Datum uitspraak: 17 april 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 14 december 2022, 21/2945 (aangevallen uitspraak)
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
De Raad oordeelt met de rechtbank dat appellante niet is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat zij in staat wordt geacht om op relevante momenten hulp in te roepen en deze hulp kan afwachten, om ernstig nadeel voor zichzelf te voorkomen.
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren in 1958, is bekend met diverse lichamelijke aandoeningen. In verband hiermee heeft zij op 28 november 2020 een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
Bij besluit van 4 maart 2021, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 27 september 2021 (bestreden besluit), heeft het CIZ de aanvraag van appellante afgewezen. Het CIZ heeft zich op het standpunt gesteld dat bij appellante sprake is van de grondslagen somatische aandoening en lichamelijke handicap. Appellante heeft hierdoor behoefte aan zorg, maar niet in die mate dat zij is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Appellante heeft geen zware regieproblemen en wordt in staat geacht om haar zorgsituatie in te schatten, hulp in te schakelen en hulp af te wachten. Hierdoor heeft zij geen toegang tot zorg op grond van de Wlz. Hieraan liggen medische adviezen van het CIZ ten grondslag.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het CIZ op zorgvuldige en toereikende wijze gemotiveerd dat geen 24 uur per dag zorg in de nabijheid noodzakelijk is. Het CIZ heeft zich hierbij mogen baseren op de adviezen van de medisch adviseurs. Het CIZ heeft hieruit kunnen afleiden dat niet is gebleken dat sprake zou zijn van een zodanig reëel risico op het ontstaan van ernstig nadeel dat appellante zou zijn aangewezen op 24-uurs zorg in de nabijheid. De enkele mogelijkheid dat een bepaald (val)gevaar bestaat of dat een bepaald gevaar relatief vaak voorkomt bij mensen met een bepaalde aandoening, is niet genoeg. Het CIZ heeft er op kunnen wijzen dat appellante met gebruikmaking van persoonsalarmering die om haar nek of pols kan worden gedragen en die stemgestuurd is de benodigde hulp kan inroepen om ernstig nadeel voor zichzelf te voorkomen. Het CIZ heeft ook toegelicht dat beheersing van de Nederlandse taal niet noodzakelijk is voor de gebruikmaking van persoonsalarmering. Appellante heeft haar standpunt dat zij wél blijvend is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat zij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen, niet nader onderbouwd met medische stukken. Uit de informatie van de huisarts volgt dat het beter is als appellante naar een verzorgingshuis gaat. Hieruit blijkt niet dat een verhuizing noodzakelijk is. Ook heeft het CIZ er terecht op gewezen dat zich geen calamiteiten hebben voorgedaan. De GGD-arts benoemt in haar brief dat sprake is van een onveilige situatie voor appellante, omdat zij zichzelf niet de nodige medicatie kan toedienen. In dit advies lijkt de GGD-arts ervan uit te gaan dat appellante zelf in staat moet zijn om haar inhalator te gebruiken. De beoordeling door het CIZ ziet er echter op of appellante naast de ingeplande zorg waarbij haar al pufjes worden toegediend in staat is om hulp in te roepen wanneer zij benauwdheid ervaart en deze hulp af te wachten. Appellante heeft geen stukken overgelegd die het oordeel van de medisch adviseurs in twijfel trekken en waaruit blijkt dat zij deze hulp niet kan afwachten. Naar het oordeel van de rechtbank mocht het CIZ de aanvraag van appellante dan ook afwijzen.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens en heeft herhaald dat zij als gevolg van haar aandoeningen en beperkingen blijvend is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht. Appellante heeft aangevoerd dat haar handen en vingers scheef staan en haar longaandoening is verergerd, met als gevolg dat zij niet in staat is om zelf medicatie toe te dienen en geen gebruik kan maken van personenalarmering. Haar thuissituatie is hierdoor onveilig en opname in een verzorgingshuis is aangewezen. Volgens appellante heeft de rechtbank ten onrechte geen deskundige ingeschakeld.
Het oordeel van de Raad
4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Appellante heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel over de beroepsgronden had moeten komen. Appellante heeft zich in grote lijnen beperkt tot het herhalen van de in beroep aangevoerde gronden. De rechtbank heeft deze gronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken. De rechtbank heeft voldoende gemotiveerd dat appellante niet is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht, omdat zij in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en deze hulp kan afwachten, om ernstig nadeel voor zichzelf te voorkomen. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank over de beroepsgronden en onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust.
4.2.
Omdat de daarvoor noodzakelijke twijfel ontbreekt, heeft de rechtbank geen aanleiding hoeven zien om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
Conclusie en gevolgen
4.3.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels
Artikel 3.2.1 Wet langdurige zorg
1. Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
2. In het eerste lid wordt verstaan onder:
a. blijvend: van niet voorbijgaande aard;
b. permanent toezicht: onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen;
c. ernstig nadeel voor de verzekerde: een situatie waarin de verzekerde:
1°. zich maatschappelijk te gronde richt of dreigt te richten;
2°. zichzelf in ernstige mate verwaarloost of dreigt te verwaarlozen;
3°. ernstig lichamelijk letsel oploopt of dreigt op te lopen dan wel zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen;
4°. ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad of dreigt te worden geschaad of dat zijn veiligheid ernstig wordt bedreigd, al dan niet doordat hij onder de invloed van een ander raakt;
d. zelfzorg: de uitvoering van algemene dagelijkse levensverrichtingen waaronder de persoonlijke verzorging en hygiëne en, zo nodig, de verpleegkundige zorg;
e. regieproblemen: beperkingen in het vermogen om een adequaat oordeel te vormen over dagelijks voorkomende situaties op het gebied van sociale redzaamheid, probleemgedrag, psychisch functioneren of geheugen en oriëntatie.