De moeder betoogt dat niet is voldaan aan de gronden van artikel 1:265b BW. Zij weerspreekt dat haar thuissituatie niet veilig is. Er zijn inderdaad problemen geweest met een gezin in de buurt, maar dankzij de inzet van de politie is die situatie rustiger geworden. De moeder zou graag naar een woning in een andere buurt verhuizen.
Het gegeven dat [de minderjarige] getraumatiseerd is en dat hij hulp nodig heeft bij zijn problemen zoals zijn woedeaanvallen, kan niet als onderbouwing voor een uithuisplaatsing dienen nu de moeder juist heeft aangedrongen op onder andere de inzet van EMDR-therapie voor hem.
Ook de moeder heeft hulp nodig bij het verwerken van het verleden waarin sprake is geweest van een onterechte melding van haar ouders bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), die heeft geleid tot een plaatsing van [de minderjarige] bij hen (bij wie hij is mishandeld). Zij staat inmiddels (weer) onder behandeling van een psychotherapeut.
[de minderjarige] is niet gebaat bij een uithuisplaatsing en zijn verblijf in een instelling leidt integendeel tot meer problemen, zoals ook zijn school heeft opgemerkt. [de minderjarige] is al meerdere malen weggelopen van de instelling en hij vertoont opstandig gedrag. Zeker ook gezien de voorgeschiedenis van [de minderjarige] , die mogelijk last heeft van een separatiestoornis, had moeten worden gekeken naar alternatieven voor een uithuisplaatsing.
Aangezien de moeder, met behulp van haar netwerk, [de minderjarige] een stabiele basis kan bieden, verzoekt zij om hem terug te plaatsen door middel van het Signs-of-Safety-programma. De moeder staat open voor hulp en zij is goed bereikbaar voor de gezinsmanager.
Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder in aanvulling op haar beroepschrift verklaard dat zij aangifte heeft gedaan tegen het gezin in haar buurt waarmee problemen waren. Er heeft vervolgens een gesprek plaatsgevonden en sindsdien zijn er geen incidenten meer voorgevallen.
Sinds de uithuisplaatsing van [de minderjarige] gaat de moeder eens per twee weken naar de psycholoog die haar enkele jaren geleden ook heeft behandeld. In het verleden is reeds vastgesteld dat zij geen ADHD heeft. Ook heeft zij geen trauma’s; zij voert de gesprekken met de psycholoog om te kunnen omgaan met de uithuisplaatsing van [de minderjarige] . De gezinsmanager is onlangs met de moeder mee geweest naar de psycholoog zodat de GI thans zicht heeft op de therapie van de moeder.
De moeder heeft een urgentieverklaring gekregen ter verkrijging van een woning in [woonplaats] , maar omdat deze urgentie verband hield met [de minderjarige] , geldt deze niet zolang [de minderjarige] uit huis geplaatst is.