Procesverloop
Bij besluiten van 11 en 12 oktober 2021 heeft de minister aan [naam 1] , kort gezegd, teeltverboden opgelegd als bedoeld in de Regeling Plantgezondheid om vermeerdering en verspreiding tegen te gaan van het onkruid Cyperus esculentus L. (knolcyperus) op percelen die hij als (agrarisch) ondernemer in gebruik heeft.
Bij besluit van 11 november 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister de bezwaren van [naam 1] tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend en later nadere stukken ingebracht.
[naam 1] heeft bij brief van 6 juli 2023 een nadere reactie gegeven.
De zitting was op 18 juli 2023. Aan de zitting hebben namens de minister deelgenomen
mr. Goris, mr. A.S.H. Kroon en R. Groen.
Overwegingen
1. [naam 1] heeft voor de kweek en teelt van (voornamelijk) pioenrozen een aantal percelen in [woonplaats 2] in gebruik. Sinds 1 mei 2023 is dat volgens hem niet meer het geval. Tijdens een inspectie begin oktober 2021 van deze percelen heeft de keurmeester op de percelen knolcyperus aangetroffen. Dat was de reden voor de teeltverboden.
2. [naam 1] heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. In zijn bezwaarschrift is hij niet op de teeltverboden ingegaan en hij heeft het aanvoeren van nadere bezwaargronden afhankelijk gesteld van het onthullen van de identiteit van de melder van wie de melding de aanleiding vormde voor het inspecteren van zijn percelen. De minister heeft [naam 1] bericht dat het dossier geen naam van een melder bevat en dat de inspectie uit reguliere controles is voortgekomen. Deze informatie heeft [naam 1] geen aanleiding gegeven de gronden van zijn bezwaar aan te vullen. Hij heeft de minister na drie maanden in gebreke gesteld en gevraagd binnen twee weken te beslissen. Vervolgens heeft de minister het bestreden besluit genomen.
3. De minister heeft geen reden gezien de opgelegde teeltverboden te herroepen, aangezien [naam 1] de besmetting van de percelen met knolcyperus en de omvang ervan niet bestrijdt. Volgens de minister maakt [naam 1] alleen bezwaar om de identiteit van een melder te achterhalen.
4. [naam 1] is van mening dat de minister hem een nieuwe termijn had moeten geven om de gronden van zijn bezwaar aan te vullen en hem had moeten horen voordat hij op zijn bezwaar besliste.
5. Het College is van oordeel dat het bezwaar terecht ongegrond is verklaard. De minister heeft [naam 1] voldoende gelegenheid geboden om zijn bezwaargronden aan te voeren. Daarvoor was [naam 1] niet afhankelijk van informatie over een eventuele melding. Het College heeft geen reden om te betwijfelen dat de inspecties van de percelen van [naam 1] niet voortvloeiden uit een melding van zijn vader. De relevantie ervan voor deze procedure heeft [naam 1] ook niet duidelijk gemaakt. [naam 1] had dus geen goede reden om het aanvoeren van zijn bezwaargronden van die informatie te laten afhangen. Nadat de minister hem duidelijk had gemaakt dat de informatie die hij wilde achterhalen, niet bestond, was dit nog minder het geval. [naam 1] had toen alsnog gronden kunnen aanvoeren, maar heeft na maanden wachten ervoor gekozen een besluit op bezwaar af te dwingen. Gezien het onwrikbare standpunt dat hij tot dan toe had ingenomen, hoefde de minister hem toen niet meer de gelegenheid te bieden om alsnog bezwaargronden aan te voeren. Het horen kon de minister om die reden eveneens in redelijkheid achterwege laten. [naam 1] is daar niet door benadeeld. [naam 1] had de beroepsprocedure ook kunnen benutten om alsnog inhoudelijke gronden aan te voeren, maar heeft dit niet gedaan, ook al is hem inmiddels duidelijk geworden dat de inspectie heeft plaatsgevonden na een melding van stichting Bloembollenkeuringsdienst.
6. De slotsom is dat het beroep van [naam 1] ongegrond is.
7. Er bestaat geen aanleiding proceskosten te vergoeden.
Beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, in aanwezigheid van mr. C.G.M. van Ede, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2023.
w.g. R.C. Stam w.g. C.G.M. van Ede