Het oordeel van de rechtbank, als samengevat onder 2, dat het Uwv appellante terecht niet als duurzaam arbeidsongeschikt heeft aangemerkt, wordt onderschreven, evenals de overwegingen die de rechtbank daaraan ten grondslag heeft gelegd. Daaraan wordt toegevoegd dat uit de verklaringen van cardioloog F.C. Visser van 11 februari 2015 en
15 april 2015 volgt dat nog immer behandelmogelijkheden werden beproefd waarvan het resultaat moest worden afgewacht. Verder meldde de cardioloog dat gehoopt werd op verbetering van het inspanningsvermogen van appellante door begeleiding van een ergotherapeut en door het behandelingsvoorstel van de behandelend longarts. Het in hun rapport van 5 januari 2017 door Visser en Van Campen ingenomen standpunt, zoals ter zitting toegelicht door Van Campen, dat bij appellante blijvend mogelijkheden tot arbeidsparticipatie ontbreken, wordt niet gevolgd. In dit rapport is beschreven dat pogingen van appellante om via bewegingstherapie, gedragstherapie en opbouw van activiteiten haar mogelijkheden te vergroten niet succesvol zijn gebleken en dat de situatie van appellante onder al deze pogingen verslechterd is. Het rapport beschrijft – retrospectief – met name de ontwikkelingen tussen 2013 en 2016, waarbij wordt geconcludeerd dat appellante in 2016 ernstiger beperkingen had dan in 2013. Voorts is in het rapport geconcludeerd dat appellante op
6 december 2013 zeer weinig mogelijkheden had om haar activiteiten uit te breiden. Dit is, mede in aanmerking nemend voornoemde verklaringen van Visser over beproefde behandelmogelijkheden in 2015, onvoldoende om aan te nemen dat appellante op 6 december 2013 duurzaam arbeidsongeschikt was. Daarbij is van belang dat blijkens de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II, 2008-2009, 31780, nr. 8, blz. 20) het begrip “duurzaamheid” in artikel 2:4 van de Wet Wajong strikt geïnterpreteerd moet worden, in die zin dat alleen als een jongere geen enkele mogelijkheid heeft op arbeidsparticipatie, nu en in de toekomst niet, deze als duurzaam volledig arbeidsongeschikt kan worden aangemerkt. Uit het rapport van 5 januari 2017 volgt niet dat die situatie op 6 december 2013 bereikt was.