Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:CBB:2022:307

College van Beroep voor het bedrijfsleven
14-06-2022
14-06-2022
21/1259
Bestuursrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Vaststelling subsidie (TVL) voor juni – september 2020 op nihil. Geen 30% omzetverlies. De minister is terecht uitgegaan van de gegevens van de Belastingdienst. Er bestond geen aanleiding de verkoop van de bedrijfsauto niet tot de omzet te rekenen. Beroep ongegrond.

Rechtspraak.nl
NLF 2022/1234

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1259

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 juni 2022 in de zaak tussen

[naam 1] v.o.f., te [woonplaats] , [naam 2]

(vertegenwoordigd door [naam 3] ),

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, de minister

(gemachtigde: mr. H.G.M. Wammes en mr. drs. P.J. Kooiman).

Inleiding en samenvatting

De minister heeft op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) een subsidie aan [naam 2] verleend voor de periode juni tot en met september 2020 van € 2.194,32. Vervolgens heeft [naam 2] vaststelling van de subsidie aangevraagd. De minister heeft de subsidie vastgesteld op € 0,- en bepaald dat [naam 2] het reeds ontvangen voorschot van € 1.755,46 moet terugbetalen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde dat sprake moet zijn van ten minste 30% omzetverlies. [naam 2] is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. Het College heeft het beroep behandeld op de zitting van 4 mei 2022.

Het College komt tot het oordeel dat de minister de subsidie terecht op € 0,- heeft vastgesteld. Uit de gegevens van de Belastingdienst blijkt dat er geen sprake is van ten minste 30% omzetverlies en de minister mocht van die gegevens uitgaan. Hieronder licht het College zijn oordeel toe.

Het wettelijk kader dat van toepassing is

1.1

Uitgangspunt bij de vaststelling van een subsidie is dat het bestuursorgaan deze overeenkomstig de subsidieverlening vaststelt. De subsidie kan ook lager vastgesteld worden (artikel 4:46, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).

1.2

Subsidie wordt alleen verstrekt aan ondernemingen die ten minste 30% omzetverlies hebben geleden (artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a, van de TVL). Het omzetverlies wordt berekend door het verschil tussen de omzet in de referentieperiode en de omzet in de subsidieperiode te bepalen en deze te delen door de omzet in de referentieperiode. De uitkomst van deze berekening wordt uitgedrukt in hele procenten. De subsidieperiode is juni tot en met september 2020 en de referentieperiode is juni tot en met september 2019 (artikel 3, eerste, tweede en vierde lid, van de TVL).

1.3

Uit artikel 3, achtste lid, van de TVL volgt dat voor de bepaling van de omzet wordt gekeken naar de opgegeven omzet in de aangiften omzetbelasting.

Inhoudelijke beoordeling

2. [naam 2] betoogt dat de minister de omzet in de subsidieperiode verkeerd heeft berekend en dat zij wel degelijk meer dan 30% omzetverlies had. In september 2020 heeft zij haar bedrijfsauto verkocht en de minister heeft de opbrengst van deze verkoop (een desinvestering) ten onrechte tot de omzet gerekend. [naam 2] verwijst naar de website van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA), waar vermeld stond dat desinvesteringen normaliter buiten de berekening van het omzetverlies vallen en dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) de mogelijkheid biedt om dit, onderbouwd met bewijsstukken, bij de vaststelling te laten meenemen. [naam 2] denkt dat de minister ten onrechte uitgegaan is van de per 1 januari 2021 gewijzigde regelgeving. Toen is door RVO expliciet gesteld dat desinvesteringen tot de omzet behoren.

3. Het College volgt het betoog van [naam 2] niet en is van oordeel dat de minister uit mocht gaan van de omzet zoals die blijkt uit de aangiften omzetbelasting. Het College wijst daarbij op het volgende.

3.1

De regelgever heeft er, in verband met de uitvoerbaarheid en de beperking van de administratieve lasten, voor gekozen de aangifte omzetbelasting te gebruiken voor het bepalen van de omzet. Het College heeft in de uitspraak van 11 januari 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:5) al geoordeeld dat dit geen onredelijk uitgangspunt is. Er staat wel een uitzondering op dit uitgangspunt in artikel 3, negende lid, van de TVL, maar die is hier niet van toepassing.

3.2

De verwijzing door [naam 2] naar de website van de NBA is onvoldoende om aan te nemen dat een desinvestering buiten de berekening van het omzetverlies gehouden zou moeten worden. De minister heeft betwist dat de informatie op de website van NBA van RVO afkomstig is en [naam 2] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dat wel zo is. Er is dus geen sprake van een toezegging waar [naam 2] rechten aan kan ontlenen. Evenmin is sprake van gewijzigde regelgeving. In de TVL-regeling staat niets over desinvesteringen en de vraag of deze wel of niet tot de omzet behoren. Uit het gegeven dat RVO bij de versie van de TVL-regeling die gold vanaf 1 januari 2021 verduidelijkt heeft dat desinvesteringen tot de omzet behoren, kan niet worden afgeleid dat desinvesteringen voor die tijd op grond van de regeling niet tot de omzet behoorden.

3.3

Dit betekent dat de minister terecht is uitgegaan van de gegevens van de Belastingdienst. Er bestond geen aanleiding om de opbrengst van de verkoop van de bedrijfsauto niet tot de omzet te rekenen. Volgens de aangifte omzetbelasting behoort dit bedrag immers wel tot de omzet. De minister heeft dus terecht geconcludeerd dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat sprake moet zijn van ten minste 30% omzetverlies en kon de subsidie daarom op € 0,- vaststellen.

4. De conclusie is dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, mr. J.H. de Wildt en mr. M. van Duuren, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2022.

w.g. R.W.L. Koopmans w.g. A.A. Dijk

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.