Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:CRVB:2019:3352

Centrale Raad van Beroep
22-10-2019
28-10-2019
18/6562 PW
Socialezekerheidsrecht
Hoger beroep

Niet melden van inkomsten uit gokactiviteiten en bijschrijvingen van ex-echtgenote. Herzien bijstand en terugvorderen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

18 6562 PW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 december 2018, 18/4094 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer (college)

Datum uitspraak: 22 oktober 2019

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J. Berkouwer, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellant ontvangt sinds 1 februari 2011 bijstand, laatstelijk op grond van de Participatiewet (PW) naar de kostendelersnorm.

1.2.

In het kader van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de aan hem verleende bijstand heeft het college bankafschriften bij appellant opgevraagd, hem op 11 augustus 2017 gehoord en gegevens gevorderd bij Unibet. Uit deze gegevens blijkt dat appellant in de periode van oktober 2011 tot en met november 2016 inkomsten heeft gehad uit gokactiviteiten van in totaal € 3.992,23 en dat hij in de periode van maart 2017 tot en met juni 2017 bedragen op zijn rekening heeft ontvangen van zijn ex-echtgenote van in totaal € 1.310,22. De onderzoeksresultaten zijn neergelegd in een rapport van 15 november 2017.

1.3.

De onderzoeksresultaten zijn voor het college aanleiding geweest om bij besluiten van

15 november 2017 en 10 januari 2018, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 1 mei 2018 (bestreden besluit), de bijstand van appellant te herzien over de maanden oktober 2011, oktober 2012, juni 2013, september 2014, november 2014, december 2014, maart 2015,

april 2015, oktober 2016, november 2016, april 2017, mei 2017 en juni 2017, in te trekken over de maanden augustus 2016 en maart 2017, en de over die maanden gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 7.520,85 van appellant terug te vorderen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat de bijschrijvingen van de winsten uit het gokken en de bijschrijvingen van zijn ex-echtgenote worden aangemerkt als inkomen, waarvan appellant ten onrechte geen melding heeft gedaan.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, met verwijzing naar vaste rechtspraak, overwogen dat middelen die periodiek worden ontvangen over het algemeen kunnen worden ingezet voor de voorziening in het levensonderhoud en daarom worden aangemerkt als inkomen als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de PW. Daarbij is voor de gokwinsten niet van belang dat appellant per saldo meer heeft verloren dan gewonnen, omdat hij vrijelijk kon beschikken over de bedragen. Voor het verrekenen van de inzet, die gelijk is te stellen met verwervingskosten, is bij de vaststelling van het inkomen in het kader van de PW geen ruimte. Ook de periodieke betalingen van de ex-echtgenote van appellant zijn terecht aangemerkt als inkomen. Voor de vraag of de ontvangen bedragen als inkomen zijn aan te merken is de wijze van besteding niet van belang. Appellant had de bedragen kunnen aanwenden voor het dagelijkse levensonderhoud.

3. De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is in de aangevallen uitspraak gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom die gemotiveerde weerlegging van die gronden onjuist of onvolledig is. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen waarop dat oordeel rust. Hieruit volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van M. Zwart als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2019.

(getekend) A.M. Overbeeke

(getekend) M. Zwart

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.