Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:CBB:2014:115

College van Beroep voor het bedrijfsleven
11-03-2014
08-04-2014
AWB 13/673
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2013:5417, Overig
Bestuursrecht
Hoger beroep

procesbelang

Telecommunicatiewet
Rechtspraak.nl

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven

13/673 11 maart 2014

15300

Uitspraak op het hoger beroep van:

[naam], te [woonplaats],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 juli 2013, (ECLI:NL:RBROT:2013:5417) , in het geding tussen

[naam]

en

de Minister van Economische Zaken (de minister).

Gemachtigde van de minister: mr. E. Kieboom.

1 Het procesverloop in hoger beroep

Appellant heeft bij brief, bij het College binnengekomen op 9 september 2013, hoger beroep ingesteld.

De minister heeft verweer gevoerd.

Op 19 februari 2013 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Appellant is in persoon verschenen. Voor de minister is verschenen zijn gemachtigde.

2 De grondslag van het geschil

2.1

Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.

2.2

Vanaf 14 april 2010 heeft appellant correspondentie gevoerd met de minister over de zogenoemde multibandveilingen. Hij heeft bij de minister er op aangedrongen om deze veiling zo in te richten dat het gebruik van de geveilde vergunningen zal plaatsvinden zonder inbreuk te maken op "relevante intellectuele eigendomsrechten". Appellant meent dat de minister hem het ongestoord genot van intellectuele eigendomsrechten dient te verzekeren. Met zijn brief van 3 februari 2012 heeft appellant aan de minister verzocht een besluit te nemen.

2.3

De minister heeft met een brief van 9 februari 2012 geantwoord dat de Telecommunicatiewet hem geen bevoegdheden geeft om op te treden tegen inbreuken op intellectuele eigendomsrechten van derden. Met een beroep op artikel 13 van het Verdrag inzake de rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) heeft appellant nogmaals verzocht om een besluit te nemen. Vervolgens heeft er op 17 april 2012 een gesprek plaatsgevonden tussen appellant, de directeur-hoofdinspecteur van het Agentschap Telecom en de gemachtigde van de minister. In overeenstemming met de toen gemaakte afspraak heeft appellant nadere informatie aan de minister gestuurd. Die informatie bestaat uit algemene literatuur met betrekking tot de bescherming van het eigendomsrecht onder het Eerste Protocol bij het EVRM. Met een brief van 5 juni 2012 heeft de minister aan appellant opnieuw bericht dat hij in het verband van de multibandveiling geen taak voor hem ziet weggelegd als het gaat om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten; de eigenaar van dergelijke rechten kan zelf een civiele procedure starten tegen degene waarvan hij meent dat deze inbreuk maakt op zijn rechten, en daarnaast kan die eigenaar eventueel aangifte te doen.

2.4

Vervolgens heeft appellant per brief van 19 september 2012 aan de minister verzocht om het geschil voor te leggen aan de bestuursrechter. Hierop heeft de minister gereageerd met een brief van 12 oktober 2012, waarin hij meldt dat er geen besluit is genomen, dat appellant toegang geeft tot beroep bij de bestuursrechter.

De multibandveiling is op 14 december 2012 afgerond.

2.5

Met een brief van 6 november 2012 heeft appellant zich gewend tot de rechtbank met het verzoek "om een spoedprocedure als bedoeld in artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht". De rechtbank heeft dit opgevat als een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister.

3 De uitspraak van de rechtbank

3.1

In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, aangezien appellant geen persoonlijk en rechtstreeks betrokken belang heeft in relatie tot handhavend optreden tegen schendingen van octrooirechten door vergunninghouders. Weliswaar stelt appellant dat hij octrooien op zijn naam heeft en aandeelhouder is van octrooihoudende buitenlandse vennootschappen, maar hij heeft daarvoor geen bewijs bijgebracht. Hij kan om die reden geen aanvraag indienen en de minister was niet gehouden een besluit op zijn verzoek te nemen.

4 De beoordeling van het geschil in hoger beroep

4.1

Ter zitting verklaarde appellant dat hij op grond van artikel 6 van het Frequentiebesluit een aanpassing wenst van de voorwaarden van de multibandveiling, opdat de veiling op een zodanige wijze wordt ingericht dat vergunninghouders geen inbreuk maken op octrooien van derden.

4.2

De multibandveiling is afgerond op 14 december 2012. Aangezien de veiling is voltooid, is er geen mogelijkheid meer om het rechtsgevolg dat appellant nastreeft, zijnde het uitvoeren van de veiling onder andere voorwaarden, te bewerkstelligen. Daarom ontbreekt procesbelang en is het hoger beroep niet-ontvankelijk.

4.3

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

5 De beslissing

Het College verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. R.C. Stam, in tegenwoordigheid van A.N. Vroege als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2014.

w.g. R.C. Stam w.g. A.N. Vroege

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.