de dagvaarding van 9 april 2025 met producties 1 tot en met 3;
-
de mondelinge behandeling van 25 april 2025.
1.2.
Na sluiting van de mondeling behandeling heeft de kantonrechter vonnis bepaald op vandaag.
2 Het geschil en de beoordeling
2.1.
[werknemer] vordert bij wege van voorlopige voorziening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [werkgever] te veroordelen tot betaling aan [werknemer] :
-
een bedrag van € 8.580,00 bruto ter zake achterstallig salaris over de periode 1 november 2024 tot en met 31 januari 2025;
-
een bedrag van € 2.860,00 bruto per maand, te vermeerderen met uit hoofde van de arbeidsovereenkomst verschuldigde emolumenten vanaf 1 februari 2025 tot aan de dag der rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst;
-
de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, zijnde € 4.290,00 bruto;
-
een bedrag van € 903,70 (exclusief btw) ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
-
de wettelijke rente over alle voornoemde gevorderde bedragen vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd;
-
de kosten van het geding.
2.2.
[werkgever] heeft de vorderingen erkend op de mondelinge behandeling.
2.3.
De kantonrechter zal de vorderingen toewijzen, nu deze naar haar aard spoedeisend zijn en door [werkgever] zijn erkend.
2.4.
[werkgever] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [werknemer] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
€
147,92
- griffierecht
€
732,00
- salaris gemachtigde
€
543,00
- nakosten
€
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
totaal
€
1.557,92
3 De beslissing
De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [werkgever] om aan [werknemer] te betalen € 8.580,00 bruto ter zake achterstallig salaris over de periode 1 november 2024 tot en met 31 januari 2025,
3.2.
veroordeelt [werkgever] om aan [werknemer] te betalen € 2.860,00 bruto per maand, vermeerderd met uit hoofde van de arbeidsovereenkomst verschuldigde emolumenten, vanaf 1 februari 2025 tot aan de dag der rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst,
3.3.
veroordeelt [werkgever] om aan [werknemer] te betalen de wettelijke verhoging van
€ 4.290,00 bruto,
3.4.
veroordeelt [werkgever] om aan [werknemer] te betalen een bedrag van € 903,70 (exclusief btw) ter zake van buitengerechtelijke incassokosten,
3.5.
veroordeelt [werkgever] om aan [werknemer] te betalen de wettelijke rente over voornoemde bedragen vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd;
3.6.
veroordeelt [werkgever] in de proceskosten van € 1.557,92, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [werkgever] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Luijks en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2025.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: