2.1
De klacht, zoals weergegeven in de uitspraak van de accountantskamer, welke weergave door partijen niet wordt bestreden, houdt in:
a. [naam 1] heeft ten onrechte één gezamenlijke administratie gevoerd voor de drie verschillende VvE’s, waarbij hij jaarlijks één gezamenlijke jaarrekening en één gezamenlijke begroting voor deze zelfstandige rechtspersonen heeft opgesteld;
b. [naam 1] heeft zowel klagers als hun notaris een misleidende voorstelling gegeven van de toestand van het reservefonds van de VvE ondersplitsing II;
c. [naam 1] heeft als penningmeester van de VvE hoofdsplitsing ten onrechte servicekosten geïnd van individuele eigenaren van ondersplitsingen;
d. [naam 1] heeft een onjuiste berekening gemaakt van de servicekosten voor VvE ondersplitsing II en ten onrechte te lage servicekosten berekend voor VvE ondersplitsing I waarvan een grooteigenaar, tevens medebestuurder, lid is;
e. [naam 1] heeft in strijd met wet- en regelgeving individuele eigenaren van de ondersplitsingen stem- en spreekrecht gegeven in de vergadering van de eigenaren van de VvE hoofdsplitsing en hij heeft de toegekende breukdelen ten behoeve van het stemmen onjuist berekend;
f. [naam 1] heeft ten onrechte geweigerd om klagers inzage in de administratie te geven;
g. [naam 1] heeft ten onrechte ingestemd met uitgaven boven het mandaat van het bestuur;
h. [naam 1] heeft ten onrechte verzuimd om binnen zes maanden na afloop van het boekjaar 2020 een jaarrekening op te stellen;
i. [naam 1] heeft in strijd met het bepaalde in artikel 5:126 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geen aparte bankrekening geopend voor het reservefonds;
j. [naam 1] heeft, nadat hij geconstateerd heeft dat hij en de VvE in strijd handelen en hebben gehandeld met wet- en regelgeving, geen toereikende maatregel op de voet van artikel 22 van de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) getroffen.