatie zal verstrekken. Nu aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan, is het gevorderde bedrag van € 367,15 toewijsbaar.

Uitvoerbaar bij voorraad

5.9

[werkgever] heeft verzocht om een eventueel toewijzend vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, dan wel aan de uitvoerbaarheid bij voorraad een zekerheidstelling te verbinden.

5.10

Op grond van artikel 233 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de rechter een vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren, tenzij uit de wet of de aard van de zaak anders voortvloeit. Aangezien [werkgever] verweer heeft gevoerd, moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Een eventueel in te stellen rechtsmiddel zal daarbij buiten beschouwing worden gelaten. Een partij die (onder meer) veroordeling tot betaling van een geldsom vordert, zoals [werknemer] , wordt vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaar bij voorraadverklaring te hebben. Het door [werkgever] daartegenover gestelde restitutierisico is onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter zal de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad dan ook toewijzen en ziet geen aanleiding om daaraan de voorwaarde van het stellen van zekerheid te verbinden.

5.11

[werkgever] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [werknemer] worden begroot op:

- kosten van de dagvaarding

140,17

- griffierecht

248,00

- salaris gemachtigde

476,00

(2 punt × € 238,00)

- nakosten

119,00

(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)

Totaal

983,17

5.12

De gevorderde wettelijke rente over de nakosten wordt toegewezen als vermeld in de beslissing.

6 De beslissing

De kantonrechter:

6.1

verklaart voor recht dat de aanspraak op de bonus door [werknemer] intussen een verworven recht is;

6.2

verklaart voor recht dat er geen overeenstemming is bereikt over de bonusvoorwaarden die in 2020 in het functioneringsgesprek-en beoordelingsformulier van [werknemer] werden opgenomen;

6.3

veroordeelt [werkgever] tot betaling van een extra halve dertiende maand over het jaar 2023, zijnde een bedrag van € 2.447,67, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 10% vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van de volledige betaling alsmede vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim tot aan de dag van de volledige betaling;

6.4

veroordeelt [werkgever] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan [werknemer] een bruto/netto specificatie van het onder 6.3 genoemde bedrag te verstrekken;

6.5

veroordeelt [werkgever] tot betaling van een bedrag van € 367,15 aan buitengerechtelijke incassokosten;

6.6

veroordeelt [werkgever] tot betaling van de proceskosten van € 983,17, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [werkgever] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;

6.7

veroordeelt [werkgever] tot betaling van de wettelijke rente over de nakosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;

6.8

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

6.9

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.