Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RVS:2013:805

Raad van State
12-08-2013
21-08-2013
201206701/1/V4
Vreemdelingenrecht
Hoger beroep

Bij besluit van 2 november 2011 is de vreemdeling de toegang tot Nederland geweigerd.

Rechtspraak.nl
JV 2013/343

Uitspraak

201206701/1/V4.

Datum uitspraak: 12 augustus 2013

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 11 juni 2012 in zaak nr. 12/6364 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel.

Procesverloop

Bij besluit van 2 november 2011 is de vreemdeling de toegang tot Nederland geweigerd.

Bij besluit van 29 januari 2012 heeft de minister het daartegen door de vreemdeling ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 11 juni 2012 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.

De minister, thans de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Onder de staatssecretaris wordt tevens verstaan: diens rechtsvoorgangers.

2. In de enige grief klaagt de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep tegen de toegangsweigering niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat hij geen procesbelang heeft bij dit beroep, nu de rechtbank bij uitspraak van 19 januari 2012 (lees: 18 januari 2012) in zaak nr. 11/35647 heeft geoordeeld dat de aan de vreemdeling op 2 november 2011 krachtens artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 opgelegde vrijheidsontnemende maatregel van meet af aan onrechtmatig was en in dat kader schadevergoeding heeft toegekend aan de vreemdeling en voorts de vreemdeling in deze procedure geen schadevergoeding heeft gevorderd. De vreemdeling voert hiertoe aan dat, voor zover thans van belang, de rechtbank door aldus te overwegen niet heeft onderkend dat hij door het instellen van het beroep tegen de toegangsweigering materieel in een gunstiger positie kan geraken.

3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 28 maart 2002 in zaak nr. 200105914/1; AB 2002, 132) kan een belanghebbende bij de terzake bevoegde rechter slechts opkomen tegen een besluit, indien hij bij het instellen van dat rechtsmiddel enig belang heeft, in die zin dat hij daardoor in een gunstiger rechtspositie zou kunnen geraken.

4. Bij brief van 25 januari 2012 heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld tegen voormelde uitspraak van de rechtbank van 18 januari 2012. De Afdeling heeft daarop beslist bij uitspraak van 19 juli 2012 in zaak nr. 201201017/1/V4. Op het moment dat de rechtbank in de onderhavige zaak het onderzoek sloot, stond derhalve niet in rechte vast dat de aan de vreemdeling opgelegde vrijheidsontnemende maatregel van meet af aan onrechtmatig was en dat hij in dat kader recht had op schadevergoeding. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank niet onderkend dat alsnog zou kunnen blijken dat de vreemdeling belang heeft bij het door hem ingestelde beroep inzake de toegangsweigering.

5. De grief slaagt.

6. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak naar de rechtbank terugwijzen om te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.

7. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding van deze kosten te beslissen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 11 juni 2012 in zaak nr. 12/6364;

III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;

IV. stelt de door de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 472,00 (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro), en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten.

Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Dijken, ambtenaar van staat.

w.g. Hent w.g. Van Dijken

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2013

595.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.