Toepassing van dit uitgangspunt leidt tot het oordeel dat het medisch onderzoek in de bezwaarfase niet zorgvuldig is geweest. Er is in de bezwaarfase geen spreekuurcontact geweest met de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
4.3.1.
Impliciete motivering van verzekeringsarts afzien van spreekuurcontact
Anders dan door het Uwv op de zitting van de Raad naar voren is gebracht, bevat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 4 maart 2019 geen dan wel een impliciete motivering voor het afzien van een spreekuurcontact. Voor zover het Uwv heeft bedoeld dat de zinsnede onder 7 van dit rapport ‘De primaire VA-rapportage, de informatie van de behandelaars en het bezwaarschrift bevatten voldoende gegevens om tot een verzekeringsgeneeskundige heroverweging in het kader van deze bezwaarprocedure te komen’ als zodanig moet worden aangemerkt, wordt dat verworpen. Deze zinsnede kan niet worden gekwalificeerd als een motivering voor het afzien van spreekuurcontact. In deze zinsnede wordt namelijk enkel en alleen vermeld dat deze arts geen verdere informatie nodig heeft en wordt niet (ook niet impliciet) vermeld waarom de verzekeringsarts van een spreekuur afziet. Overigens wordt daarbij opgemerkt dat ook al zou dit als de vereiste motivering worden gekwalificeerd, vervolgens ook nog de vraag moet worden beantwoord of daarmee – in het licht van de uitspraak van de Raad van 23 juni 2021 (zie r.o. 4.1) – voldoende is gemotiveerd dat van een spreekuurcontact had mogen worden afgezien omdat dat geen toegevoegde waarde heeft. Aan beantwoording van deze tweede vraag wordt in dit geding niet toegekomen.
4.3.2.
Motivering afzien spreekuurcontact is niet afkomstig van een verzekeringsarts
Aan de door de gemachtigde van het Uwv ter zitting van de Raad gegeven motivering dat gelet op het (dossier)onderzoek van de alle aan de verzekeringsarts ter beschikking staande gegevens volgens deze gemachtigde geen spreekuurbezoek vereist was, kan sowieso geen betekenis toekomen. Immers, op grond van de rechtspraak van de Raad (zie r.o. 4.1) moet deze motivering afkomstig zijn van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv en niet van een juridisch medewerker van het Uwv.
5. Uit 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep slaagt en de aangevallen uitspraak zal worden vernietigd.
6. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal het beroep gegrond worden verklaard en het bestreden besluit worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het Uwv wordt opgedragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen.
7. Met het oog op een voortvarende afdoening van het geschil bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen de door het Uwv te nemen nieuwe beslissing op bezwaar slechts bij de Raad beroep open staat.
8. Omdat het hoger beroep slaagt is er aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en hoger beroep. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt aan de onderhavige zaak een gemiddeld gewicht toegekend en is de waarde per punt € 748,-. Deze kosten worden begroot op € 1.496,- voor verleende rechtsbijstand in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting) en op € 1.496,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting), in totaal € 2.992-. Er bestaat geen aanleiding voor het vergoeden van de kosten van de bezwaarprocedure. Artikel 7:15, tweede lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat de kosten die een belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, uitsluitend worden vergoed voor zover het in bezwaar bestreden besluit wordt herroepen. Hiervan is geen sprake.