1.2.
Appellante, geboren op [geboortedatum] 1983, heeft met een door het Uwv op 12 maart 2019 ontvangen formulier een Wajong-uitkering aangevraagd. Daarbij is vermeld dat appellante bekend is met een verwaarloosde PTSS, straatvrees en ADHD. Bij de aanvraag is informatie gevoegd van GGZ Westelijk Noord-Brabant van 28 februari 2019. Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht, waarna geconcludeerd is dat appellante op de datum van de aanvraag geen arbeidsvermogen heeft, maar dat deze situatie niet duurzaam is. Met een besluit van 18 juni 2019 heeft het Uwv vervolgens geweigerd appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. Bij besluit van 24 januari 2020 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 18 juni 2019 ongegrond verklaard.
Tussenuitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft op 26 april 2022 een tussenuitspraak gedaan. In die uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het bestreden besluit lijdt aan een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek, omdat niet blijkt dat het Uwv heeft onderzocht of het arbeidsvermogen van appellante in de tien jaar na haar achttiende verjaardag onafgebroken heeft ontbroken. De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Reactie Uwv naar aanleiding van de tussenuitspraak
3. Het Uwv heeft op 6 juli 2022 het bestreden besluit aanvullend gemotiveerd. Hieraan is een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 27 juni 2022 ten grondslag gelegd. Het Uwv heeft herhaald dat het ontbreken van arbeidsvermogen op de datum van de aanvraag, 12 maart 2019, niet duurzaam is omdat appellante in 2015 en 2016 in loondienst heeft gewerkt. Verder kan niet worden vastgesteld of appellante vanaf haar achttiende verjaardag gedurende tien jaar onafgebroken geen arbeidsvermogen had. Dit komt voor rekening en risico van appellante omdat sprake is van een laattijdige aanvraag.
Uitspraak van de rechtbank
4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten, omdat het Uwv het gebrek in het bestreden besluit heeft hersteld. Ook heeft de rechtbank het Uwv opgedragen het griffierecht te vergoeden en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante. De rechtbank heeft overwogen dat uit het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 27 juni 2022 volgt dat appellante in de periode van tien jaar na haar achttiende verjaardag in juli 2003 drie SV-dagen heeft gewerkt bij de Stichting [naam] in [plaatsnaam] en in 2005 22 SV-dagen heeft gewerkt bij [naam 2] B.V. Gegevens over de omvang en de aard van de werkzaamheden zijn niet meer voorhanden. De rechtbank heeft overwogen dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, na een onderzoek in de eigen systemen, voldoende heeft gemotiveerd dat het aannemelijk is dat appellante in de periode van tien jaar na haar achttiende verjaardag over arbeidsvermogen beschikte. Het Uwv heeft de aanvraag van appellante om een Wajong-uitkering op goede gronden afgewezen.
Het hoger beroep van appellante
5. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante stelt in de periode van tien jaar na haar achttiende verjaardag niet te hebben gewerkt. Zij is van mening dat daarom sprake is van een duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen.