zaaknummer rechtbank Amsterdam : 503485/HA ZA 11-2693
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 juli 2013
inzake
1
[APPELLANTE SUB 1],
2. [APPELLANT SUB 2],
beiden wonend te [woonplaats],
appellanten in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat: mr. J.J.H.S. Thomassen te Maastricht,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPAR INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. A. Knigge te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellanten] en Spar genoemd.
1 Het geding in hoger beroep
[appellanten] zijn bij dagvaarding van 30 januari 2013 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2012, hersteld bij vonnis van 21 november 2012, onder bovengenoemd zaaknummer gewezen tussen [appellanten] als eisers en Spar als gedaagde.
Bij anticipatie-exploot van 7 februari 2013 heeft Spar de rechtsdag vervroegd naar 19 februari 2013.
Bij memorie van grieven hebben [appellanten] drie grieven aangevoerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van [appellanten] zal toewijzen, met veroordeling van Spar in de volledige kosten van het geding in beide instanties alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij incidentele memorie heeft Spar op de voet van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gevorderd dat [appellanten] zekerheid zullen stellen voor de, bij een bekrachtiging van het bestreden vonnis, te verwachten kostenveroordeling ex artikel 1019h Rv, inclusief de daarover te berekenen wettelijke handelsrente, thans begroot op een bedrag van € 45.000,-, althans voor een ander door het hof in redelijkheid te bepalen bedrag.
[appellanten] hebben daarop geantwoord en geconcludeerd dat het hof Spar niet-ontvankelijk zal verklaren in haar incidentele vordering, althans deze zal afwijzen, met veroordeling van Spar in de volledige proceskosten van het incident ex artikel 1019h Rv.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.
2 Beoordeling
In het incident
2.1.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
2.2.
Op grond van artikel 224 lid 1 Rv dient degene die, zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland, bij een Nederlandse rechter een vordering instelt op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan zij in die procedure veroordeeld zou kunnen worden. In artikel 224 lid 2, aanhef en sub b Rv wordt op die regel een uitzondering gemaakt voor het geval een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding op grond van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, een verdrag, een EG-verordening of een wet ten uitvoer zal kunnen worden gelegd ter plaatse waar degene van wie zekerheid gevorderd wordt, zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft.
2.3.
[appellanten] hebben bij dagvaarding in eerste aanleg en in hoger beroep een woonplaats te Luxemburg vermeld. In Verordening (EG) Nr. 44/2001 (EEX-verordening) is onder meer bepaald dat rechterlijke beslissingen, gegeven in een lidstaat van de Europese Unie, direct ten uitvoer gelegd kunnen worden in andere lidstaten. Uit het voorgaande volgt dat ten aanzien van [appellanten], indien het door hem opgegeven adres juist is, geen zekerheidstelling kan worden gevorderd. Dat het door [appellanten] opgegeven woonadres slechts een postadres betreft, althans dat [appellanten] geen vaste woon- of verblijfplaats te Luxemburg hebben, heeft Spar niet voldoende concreet onderbouwd en is (daarom) niet voldoende aannemelijk geworden. Dat brengt mee dat (reeds) ingevolge artikel 224 lid 2, aanhef en onder b Rv voor [appellanten] geen verplichting bestaat tot zekerheidstelling.
2.4.
Uit het vorenstaande volgt dat de incidentele vordering zal worden afgewezen.
2.5.
Spar zal, als de in het ongelijk gestelde partij, bij het eindarrest in de hoofdzaak worden veroordeeld in de (geliquideerde) kosten van dit incident. Het hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de volledige proceskosten, zoals [appellanten] hebben gevorderd, omdat het incident niet de handhaving van rechten van intellectuele eigendom betreft.
2.6.
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor het nemen van een memorie van antwoord door Spar.
2.7.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
3 Beslissing
Het hof:
in het incident
wijst de vordering af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 10 september 2013 voor het nemen van een memorie van antwoord door Spar;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, J.H. Huijzer en J.C. Toorman en is door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2013.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: