proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2025
Rechter: mr. B. Bastein
Griffier: mr. A.A. Dijk
Partijen
[naam 1] handelend onder de naam [naam 2], te [woonplaats] (ondernemer), waarvoor ook aanwezig is T.J.A. van den Hoogen
en
de minister van Economische Zaken, vertegenwoordigd door C. Zieleman
Beslissing
Het College:
-
verklaart het beroep gegrond;
-
vernietigt het bestreden besluit van 26 augustus 2024;
-
draagt de minister op binnen vier weken na verzending van dit proces-verbaal een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
-
draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 187,- aan de ondernemer te vergoeden;
-
veroordeelt de minister in de proceskosten van de ondernemer tot een bedrag van € 1.814,-.
Overwegingen
Op 30 januari 2021 heeft de minister een subsidie van € 3.088,95 aan de onderneming verleend op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020. Op 7 juli 2022 heeft de minister deze subsidie ambtshalve vastgesteld op € 0,- en het betaalde voorschot van € 2.471,16 teruggevorderd, omdat de onderneming geen vaststellingsverzoek heeft ingediend en de minister van de Belastingdienst geen omzetgegevens heeft gekregen. De onderneming heeft op 2 juli 2024 bezwaar gemaakt tegen de vaststelling. Dat is bijna twee jaar te laat. De minister heeft het bezwaar daarom niet-ontvankelijk verklaard.
In beroep is gebleken dat de gemachtigde van de onderneming van begin april 2022 tot en met oktober 2022 in het ziekenhuis heeft gelegen in verband met een zware operatie. Daardoor heeft hij het vaststellingsbesluit van 7 juli 2022 gemist. De gemachtigde is de boekhouder van de onderneming en werkt zelfstandig. Hij heeft dus geen collega’s die zijn werkzaamheden konden waarnemen toen hij in het ziekenhuis lag. Pas toen de onderneming bericht kreeg van een deurwaarder heeft men kennisgenomen van het vaststellingsbesluit. De gemachtigde heeft toen zo snel mogelijk alsnog bezwaar gemaakt. Het College oordeelt dat hier sprake is van dusdanig bijzondere omstandigheden dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Het beroep is daarom gegrond en de minister moet het bezwaar tegen het vaststellingsbesluit alsnog inhoudelijk beoordelen.
w.g. B. Bastein w.g. A.A. Dijk
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: